VERBESSELT August (1919-2012)
August Verbesselt werd geboren in Klein-Willebroek in 1919. Zijn geboortedorp kende niet erg veel muzikale activiteiten, maar de lokale jazzpianist en harmonie waren voldoende om Verbesselts muzikale belangstelling op te wekken. Verbesselt studeerde dwarsfluit en waagde zich aan enkele composities. Als achttienjarige stapte hij naar het Antwerpse conservatorium, waar hij harmonie studeerde bij Lode Ontrop en contrapunt en fuga bij Karel Candael. Daarnaast behaalde hij het hoger diploma voor fluit bij Louis Stoefs. Verbesselt was overigens de eerste leerling die zo’n hoger diploma voor fluit behaalde (nota bene met een derde deel van zijn eigen fluitconcerto); zijn voorgangers waren allemaal pianisten en violisten.
Na zijn studies kon Verbesselt al snel aan de slag als solo-fluitist in het orkest van de Vlaamse Opera, een positie die hij bijna veertig jaar zou bezetten. Vanaf 1955 werd Verbesselt leraar harmonie aan het Antwerpse conservatorium. In de jaren 1960, na lang ijveren voor de invoer van vakken als analyse en vormleer, werd hij ook van deze leergangen titularis. Verbesselt wordt door zijn vroegere leerlingen (waaronder Janpieter Biesemans, Alain Craens, Wilfried Westerlinck en Luc Van Hove) geprezen als pedagoog en componist. Op 30 juli 2012 overleed Verbesselt in Bonheiden.
Werkbespreking
August Verbesselt schreef een zeer gevarieerd oeuvre. Zijn opleiding als fluitist zette hem aan tot het schrijven van verschillende werken voor zijn eigen instrument. Maar ook de andere leden van de blazersfamilie komen ruimschoots voor in zijn werklijst. Zo schreef hij naast een concerto voor fluit ook concerti voor hobo en klarinet en een concerto voor klarinetkwartet en kamerorkest (net zoals Willem Kersters). Ook een duo klarinetkwartetten(1985) en houtblaaskwintetten (1994) laten zijn liefde voor kamermuziek voor houtblazers duidelijk zien.
Qua compositiestijl kan Verbesselts oeuvre in twee afgebakende periodes verdeeld worden. In een eerste periode (1940-1967) schreef hij vooral op basis van een verwijde tonaliteit, neigend naar een vrije atonaliteit. In een tweede periode (1967-1995) gebruikte hij dodecafonische reeksen als basismateriaal voor zijn composities. Toch wordt vrijwel al zijn muziek gekenmerkt door de wil om verstaanbaar te zijn voor het publiek. Verbesselts muziek wil sferen scheppen, klanken ‘opnieuw’ uitvinden en zo de kloof tussen het publiek en de moderne componist verkleinen.
Een werk dat centraal staat binnen de zogenaamde eerste periode is het Concerto voor fluit, twee slagwerkers en orkest uit 1952. In dit naar Bartók gemodelleerde concerto mengt Verbesselt klassieke technieken zoals de driedelige concertovorm, de sonatevorm en de liedvorm met een atonale en bitonale muziektaal. De twee slagwerkers spelen niet mee in het lyrische tweede deel, maar gaan in de buitenste delen een virtuoze ritmische en melodische dialoog aan met de fluitist. Dit concerto genoot enige bekendheid in het buitenland: het werd uitgegeven door de Franse uitgeverij Billaudot op aanraden van de beroemde Franse fluitist Jean-Pierre Rampal, die het werk in 1966 leerde kennen toen hij in Antwerpen op tournee was. Ook het Concerto voor orkest uit 1959 behoort nog tot Verbesselts eerste periode. Opnieuw is de invloed van Bartóks vormstructuur en vrije behandeling van atonaliteit niet ver zoek.
