VERSTOCKT Serge (1957)

In 1957 wordt Serge Verstockt geboren in Brasschaat. Van in den beginne was hij met de kunstwereld vertrouwd doordat zijn beide ouders beeldende kunstenaars zijn. Zijn vader, Mark Verstockt, geldt in de beeldende kunst als pionier van een hedendaagse vorm van het constructivisme. Al snel voelt ook Serge Verstockt zich aangetrokken tot de kunst. Hierbij kiest hij echter niet voor de beeldende kunsten, zoals zijn ouders, maar voor de muziek. Na een eerste verkenningstocht, waarbij hij vooral als autodidact te werk gaat, krijgt hij zijn eerste muzieklessen op orgel. Op 15-jarige leeftijd gaat hij naar de muziekschool om pianoles te volgen.

Na zijn humaniora gaat Serge Verstockt naar het Conservatorium van Brussel waar hij notenleer en geluidstechniek studeert. In deze periode neemt hij ook lessen beeld en geluidsmontage aan het RITS. Toen hij 18 jaar was, is Serge Verstockt naast orgel en piano ook klarinet gaan spelen. Na zijn studies in het Brussels conservatorium volgt hij hiervoor les aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Antwerpen bij Walter Boeykens. Hij behaalde hier zijn eerste prijs voor notenleer en klarinet. Aan de Studio voor Experimentele Muziek (SEM) van Joris de Laet kwam hij in contact met de elektronische klankmanipulatie.

Van 1983 tot 1985 studeerde hij aan het “Instituut voor Sonologie” te Utrecht bij Gottfried Michael Koenig. Koenig is een pionier op het vlak van de computerondersteunde compositie. Hij wijdt Serge Verstockt in in de formele compositiepraktijk en toont hem de mogelijkheden van de informatica. Deze elementen zullen voor heel zijn oeuvre van belang zijn. Verstockt wordt een sterke verdediger van de computerondersteunde compositie. In 1985 organiseerde hij onder meer de “Elektronische Muziekdagen Antwerpen”. Verstockt was als docent verbonden aan het conservatorium van Arnhem.

Ook op uitvoerend vlak is Verstockt actief. Hij heeft concerten gegeven van hedendaagse muziek, zowel instrumentaal als elektronisch, o.a. met het SEM-ensemble. In België bestond op dat moment een groot tekort aan professionele ensembles die de hedendaagse muziek wilden uitvoeren. Om hieraan tegemoet te komen richtte hij in 1988 het ensemble Champ d’Action op. In 1997 trok hij zich echter officieel terug als artistiek directeur. Er was nog wel een intense samenwerking op artistiek vlak. Sinds 2003 neemt Verstockt opnieuw de artistieke leiding van Champ d’Action op zich.

Hij kreeg compositieopdrachten van o.a. Stad Antwerpen, IPEM, deSingel, Antwerpen 93, November Music, Festival van Vlaanderen, Ars Musica en Wien Modern. Van 1997 tot 1999 was Verstockt “junior fellow” van de KBC-leerstoel Nieuwe Muziek (musicologie, K.U. Leuven).

 

Werkbespreking

Serge Verstockt is een duidelijke exponent van het modernisme. Hij gelooft zeer sterk in de nieuwe technologieën, die naar zijn zeggen zullen leiden tot nieuwe expressiemogelijkheden. Stelselmatig verkent hij de mogelijkheden van de informatica en werkt daarbij onder andere met “computer graphics” en video’s. Zijn composities hebben betrekking op verschillende kunsttakken. Hij wil dan ook helemaal niet in het enge “muziekvakje” gestoken worden. Zijn werken moeten eerder begrepen als “kunst” in het algemeen.

Zijn eerste werken zijn tapecomposities. Deze tapes zijn tot stand gebracht met computers. Dit procédé verschilt sterk van het knip-en plakwerk zoals het bij componisten uit vroegere generaties het geval was. Verstockt definieert het materiaal op voorhand door middel van een daarvoor uitgerust computerprogramma. Nadien gebeurt de uitwerking volkomen automatisch door de computer. In 1985 werd Correlation, dit is één van zijn computergegenereerde tapecomposities, geselecteerd voor de “International Computermusic Conference” in Den Haag.

