CRAENS Alain (1957)

Alain Craens werd op 14 mei 1957 in Kapellen geboren. Zijn voorkeur ging al vroeg uit naar muziek. Reeds in het hoger secundair ging hij naar het Hoger Kunstonderwijs in Antwerpen. Later zette hij zijn studies verder aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van deze stad. Hij studeerde er piano, hobo, Engelse hoorn, kamermuziek, muziekanalyse en vormleer (bij August Verbesselt), evenals harmonie en compositie (bij Willem Kersters). Aan het Koninlijk Conservatorium van Brussel behaalde hij bij Rafaël D’Haene zijn diploma’s fuga en contrapunt. Craens was tot aan zijn pensioen in 2022 zelf actief als docent aan het Antwerpse Conservatorium. Hij gaf er compositie, harmonie, contrapunt en fuga en was er eveneens actief als artistiek directeur. Als musicus was hij 7 jaar lang hobo-solo van het orkest van de Vlaamse Kameropera en hobo-solo van het Vlaams Kamerorkest, waarmee hij zowel in binnen- en buitenland verschillende concerten speelde. Voor dit Vlaams Kamerorkest schreef hij tal van werken. Andere opdrachten kreeg hij van het Festival van Vlaanderen, Het Nationaal orkest van België, de Beethoven Academie, het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen, I SOLISTI, het Spiegel strijkkwartet, het EMJ, enz… In 1985 werd zijn compositie Divertimento voor hobo, klarinet en fagot bekroond met de prijs Albert de Vleeshouwer. De twee pianocomposities Zoals het klokje thuis tikt… en Valkenjacht werden beiden bekroond met de Cantabileprijs voor compositie in 1989 en 1991.

 

Werkbespreking

De muziek van Alain Craens laat zich niet in een hokje duwen: soms is zij tonaal, soms eerder atonaal of vrij tonaal. Vaak vertoont ze kenmerken van het impressionisme, de minimal music of de jazz. Men heeft soms de indruk dat er bepaalde tonaliteiten of tooncentra worden gesuggereerd, wat niet in Craens’ bedoeling ligt: hij werkt met toevallige, consonante ontmoetingen tussen klanken en wil toewerken naar steunpunten. Op deze wijze wil hij een brug slaan tussen zijn eigen individuele expressie en het publiek. Zijn opleiding als hoboïst heeft Craens geïnspireerd tot een groot aantal kamermuzikale werken, waarin zijn hoofdinstrument centraal staat. Zijn eerste belangrijke werk is het Divertimento voor hobo, klarinet en fagot, geschreven in 1985. Vaak transcribeert Craens zijn werken achteraf nog voor een andere bezetting, zoals in dit geval voor klarinet, bassethoorn en basklarinet. De compositie heeft een zeer klassieke opbouw (snel-langzaam-snel) en maakt gebruik van verschillende motiefjes die herhaald en ontwikkeld worden. De twee hoofdmotieven bestaan uit twee toonafstanden (kleine secunde en grote terts) die in verschillende gedaanten voorkomen. Twee belangrijke eigenschappen van de composities van Alain Craens komen hier naar boven. Ten eerste komt zijn gave om mooie, lyrische melodie te vormen in het tweede en langzame deel van dit werk duidelijk naar voren. Ten tweede maken de twee buitenste delen gebruik van de complexe ritmiek, die we ook in andere allegro-delen van Craens zullen terugvinden. Zijn liefde voor contrastwerking zet Craens door in Interlude to the Sea voor hobo, fagot en piano, een compositie, die hij in 1994 schreef in opdracht van het Festival van Vlaanderen. Het werk begint langzaam en melodieus met kabbelende triolenmotiefjes in het klavier, die verwijzen naar de titel van het werk. In deze langzame passage wordt vooral de vrij uitgewerkte dialoog tussen hobo en fagot op de voorgrond geplaatst. Tamelijk snel echter wordt er plaats gemaakt voor ritmische accenten en een snellere beweging, die in de piano gepaard gaat met jazzy ritmes. Op het hoogtepunt van de compositie spelen hobo, fagot en piano homoritmisch samen in korte, herhaalde motiefjes en een geaccentueerd ritme. Na deze climax wordt het laatste, opnieuw langzame gedeelte van het werk aangekondigd door een uitgebreid rallentando.