De weg naar de seriële principes werd voor Verbesselt opengelegd door Mátyás Seiber. In de late jaren 1950 bezocht Verbesselt de Gaudeamusdagen voor componisten in Bilthoven, waar hij samen met Willem Kersters de dodecafonische technieken van Seiber leerde kennen. Tijdens deze componistendagen werd Verbesselts Sinfonietta geanalyseerd, wat deze compositie meteen katapulteerde naar het middelpunt van de publieke belangstelling. Toch duurde het lange tijd vooraleer zijn buitenlandse successen ook tot in ons land doordrongen. Verbesselt componeerde zoals gezegd steeds met het publiek in het achterhoofd en schreef dus dodecafonische werken gebaseerd op quasi ‘tonaal’ klinkende reeksen. Zo zocht hij in zijn twaalftoonsreeksen niet de contrasten op, maar wel de harmonische en melodische herkenbaarheid. Af en toe week hij daarvoor af van de theoretische normen. Zo bestaat Verbesselts ‘lievelingsreeks’ uit dertien tonen (g – bes – d / cis – a – e / f – gis – b / c – dis – fis / f) waarin sommige opeenvolgende noten een duidelijke harmonische tonale affiniteit met elkaar bezitten.
Een aanloop naar Verbesselts tweede periode vinden we in het tweedelige kwintet Hexatone-Synthèse (1964) voor fluit, hobo, klarinet, cello en harp. Hexatone is, zoals de titel reeds suggereert, gebaseerd op een reeks van zes noten met als voornaamste intervallen de reine, verkleinde en vergrote kwart. De reeks wordt eerst in de harppartij voorgesteld, maar wordt al snel melodisch en harmonisch overgenomen door de blazers. Synthese, het tweede deel van het werk, is een poging om tot een samenvatting te komen en herneemt het materiaal van het eerste deel in verkorte vorm.
In 1967 schreef Verbesselt zijn “eerste dodecafonische werk”, namelijk Triptiek voor orkest. In dit werk slaagt Verbesselt erin een mysterieuze sfeer te scheppen door verschillende, vaak onverwachte klankkleuren met elkaar te combineren en klankgroepen tegen elkaar uit te spelen. In 1975 volgde het orkestwerk Universum, net als Hexaton-Synthese een opdracht van de BRT. Hierin vermengde Verbesselt zijn hedendaagse dodecafonische schrijfwijze met de Lisztiaanse vorm van het symfonisch gedicht. Dit werk, dat doorlopend gespeeld moet worden, bestaat uit diverse bewegingen met titels als “Chaos en schepping,” “De aarde,” “Ruimte- of tijdsreis” en “De andere planeet.” Ares en Irene uit 1987 illustreert opnieuw Verbesselts gave voor sfeerschepping. In deze compositie gebruikt hij een koor, dat vocaliseert op losse klinkers en klanken. Bovendien wordt er – in navolging van Bergs beroemde Vioolconcerto – in dit werk een vierstemmig Bachkoraal ingelast. Een dergelijke ingreep was niet nieuw: in 1972 gebruikte Verbesselt reeds oude (barok)muziek als inspiratiebron in Manipulaties rond een thema van Heinrich Schütz voor vier hoorns, vier trompetten, vier trombones, bastuba en slagwerk.
Ondanks zijn drang naar een moderne vormen- en klankentaal en een experimentele oriëntatie vertoont Verbesselt een grote affiniteit met compositorische principes en modellen uit vroeger tijden. Of, in de woorden van Verbesselt zelf: “Bij mij komt het erop aan verschillende grote lijnen te concipiëren die samen, volgens een bepaald procédé, een constant bewegend geheel van lijnen gaan vormen. Enfin, een contrapuntische compositie, waar natuurlijk de samenklank niet uit het oog verloren wordt”.