De elektronische muziek bevat veel mogelijkheden zoals onder andere het (ver)vormen van klank. In deze periode werkt hij vooral met klankkleur, met de klank an sich. Toch vond Verstockt dit niet helemaal bevredigend. Door klankmanipulatie had je immers nog geen vormstructuur. Verstockt zou dan ook op zoek gaan naar een alternatief systeem dat een formele basis kan verschaffen voor zijn computerondersteunde composities. Om hieraan tegemoet te komen gaat Verstockt zelf computerprogramma’s schrijven. Eén van die programma’s is Trans. Dit programma moest als hulpmiddel fungeren bij het componeren, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van bepaalde structuren. Terwijl hij hiermee bezig was realiseerde hij zich dat deze structuren ook konden toegepast worden op een klassiek instrumentaal ensemble. Rond 1987-88 gaat hij dus op een vrij “conventionele” manier met klassieke instrumenten werken, zonder de elektronische muziek echter volledig de rug toe te keren. In Champ II en DMAP sluit Verstockt aan bij de stochastiek zoals die voorkwam bij Xenakis.

Rond 1990 zocht hij inspiratie in de digitale telefonie, namelijk de LPC (Linear Predictor Code). Hier wordt de klank uiteengehaald in verschillende parameters. Door de loskoppeling van de frequentie van de andere parameters wordt er in de elektronische muziek ruimte geschapen voor articulatie (bv. …Que de…, 1991). Met Dec (1992) ontstaat er een nieuw element in zijn compositorisch denken. Hiervoor maakt hij gebruik van een abstract gedicht van Samuel Beckett (Comment dire). Dit werk kwam tot stand door het tegenover elkaar plaatsen van twee soorten analyses: enerzijds de dieptestructuur van de geschreven taal en anderzijds de analyse van de gesproken taal. Verstockt maakt hiervoor opnieuw gebruik van LPC. De twee soorten analyses worden in Dec door elkaar gebruikt. In Noumena I (1994) heeft hij getracht de fonetische analyses van de gesproken tekst over te brengen op een stuk voor cello en piano. Beide instrumenten heeft hij als één instrument, als één articulatie willen laten gelden. Onder de klankkast van de piano wordt een luidspreker geplaatst zodat de klank van de cello rechtstreeks geprojecteerd wordt in de piano. De klank versmelt zo in de boventoonresonanties van de piano. Vanaf Apeiron (1993) werkt Verstockt steeds meer voor specifieke instrumenten (vertolkers). Dit was in zijn vroegere computerproducties helemaal niet zijn hoofdbekommernis. Hij vindt het belangrijk aandacht te besteden aan alle schakels in de communicatieketen (componist-uitvoerder-publiek). Ook met een werk als Feuillage du coeur (1995) probeert hij het contact met het publiek en de vertolkers te versterken. Bij de compositie is speciaal gedacht aan de coloratuur sopraan Rolande Van der Paal.

Apeiron is gecomponeerd aan de hand van zijn zelf ontworpen computerprogramma Trans. De basisstructuur van de compositie is een slingerbeweging van stilstand naar heftige beweging en terug, heen en weer tussen orde en chaos. De beweging is eenparig, alle parameters evolueren in dezelfde richting. De differentiatie ligt in de detaillistische uitwerking van de parameters. Naast de klassieke parameters wordt hier nog een zogenaamde “derde dimensie” toegevoegd, de diepte in de tijd waarbij Verstockt bepaalde parameters naar de voorgrond schuift om ze vervolgens weer te laten verdwijnen ten voordele van andere benadrukte elementen. Bij Ko-Zimmer (1997) gebruikt Verstockt het softwareprogramma Max. Hiermee kunnen de verschillende parameters op flexibele wijze verbonden worden. De structuur wordt gegenereerd door een matrix.