Zoals reeds gezegd leidde Craens’ carrière als hoboïst tot de creatie van een aantal kamermuzikale werken, waarin dit instrument centraal staat. Hij toont echter ook veel aandacht voor de andere blaasinstrumenten, die hij ook in orkestwerken vaak solistisch behandelt. Een voorbeeld hiervan vinden we duidelijk in de compositie Dream (1995) voor kamerorkest. Het werk begint met een drie minuten durende fluitsolo, waarin het materiaal voor de rest van het stuk uiteengezet wordt. Het werk klinkt impressionistisch, mede door de individuele behandeling van de houtblazers. Enkel in de snelle delen spelen ze samen, al dan niet met de strijkers. Een ander voorbeeld is November Music: concerto voor fluit, harp en orkest (1999). De inspiratiebron voor dit concerto is de geboorte van het jongste dochtertje van de componist. Vanuit haar naam werden symbolisch drie hoofdtonen gekozen (As-C-D) die de bouwstenen van de compositie vormen. Het concerto bestaat uit twee contrasterende delen. In het eerste deel, dat melodisch is opgebouwd, staat de dialoog tussen fluit en harp centraal. In tegenstelling tot de tweede beweging, waarin het ritme de stuwende kracht is, is het eerste deel weinig metrisch.

Ook op werken met een wat grotere bezetting weet Alain zijn stempel te drukken, zoals in zijn Chamber Symphony (2013) voor groot ensemble (strijkkwintet, houtblaaskwintet, trompet, trombone, piano, harp en percussie) en sopraan in drie bewegingen. Het eerste deel ‘Motion of the night’ doet meteen de oren spitsen. De titel suggereert een bepaalde vorm van nachtmuziek, zoals die bijvoorbeeld ook in het oeuvre van Béla Bartók voorkomt. Tegen een verstilde achtergrond van strijkers klinken eenzame, maar vooral kleurrijke thema’s in de blazers en het slagwerk, alsof het nachtelijke geluiden zijn. Verstilde passages, ingeleid door de gongs en woodblocks, worden afgewisseld met passages die dan weer naar een luidere climax toewerken, wat tezamen een golvend resultaat geeft. Tonaal gezien zorgt de tritonus in het thematisch materiaal doorheen deze beweging voor een voortdurende spanning, die nu en dan oplost in een kwart, kwint of octaaf. Dat Alain de belangrijkste motieven en thema’s aan de blazers geeft, terwijl de strijkers eerder het onderliggende ‘klanktapijt’ voor hun rekening nemen, maakt dat dit werk in dezelfde lijn ligt als bijvoorbeeld Dream.

Het tweede deel ‘Waltz’ doet wat opbouw en orkestratie betreft erg aan een jazzwals door een bigband denken. Wat aanvankelijk nog vrij regelmatig klinkt ontaardt al snel in een obsessief dwingende, stuwende passage waarin blazers en strijkers het voorgeschreven metrum ondermijnen door de nadruk telkens op een andere tel te plaatsen, en dit begeleid door een ostinaat in de piano. In dit opzicht kan je moeilijk om een vergelijking met Leonard Bernstein (Prelude, Fugue and Riffs) of Louis Andriessen (De Staat, Workers Union) heen.

De derde en laatste beweging ‘Musical Poem’ is een muzikaal gedicht in de reinste zin van het woord. De sopraan zingt, zowel in zangstem als in spreekstem, over een gelukzalige slaap (“sleep in the motion of the night”, vandaar de titel van het eerste deel), terwijl het ensemble de textuur van het eerste deel herneemt – het merendeel van het thematisch materiaal in de blazers, de strijkers die voor klankschildering zorgen. Net als de vorige delen sterft ook deze beweging in stilte uit, waarmee de cirkel rond is.

Recent wijdde Alain zich aan het genre muziektheater. In opdracht van blazersensemble I SOLISTI, het Vlaams radiokoor en Het Banket werkte hij aan Egmont (2022), een verhaal over de gelijknamige 16de-eeuwse graaf en de opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse overheerser. Ook Ludwig van Beethoven liet zich destijds door dezelfde thematiek inspireren. Egmont combineert werken van de Duitse meester met nieuw gecomponeerde secties die aanvankelijk vaak nog romantisch aandoen, maar al snel naar Alains gekende toonspraak terugkeren.