Werklijst
Concerto’s: Concerto voor fluit, twee slagwerkers en orkest (1952); Concerto voor klarinet en orkest (1983); Concerto voor hobo (1986); Concerto voor piano (1986); Concerto voor altsaxofoon en brass band (1990); Concerto voor hobo, marimba, vibrafoon en strijkers (1995)
Orkest: Sinfonietta voor kamerorkest (1957); Concerto voor orkest (1959); Triptiek voor orkest (1967); Gruppi di Quatro (1968); Universum (1974)
Kamermuziek: Hexatone-Synthèse voor fluit, hobo, klarinet, cello en harp (1964); Cyclus voor basklarinet en piano (1982); Pianokwintet voor hobo, klarinet, fagot, hoorn en piano (1990)
Toneelmuziek en balletten: Aladin en de Wonderlamp (1944); Christus (1946); Koning David (1950); De veroveraar (1964)
Koorwerken: Ares & Irene voor koor en orkest (1987); Moralische Ballade voor solostem, koor, strijkorkest en piano (1990)
Verschillende solowerken voor fluit, voornamelijk studies
Een meer uitgebreide werklijst vindt u hier.
Bibliografie
– S. DE RIJCKE, August Verbesselt. Gecontroleerde passie van een schorpioen, in Artistiek Tijdschrift Ambrozijn, 2005-2006
– F. ROQUET, Art. Verbesselt, August Frans, in lexicon Vlaamse componisten gebroren na 1800, Roeselare, 2007, p. 853-854
– A. VERBESSELT, In de analyseklas van meester Verbesselt, in Muziek en Woord, 15, oktober 1989, p. 8
– D. VON-VOLBORTH-DANYS, art. Verbesselt, August, in New Grove, Dictionary of Music and Musicians, uitg. dr. S. Sadie, 26, 2001, p. 424
– H. WILLAERT, Autochtoon in oktober: August Verbesselt, in Muziek en Woord, 5, oktober 1979, p. 6-7
– Programmaboekje Huldeconcert August Verbesselt, 24 oktober 2005, deSingel
Discografie
– Concerto voor fluit, twee slagwerkers en orkest, HEDENDAASGE BELGISCHE MUZIEK, Cultura 5072-4, 1975
– Concerto voor orkest (Philharmonie van Antwerpen o.l.v. Fréderic Devreese), MUZIEK IN VLAANDEREN: VERBESSELT/MARISCHAL, Cultura 5075-N1, 1977
– Alternativo (cello: Viviane Spanoghe; piano: Andre De Groote), CONTEMPORARY FLEMISH MUSIC FOR CELLO, Naxos 8.557254, 2003
– Cyclus voor basklarinet en piano (basklarinet: Jan Guns; piano: Hans Ryckelynck), WINDOWS ON THE BASS CLARINET, In Flanders’ Fields, vol. 43 Phaedra 92043, 2005
– Concerto voor klarinet en orkest (Walter Boeykens, BRTN Filharmonisch Orkest), CONCERTOS FOR CLARINET, EPR-Classic EPRC002, 2008
– Dubbelconcerto (Brussels Philharmonic, Sofia soloists Symphony Orchestra), FROM BELGIUM WITH LOVE, Aliud Records ACD BH 053-2, 2011
– Iberia voor fluit en gitaar, PER FLAUTO E CHITARRA (gitaar: Geert Claessens; fluit: Steven De Baecke)
– Hexatone-Synthèse (solisten van de Philharmonie van Antwerpen), HEDENDAAGSE BELGISCHE MUZIEK, Alpha DBM-V 174
– Altsaxconcerto (Harmonieorkest van de Belgische Gidsen o.l.v. Norbert Nozy; altsax: Norbert Nozy), René Gailly
Uitgevers
Andel
Billaudot
CeBeDeM (werkzaam van 1951 tot 2015)
Metropolis Music Publishers
Scherzando
Links
Componistenportret August Verbesselt op SVM
In Memoriam August Verbesselt
©MATRIX
Teksten van Veerle Bosmans
Laatste aanpassingen: 2018