Vervolgens is Serge Verstockt zich een weg gaan banen in de multimedia. Dit is helemaal niet zo verwonderlijk wetende dat hij eigenlijk oorspronkelijk uit het milieu van de beeldende kunst komt. Hij maakt hierbij onder andere gebruik van videomontages. De interactie met de muzikanten neemt hierbij een belangrijke plaats in. Ook het ruimtelijk aspect is heel belangrijk. In 1998 participeren Serge Verstockt en de architect Werner Van dermeersch aan Kammerspiel, een installatieproject met verschillende kunstenaars. Voor dit project werd er een virtuele ruimte gecreëerd. De bedoeling was dat beelden in een directe dynamische relatie zouden staan met muziek. Computers zijn hier een handig hulpmiddel voor. Met Screens (1998) combineerde Verstockt elektronische instrumenten, live electronics en computergecontroleerde beelden. Het is een soort work in progress dat hij in 1998 startte. Langzamerhand groeide Screens uit tot een grootschalig multimediaproject. De geluiden van de improviserende muzikanten werden gemanipuleerd door middel van computers en ruimtelijk geprojecteerd in de zaal. Tegelijkertijd projecteerde men beelden op grote schermen om virtuele kamers te creëren. De samenwerking met de architect Werner Van demeersch in Kammerspiel was een succes, zodat meteen plannen werden gemaakt voor een volgend project. Dit werd de compositie “De tijd loopt, de tijd staat stil” die geschreven werd voor de KBC-leerstoel Nieuwe Muziek en in 2000 gecreëerd werd op het TRANSIT-festival in Leuven. De rol van de computer in het creatiegebeuren wordt nu nog nadrukkelijker. Het fenomeen taal wordt gepresenteerd in verschillende verschijningsvormen. Taal kan immers gezien worden als communicatiemiddel, maar ook als beeldend (grafisch), gestueel en sonoor gegeven. In dit werk worden muziek, beeld, ruimte, beweging en taal in één totaalbeeld ontworpen met behulp van de computer. Concreet bestaat het werk uit een combinatie van beelden en live musici. Hierbij wordt ook het beeldmateriaal (een soort tape) ingespeeld door de uitvoerders. Zo wordt er een maximale communicatie nagestreefd tussen de elementen onderling. Bij de uitvoerders kan op die manier een flexibiliteit verkregen worden waarbij ze niet achter een tape moeten aanhollen.

Serge Verstockt schreef Noumena II in 2004 als opdrachtwerk voor Transit, voor de Britse pianist Ian Pace. Hoewel voor het werk maar één speler vereist is, wordt er gebruik gemaakt van drie verschillende types piano, de klassieke akoestische piano, Fender Rhodes-piano en synthesizer, en live-elektronica. In dit werk worden de specifieke klankeigenschappen van deze verschillende piano’s geëxploreerd. De notatiewijze van de partituur is eveneens ongewoon. De volledige compositie is genoteerd op vier notenbalken. Een initiaalletter voor de notenbalk geeft aan voor welk instrument deze bedoeld is. Op die manier is het mogelijk om snelle afwisselingen tussen de instrumenten vlot leesbaar weer te geven. Een opmerkelijk element in deze compositie is de grote ritmische complexiteit en diversiteit. De maatsoort wijzigt vaak – vooral in het begin van het werk – en snelle ritmische figuren worden regelmatig versnipperd tussen de verschillende instrumenten. Verder in het werk, vooral vanaf m. 161, neemt de metrische stabiliteit toe. Passages met complexe ritmes wisselen nu af met ritmisch homogene passages (bvb. triolen van m. 495 tot m. 534).

Het jaar 2007 was voor Verstockt bijzonder succesvol. Hij werd door Jan Fabre gevraagd om de muziek te voorzien bij diens voorstelling ‘Requiem für eine Metamorphose,’ die werd gecreëerd voor de Felsenreitschule van de Salzburger Festspiele en later nog gespeeld werd in oa. Litouwen en Duitsland. Na dit internationale succes werd in hetzelfde jaar ook zijn compositie DRIE voor het eerst uitgevoerd op het Music@venture-festival door ChampdAction en Slagwerkgroep Den Haag. Met deze compositie wilde Verstockt naar eigen zeggen reageren tegen het strikte, ‘verstarde’ idioom van de hedendaagse muziek, waardoor hij zich als componist gecensureerd voelde. Vooral in het derde en laatste deel wordt duidelijk wat Verstockt daarmee bedoelt: de ritmische patronen die elkaar opvolgen en opeengestapeld worden hebben een duidelijke vaste puls en doen soms zelfs denken aan de drum-‘n-bass, waardoor het werk een sterke fysieke muziekbeleving lijkt uit te lokken. Ook in de rest van het werk, dat qua klankbeeld gaat van subtiele geluiden in surround sound tot heuse geluidsmuren, maakt van deze compositie een bijzonder intensieve klankervaring die afstand neemt van de ‘academische’ hedendaagse muziek die Verstockt wilde vermijden.