Werklijst

Orkestwerken: Meditatie voor kamerorkest (1987); Vier astrologische schetsen (1990); Ouverture tot Apocalyps voor kamerorkest (1991); Kindersuite voor strijkers (1992); One evening in spring (1994); Dream voor kamerorkest (1995); November Music (1999); La maison du Fantoche & Un monsieur qui a du souffle (Filmmuziek bij 2 stille films voor symfonisch orkest) (2010)

Kamermuziek: Divertimento (1985); Invocazione (1988); Inkeer (1990); Karma (1991); Experience (1992); Interlude to the sea (1994); Mystery (1995); Mandala (1996); Oase (1999); Mokuso (2002); Introspection voor houtblaasinstrument (fluit, hobo, klarinet, fagot of saxofoon) en piano (2011); Nocturne voor clarinet choir (2012); Chamber Symphony voor sopraan en ensemble (2013); ‘I.(n) M.(emoriam)’ voor strijkkwartet (2014); Metamorphoses I + II voor klarinet, strijkkwartet en piano (2016); Egmont (muziektheater voor twee acteurs, blazers, percussie en koor) (2022)

Piano: Zoals het klokje thuis tikt… (1989); Midnight Express (1989); De geheimzinnige ruïne (1989); Valkenjacht (1989); De kleine harlekijn (1993); Stati Movement (2018)

Solowerken: Contrasts voor klarinet; Impressie voor fluit; Le Muy voor fagot (2001); Es ist vollbracht voor cello (2015)

Een uitgebreide werklijst vindt u hier.

Bibliografie

  • “November Music” van Alain Craens in cd-boekje KVC 2001
  • “Divertimento en Experience” van Alain Craens in cd-boekje Phaedra 92020
  • “Mystery” van Alain Craens in cd-boekje Phaedra 92037
  • “Mandala” van Alain Craens in cd-boekje CC Sint-Niklaas Miniaturen voor Archipel
  • “A Portrait of the Composer Alain Craens” in cd-boekje Phaedra
  • ‘reflections’ 2022#2 I SOLISTI

 

Discografie

  • “Divertimento” voor klarinet, bassethoorn and basklarinet, “Experience” voor basklarinet, klokkenspel, vibrafoon, marimba en strijkkwartet, LOOK, A BASS CLARINET IN MY GARDEN! (Trio Classicum; Moscow Chamber Soloists; basklarinet: Jan Guns, marimba, klokkenspel en vibrafoon: Rita Rommes), Phaedra (In Flanders’ Fields, vol. 20) 92020
  • “Experience” voor basklarinet, klokkenspel, vibrafoon, marimba en strijkkwartet, FLOWERS FOR THE BASS CLARINET (Trio Classicum; Moscow Chamber Soloists; basklarinet: Jan Guns, marimba, klokkenspel en vibrafoon: Rita Rommes), Phaedra
  • “Kindersuite” (Convivium Musicum o.l.v. J. Van Eetvelde), CMP (Made in Flanders IV) 1003
  • “November Music” (G. Van Riet, S. Hallynck en Symfonieorkest Conseravtorium Antwerpen o.l.v. R. Groslot), COMPOSITIEKLAS WILLEM KERSTERS 2000-2001, KVC 2001
  • “Interlude to the Sea”, “Oase”, “Le Muy”, CHAMBER MUSIC FOR WINDS / PIANO (I Solisti del Vento en Jean-Claude Van den Eynde), Arsis Classics AS-00-A-640008
  • “Le Muy” voor fagot solo (fagot: Francis Pollet), MEESTERLIJK: houtblazers, Vrienden Conservatorium Antwerpen vzw
  • “Le Dialogue des Oiseaux” voor piccolo en piano, PSYCHOBIRD (piccolo: Peter Verhoyen en piano: Stefan De Schepper), Airophonic Belgium
  • “Slaaplied” voor kinderkoor en ensemble (tekst: Bart Moeyaert) ZING JE DING, De Haske 1996
  • “Mystery” for wind and string quintet (Emanon ensemble), EMANON, Phaedra 92037
  • “Mandala” voor altviool en cello in cd-boekje (altviool: Kris Matthynssens en cello: Pieter Stas) MINIATUREN VOOR ARCHIPEL, CC Sint-Niklaas
  • “Invocazione” voor hobo en piano (hobo: André Deboeure en piano: Sonja Moortgat), PRO MUSICA, Antwerpen
  • “Ma Mère L’Oye” van Maurice Ravel. Arrangement voor piccolo en piano, piccolo: Peter Verhoyen en piano: Stefan De Schepper, Etcetera KTC1625
  • “Three Summer Pieces” voor blaaskwintet, strijkkwintet, piano en percussie, (Emanon ensemble), TARQUINIA, In Flanders Fields, Phaedra 92062
  • “A Portrait of the Composer Alain Craens”, composities: Interlude to the Sea, Mystery, Experience, Oase en Three Summer Pieces, Phaedra

 

Uitgevers

CeBeDeM (werkzaam van 1951 tot 2015)
Crescendo (Antwerpen)
DMP (Antwerpen)
Lantro Music (Grimbergen)
Billaudot (Paris)
Hoeflich (Munchen)
Donemus (Den Haag)

 

 

©MATRIX
Teksten van Veerle Bosmans & Martijn Vincken
Laatste aanpassingen: 2023