De (niet) politieke dimensie in het werk van Steve Reich

“Where were you the morning of September 11th, 2001?” Het is één van de vragen die Steve Reich voorlegde aan twintig Amerikanen tijdens de voorbereidingen van zijn compositie WTC 9/11 (2010) voor strijkkwartet en tape.  WTC 9/11 is volledig geënt op de gebeurtenissen van 11 september 2001, zowel thematisch als muzikaal. Archiefopnames die NORAD (North American Aerospace Defence Command) en het New York City Fire Department maakten op de dag van de aanslag vormen het basismateriaal voor het eerste deel, 9/11. In het tweede deel, 2010, laat Reich bewoners uit Lower Manhattan, een brandweerofficier en de ambulancier die als eerste ter plekke aankwam, terugblikken op de noodlottige dag. In het derde deel, WTC, rijgen een cellist/zanger en een Joodse cantor de getuigenissen aan elkaar van nog een andere buurtbewoner en twee vrijwilligers die de lichamen van slachtoffers bewaakten. De instrumentale partijen voor drie strijkkwartetten, waarvan er twee vooraf opgenomen zijn, zijn geënt op de ritmes en melodieën die Reich zorgvuldig uit bovenvermelde opnames destilleerde.

webposter

Maar een politiek werk is WTC 9/11 volgens Reich niet, al kan het dat wel worden in de receptie door het publiek. De muzikale kwaliteit van de compositie komt voor hem sowieso op de eerste plaats. Pas als die goed zit, maakt de compositie (al dan niet met politieke inhoud) kans om te resoneren bij het publiek. Hetzelfde geldt voor It’s Gonna Rain (1965), Come out (1966), Different Trains (1988), The Cave (1990-93), Three Tales (2002) en Daniel Variations (2006). Sociaal-politieke inhouden lopen als een rode draad doorheen het oeuvre van Steve Reich. Zijn typerende documentaire stijl zorgt voor een zekere objectiverende afstand: hij koppelt zich als componist los van de gebeurtenissen, ontpopt zich tot reporter en plaatst de directe getuigen en hun verhaal centraal. Maar een kritische blik op het creatieproces toont hoe de componist desondanks een duidelijk standpunt inneemt en moeilijke maatschappelijke thema’s niet uit de weg gaat. Reich maakt zich dan wel geen illusies dat zijn muziek nog maar de minste verandering zou kunnen teweegbrengen, hij bereikt wél een breed publiek.

Reich zette meteen de toon in zijn vroege tapewerken. De Cubacrisis in oktober 1962 liet diepe groeven na bij de Amerikaanse bevolking en de unheimliche gedachte dat de start van een nucleaire oorlog van een druk op de knop afhing, kroop nog tot diep in de jaren 1960 in de kleren. Het prediken van Broeder Walter over de Zondvloed op Union Square in San Francisco – waarvan Steve Reich de opname maakte die hij voor zijn compositie It’s Gonna Rain (1965) gebruikte – krijgt zo een tweede indringende betekenislaag. Het werk Come Out (1966) kwam er nadat de New Yorkse burgerrechtenactivist Truman Nelson hem benaderde met audio-opnames van de Harlem Six. De zes jongens werden bij hun arrestatie gelinkt aan twee incidenten in de New Yorkse wijk Harlem: The Little Fruit Stand Riot in april 1964, waarbij een fruitstand omgegooid werd en de politie gewelddadig tussenkwam om de kinderen die met het fruit aan de haal gingen weg te jagen, en een steekpartij enkele dagen later in de tweedehands kledingwinkel van Margit en Frank Sugar, met de dood van Margit tot gevolg.

Het brutale en zinloze geweld van politie en gevangenisbewakers waarmee de Harlem Six te maken kregen, is weerzinwekkend. Na zeven jaar werd de rechtszaak nietig verklaard en werd slechts één van de zes jongens schuldig bevonden. Reich selecteerde één zin uit meer dan 70 uur footage: “I had to, like, open the bruise up, and let some of the bruise blood come out to show them’. De manier waarop Daniel Hamm de zin uitspreekt, heeft een krachtig melodisch verloop dat zich rond het interval van een kleine terts in do klein concentreert. Door die ene zin in loop zetten en te faseren werd de emotionele lading en het sociaal protest erachter alleen maar sterker: de overgang van duidelijk verstaanbare tekst naar puur muzikale textuur verklankt het gevoel van de onrechtvaardigheid die deze jongens te beurt gevallen is. Vijftig jaar later resoneert het werk nog steeds, onder andere in de Black Lives Matter-beweging.