Voor het TRANSIT-festival in 2012 componeerde Verstockt zijn werk ‘Fingerfertigkeit. L’égalite des doigts.’ Het werk vertrekt vanuit de observatie van de conventie dat een componist een eigen stijl ontwikkelt, en dat de uitvoerder zich deze dient eigen te maken, ook wanneer dit soms ontzettend veel oefening van de muzikant vereist. Met ‘Fingerfertigkeit’ wilde Verstockt anders te werk gaan: hij vroeg de muzikanten van ChampdAction hem enkele studies of vingeroefeningen te geven die ze zelf nog regelmatig doorspeelden om in vorm te blijven, waaruit hij vervolgens enkele fragmenten selecteerde die als basismateriaal voor de compositie zouden dienen. Tijdens de uitvoering van het werk zijn de instrumentalisten in twee groepen verdeeld, waartussen het publiek zich bevindt. Deze opstelling is bovendien symmetrisch, doordat iedere instrumentalist een tegenhanger heeft aan de overkant. Deze ruimtelijke dimensie is sterk hoorbaar aan het begin van de compositie, waarin korte muzikale cellen zich doorheen de ruimte van de ene muzikant naar de andere bewegen. Zoals wel vaker in de muziek van Verstockt, evolueert deze fragmentarische textuur geleidelijk aan naar een steeds densere en luidere klankmassa. Live voorgelezen of afgespeelde teksten over virtousiteit geven het werk bovendien een enigszins ironische ondertoon. Virtuositeit blijft dus wel het thema, maar Verstockt voegt hieraan extra dimensies toe die het werk tot een zeer boeiende ervaring maken.

Geïnspireerd door zijn samenwerking met Jan Fabre ging Verstockt steeds meer elementen uit andere (vooral beeldende) kunstvormen in zijn werk integreren. Dit leidde in 2013 tot zijn eerste operaproject ‘Hold Your Horses – Grand Opéra de Trash in 27 actes.’ Deze titel alleen is al veelzeggend: de ambitieuze historische referentie aan het spektakelgenre van de grand opéra wordt onmiddellijk genuanceerd door de toevoeging ‘de Trash,’ en de aangekondigde 27 aktes maken bovendien meteen duidelijk dat deze opera zich niet in het keurslijf van 4 of 5 aktes, dat kenmerkend was voor dat genre, laat passen. Eerder wil Verstockt met Hold Your Horses alle mogelijke grenzen van het genre volledig opentrekken. Zo vervagen de temporele grenzen doordat de opera in feite al in het jaar voor de première begon met performances in een fietserstunnel onder de Schelde, en vervaagt de grens tussen binnen en buiten doordat in de gangen en de zaal beelden worden getoond van de twee boerenpaarden die vanaf tien dagen voor de première graasden in de binnentuin van deSingel. Ook het onderscheid tussen uitvoerders en publiek valt weg wanneer expliciet aan het publiek gevraagd wordt de telefoon aan te zetten, zodat hun ringtones ook tijdens de voorstelling kunnen blijven klinken, en wanneer de toeschouwers op het podium gevraagd worden om de muzikanten in de zaal plaats te laten nemen. Ook in het onderwerp van de opera komt deze vervaging echter terug: de vervlechting van virtualiteit en de reële wereld wordt gethematiseerd en roept de vraag op in welke mate een opera vandaag de dag nog maatschappelijk relevant kan zijn. Als historisch referentiepunt wordt gekozen voor Daniel Aubers grand opéra De Stomme van Portici, die stamt uit een tijdperk waarin opera een soort ‘virtualiteit avant la lettre’ was en opstanden ontketende die leidden tot de Belgische Revolutie; het hedendaagse vertrekpunt zijn de 198 Methods of Non-Violent Action van Gene Sharp (waarop het libretto gebaseerd is) en verwijzingen naar de Arabische Lente, die zich immers virtueel (via videobeelden) verspreidde. Daarnaast reflecteert de opera kritisch over de maatschappelijke rol van hedendaagse muziek door de componisten Anton Webern, als symboolfiguur voor het streven naar de utopie van muzikale zuiverheid, en John Cage, die net afstand nam van die utopie, tegen elkaar uit te spelen. Deze veelheid aan invalshoeken geeft aanleiding tot een zeer breed repertorium aan muzikale elementen, gaande van ‘grunting’ uit de heavy metal tot een virtuele avatar-zangeres, van improvisatie tot citaten uit De Stomme van Portici en Die Walküre, en van een Tibetaanse hoorn tot Harmonie De Scheldezonen. De combinatie van muzikale stijlen, artistieke en communicatieve media stelt continu de vraag wat een opera kan zijn en kan betekenen in de wereld van vandaag, en dwingt de luisteraar tot reflectie over de ideeën van realiteit en virtualiteit. En dat alles uiteraard zonder al te veel gehoorzaamheid te tonen aan de conventies van het genre.

Met HRZSCHMRZ creëerde Verstockt in 2015 een tweede ‘Grand Opéra de Trash’. Opnieuw staat de relatie tussen realiteit en virtualiteit centraal, maar deze wordt dit keer vanuit een specifieke invalshoek bekeken; namelijk liefde in de digitale wereld. De aanleiding voor die keuze was het fenomeen Hikikomori, dat verwijst naar een groep Japanse jongeren die zich terugtrekken uit de samenleving en hun lichamelijke bestaan verwaarlozen om hun leven volledig virtueel door te brengen. Ook hun liefdesbeleving speelt zich volledig online af en is gericht op virtuele mangafiguren. In de opera wordt dit hedendaags verschijnsel in verband gebracht met de middeleeuwse mystieke liefde, die immers ook losstond van de lichamelijke wereld en zich op het ‘virtuele’ richtte. Deze spanning tussen realiteit en virtualiteit, tussen aan- en afwezigheid van de liefde in de reële wereld, wordt weergegeven door de tegenstelling tussen echte en verbeelde klanken, avatar-zangers en menselijke stemmen. Door de uniciteit van een figuur als Guido Belcanto in contrast te stellen met de inwisselbaarheid van virtuele personages, spreekt Verstockt zijn waardering uit voor muzikanten van vlees en bloed, die uniek en onvervangbaar zijn. Net als Hold Your Horses incorporeert HRZSCHMRZ elementen uit verschillende muziekstijlen en -genres, die de thematiek van de liefde in verschillende contexten presenteren, al is het contrast tussen virtueel en reëel daarbij zo goed als constant aanwezig. Een voorbeeld is de uitvoering van het lied Au feu d’amour van Pierre de la Rue: de twee zangers zijn live aanwezig en hun stemmen zijn dus in die zin echt, maar deze worden wel door autotune gecorrigeerd en bezitten dus tegelijk iets virtueels. Daarnaast bevat de opera referenties aan troubadoursliederen, boventoonzang, en liederen die zo uit de popmuziek zouden kunnen komen, naast meer experimentele en elektronische klanken. Als rode draad tussen al deze muzikale elementen door wordt het middeleeuwse verhaal ‘Herzmaere’ van minnezanger Konrad von Würzburg voorgedragen, dat de mogelijkheid suggereert om tastbaarheid en transcendentie in de ware liefde te verenigen.

De twee composities met de titel À la recherche de temps uit 2016 zijn voorbeelden van multimediacomposities voor een instrumentale solist; respectievelijk klarinet (I) en altviool (II). Via videobeelden op de vier schermen die achter de solist staan opgesteld, gaat de instrumentalist met zichzelf in dialoog. Ook zijn er rondom de solist vier verschillende microfoons geplaatst, waardoor ook de ruimtelijke dimensie van de klanken kan worden gemanipuleerd. À la recherche de temps I toont de verschillende klankmogelijkheden die ontstaan door de dialoog van de soloklarinettist met vooraf opgenomen materiaal. Nu eens vormen solist en video’s tezamen rijke akkoorden, dan weer verhouden ze zich contrapuntisch. Daarnaast valt vooral het bijzondere klankbeeld op dat resulteert uit de versterking van de solist door de opgenomen partijen: voorbeelden zijn de vaak voorkomende opeenstapelingen van trillers, en de ruwe klank door de gelijktijdige multiphonics in alle partijen. In À la recherche de temps II krijgt ook opgenomen materiaal dat niet van het instrument afkomstig is een plaats: aan het begin en tijdens twee onderbrekingen worden de ‘Human Rights’ eerst gefluisterd, nadien gesproken. Dit correspondeert met de eerder stille klanken zonder onderscheidbare toonhoogtes die de solist in het eerste deel produceert door met een staafje over de snaren te wrijven. Geleidelijk aan vindt de altviool echter haar toon, en door de steevaste harde aanslagen met de strijkstok, die bovendien door de videopartijen wordt gedubbeld, evolueert de klank tot een soort ‘punkconcert.’