Wanneer Reich ruim twintig jaar na It’s Gonna Rain en Come Out weer spraakopnames in zijn compositiepraktijk integreert, kiest hij opnieuw voor materiaal met een uitgesproken maatschappelijke dimensie. In Different Trains (1988) hangt hij de Holocaust, één van ‘s werelds grootste historische trauma’s, op aan een herkenbaar autobiografisch element, namelijk de lange treinritten die hij samen met zijn kindermeisje maakte tussen Los Angeles en New York om zijn moeder te bezoeken. Het latere besef dat in dezelfde jaren waarin deze treinritten plaatsvonden in Europa jongens van acht met Joodse roots, zoals hijzelf, op heel andere treinen gezet werden, dreef hem intrinsiek dit werk te schrijven. Heel vaak is er sprake van een persoonlijke betrokkenheid tot de materie die Reich in deze sociaal-politiek getinte composities verwerkt. In de late jaren 1970 reisde Reich naar Jeruzalem en Israël, uit nieuwsigierigheid naar zijn joodse roots en om er de Torah en Hebreeuwse cantillatie (zangaanwijzingen) te bestuderen. Ongetwijfeld heeft hij er de Arabisch-Israëlische spanningen toen aan den lijve ondervonden. Wanneer dan op 8 december 1987 het inrijden van een Israëlisch militair voertuig op Palestijnse wagens in de Gazastrook de Eerste Intifada uitlokte, is dat voor Steve Reich en videokunstenares en echtgenote Beryl Korot een aanleiding om het Arabisch-Israëlisch conflict centraal te plaatsen in de revolutionaire video-opera waarop ze aan het broeden waren, The Cave (1990-93).

In het narratief ontplooit zich het Bijbelse verhaal van Abraham, Sarah en Hagar vanuit drie verschillende perspectieven: de joden in Israël, de moslims in Palestina en de Amerikanen. Hoewel Reich en Korot er erg voorzichtig mee omspringen, gaat The Cave fundamenteel over verzoening en stellen ze de gemeenschappelijke grond van het jodendom, de islam en het christendom voor als een potentiële positieve en verenigende kracht. In een interview uit 1993 laat Reich zich zelfs de woorden ontvallen: “The traditional Jewish view is that Ishmael’s and Isaac’s presence at their father’s burial was a sign of their reconciliation. And if they could do it, perhaps it suggests Arabs and Israelis can, too?” In hun tweede video-opera Three Tales (2002) onderzoeken Reich en Korot kritisch de ethische implicaties van het steeds meer verknochte duo technologie en de mensheid. Ze schetsen de impact aan de hand van drie historische gebeurtenissen: de crash van de zeppelin Hindenburg in 1937, de atoomtesten door de VS in Bikini en het klonen van het schaap Dolly in 1997. Terwijl de eerste twee delen een meer verhalende vorm aannemen, is de documentaire stijl in Act III, Dolly tekenend voor de sfeer van de compositie. Aan het woord zijn wetenschappers, die vooral de technische en verwonderlijke kant van de mogelijkheid tot klonen etaleren, terwijl vanuit een meer religieuze insteek de rabbi Adin Steinsaltz en Franse biofysicus en filosoof Henri Atlan ethische bezorgdheden met betrekking tot menselijkheid en politieke macht uiten. Ook het robotje Kismet krijgt religieuze teksten in de mond gelegd. Opmerkelijk is ook hoe Reich en Korot zelf in dit werk explicieter gebruik maken van audio- en videotechnologie. De stem van de zangers wordt bijvoorbeeld op meerdere wijzen technologisch gemanipuleerd. De interpretatie dat de zangers zo op scène zelf steeds meer zingende machines worden, is dan niet veraf.

Deze webtentoonstelling werd gerealiseerd door MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek] in opdracht van Muziekcentrum De Bijloke Gent in het kader van het seizoensthema 360° Reich

© MATRIX, 2021