Een ander grootschalig project is Canticum Canticorum, een live-installatie die Verstockt en ChampdAction presenteerden in samenwerking met Collegium Vocale Gent en Muziektheater Transparant. Het werk is gebaseerd op het Bijbelse boek Hooglied (ook ‘Lied der liederen’ genoemd), dat als liefdespoëzie met enkele erotische passages een enigszins vreemde plaats inneemt in de Bijbel. Verstockt interpreteert dit verhaal over een heldhaftige uitheemse vrouw als een vorm van verzet, een soort protestsong binnen een historische context van misogynie en xenofobie, dat het perspectief van de buitenstaander belicht. Voor de creatie van het werk was de majestueuze Sint-Michielskerk in Gent het decor voor een grootse multimediale installatie, waarbij enorme videoprojecties, hedendaagse klanken en de oude polyfonie gecombineerd werden. Passages uit het Hooglied werden door een actrice voorgedragen en kracht bijgezet door energieke, vaak elektronische klanken, die het protestkarakter van het werk mee ondersteunen. Met name in Verstockts grootschalige, multimediale composities lijken protest, ongehoorzaamheid en lak aan conventies een vast element in zijn werk te zijn geworden.

 

Werklijst

Tapecomposities: Interfactions (1984); Correlations (1985); …Que de…(1991)

Instrumentaal: Proko I voor piano, klarinet en trombone (1985); Champ II (1988); DMAP (1991); DEC (1992); A Cage voor slagwerk en basklarinet (1993); Apeiron (1993); Noumena I voor cello en piano (1994); Feuillage du coeur voor sopraan; 2 klarinetten en ensemble (1995); In de schaduw van de klokken, voor de klokken van Brugge (2002); LOW n° 1 (2003); Heavy metal voor beiaard (2004)

Installaties: 60M (1990); Stay low (2004); Love Song (sinds 2014)

Multimedia: Screens (1998, 2000 en 2002); Voix instrumentalisée (2009); À la Recherche de Temps I voor klarinet en video (2016); À la Recherche de Temps II (Doloroso) voor altviool en video (2016); Canticum Canticorum (2018)

Opera: Hold your horses – Grand opera de trash in 27 bedrijven (2013); HRZSCHMRZ (2015)

Instrumentaal met live-electronics: Ko-Zimmer (1997); Kammerspiel (1998); Le pouvoir du temps (1998); De tijd loopt, de tijd staat stil. (2000); Carré en carré voor 4 blokfluiten en live-elektronica (2000); Towards the inside of a tiny cowbell (2001); A bang (2002); Noumena II voor piano, Fender Rhodes-piano en synthesizer (2004)
; A la recherche de Temps voor fluit en klarinetbezetting (2005); Voder (2006); Drie (2007); Twisted pair voor ensemble (2008); Fingerfertigkeit (2012)

 

Bibliografie

– M. BEIRENS, Het Vlaamse herfstoffensief. Nieuwe muziek van Van Hove, Oelbrandt, Vermote, Verstockt, Chong, Van Herck, Brackx en Hus, in Contra., jg. 3, nr. 3, 2004, p. 49-51
– M. BEIRENS, Opera als ongehoorzaamheid: Serge Verstockt over Hold Your Horses, in Staalkaart, nr. 20, mei-juli 2013, p. 48-50.
– L. BERTELS, Aandacht voor actuele symfonische muziek, in De Morgen, 12 december 2003.
– M. DELAERE, Muziek als beschrijfbaar proces: Serge Verstockt, in Nieuwe Muziek inVlaanderen, uitg. dr. M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, Brugge,1988, p.171-180
– N. PUTTEMANS, Referaat Nieuwe Muziek in Vlaanderen, K.U.Leuven, 1998
– Interview: Serge Verstockt over “Heavy metal” –de stad als concertzaal, in De Standaard, 7 mei 2004.

 

Discografie

– Apeiron (Champ d’Action), MDC 7869
– DEC (delen A, H en G), NIEUWE MUZIEK IN VLAANDEREN, R3 98007
– Screens (Champ d’Action), CDA 001
– Feuillage du coeur, Noumena 1 and LOW -Archive Series 03 N° 03 -SERGE VERSTOCKT
– Le Pouvoir du Temps, De tijd loopt, de tijd staat stil, Towards the inside of a tiny cowbell -Archive Series n° 4: SERGE VERSTOCKT

 

© MATRIX
Teksten van Niels Puttemans, Stijn De Beenhouwer, Rebecca Diependaele en Robbe Beheydt
Laatste aanpassingen: 2021