VERHAEGEN Marc (1943)

Marc Verhaegen werd geboren te Antwerpen in 1943. Hij studeerde aan de Koninklijke Conservatoria van Brussel en Antwerpen en behaalde tal van eerste prijzen. Bij Eduardo del Pueyo en Frédéric Gevers haalde Verhaegen een eerste prijs piano. Eerste prijzen harmonie bij André Souris en Emmanuel Geeurickx, kamermuziek bij Jef Maes en contrapunt bij Nini Bulterijs volgden. De diploma’s fuga en compositie behaalde Marc Verhaegen tenslotte in de succesvolle compositieklas van Willem Kersters. In 1974 kwam er een belangrijke wending in de carrière van Verhaegen. Hij startte met de doceeropdracht van de theoretische cursussen aan het conservatorium van Maastricht en dit tot 1977. Hetzelfde jaar begon hij ook als leraar harmonie aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. In 1977 werd Marc Verhaegen directeur van de gemeentelijke muziekschool van Herenthout. Deze functie nam hij waar tot 1990, toen hij directeur werd aan de Academie August De Boeck voor muziek, woord en dans te Asse.

De composities van Marc Verhaegen werden meermaals bekroond. In 1979 ontving hij de prijs Albert De Vleeshouwer voor het werk Duo voor hobo en contrabas. Vier jaar later viel hem de prijs Jef Van Hoof te beurt voor zijn Toccaresque voor vierhandig piano. In 1985 kreeg Verhaegen de Peter Benoit-prijs voor de compositie Trio voor viool, piano en cello. In 1993 tenslotte ontving hij voor het werk Capriccio voor klarinet en piano de prijs van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone kunsten van België. Marc Verhaegen kreeg heel wat compositieopdrachten van onder andere de Beethoven Academie, BRTN Radio 3, K.U.Leuven, en vele andere verenigingen. Ook is hij sinds 1989 jurylid bij het Europees Muziekfestival voor de Jeugd in Neerpelt.

 

Werkbespreking

Marc Verhaegen werd, net zoals vele andere gekende hedendaagse componisten (Wim HenderickxLuc Van HoveJan De Maeyer), gevormd in de compositieklas van Willem Kersters. Toch vertoont het oeuvre van Verhaegen weinig invloed van zijn leraar. Marc Verhaegen werd vooral beïnvloed door een aantal Russische componisten zoals Stravinsky, Prokofiev en Rachmaninov van wie hij de ritmische stuwkracht, de ironie en de lyriek overnam. Verder laat zijn werk ook een grote liefde voor Ravel vermoeden. Kenschetsend hiervoor is de compositie Air Tzigane voor viool en piano uit 1993. Het “gipsy”-karakter verwijst net zoals de titel naar Ravels werk voor viool en orkest uit 1924 (oorspronkelijk voor viool en piano). Verhaegen heeft niet de intentie baanbrekend of experimenteel te zijn. Hij grijpt vaak terug naar de traditie, bijvoorbeeld door het gebruik van traditionele vormen zoals de sonatevorm en de suite. Zijn muzikale taal kan als post-tonaal omschreven worden. Belangrijk is zijn grote aandacht voor lyrische melodiek.

Marc Verhaegen wisselt verschillende toonspraken met elkaar af. Hij schreef zowel meer romantische als meer modernistische composities waarbij zijn aandacht voor de instrumentatie een belangrijk algemeen kenmerk is. Marc Verhaegen orkestreert meestal impressionistisch en dit uiteraard onder invloed van Ravel. De composities van Marc Verhaegen vertonen een sterke zin voor symmetrie en structuur. Er vindt telkens een motivisch-thematische ontwikkeling plaats waarbij de verschillende muzikale segmenten duidelijk worden. Verhaegen maakt veel gebruik van het principe van de retoriek en dit door middel van contrapuntische technieken. Bij het bekijken van de volledige werklijst van Marc Verhaegen valt tenslotte een voorliefde voor de vocale genres op, wat ongetwijfeld wijst op een grote literaire belangstelling.

In één van zijn eerste werken combineert Marc Verhaegen de twee instrumenten die hij zelf bespeelt. In Interludes voor cello en piano uit 1974 is Verhaegen erg vindingrijk in de combinatie van beide instrumenten. In Duo voor hobo en contrabas, het bekroonde werk uit 1978, is het komische element, ingegeven door de opmerkelijke bezetting, kenmerkend. De traditioneel tegengestelde kwaliteiten van beide instrumenten worden afgewisseld met het “oneigenlijk” gebruik van de hobo en de contrabas. Zo zien we in het begin de inzet van de contrabas met pizzicato-noten, gevolgd door een lyrische melodie van de hobo. In dit eerste deeltje beperkt de contrabas zich dan ook tot een begeleidende rol. Enkele maten verder worden de rollen omgekeerd en begint de hobo met staccato-noten, gevolgd door een melodieuze contrabas. Verder worden de beide instrumenten nog solistisch voorgesteld in twee cadenzen. Een eerste belangrijk werk voor grote bezetting volgt in 1979, wanneer Verhaegen zijn eerste concerto voor piano en orkest schrijft. Het werk bestaat uit vijf doorgecomponeerde delen, en verraadt in de ritmiek de invloed van Prokofiev. De solistische partij is rijk aan inhoud, virtuoos en melodisch verrassend door de afwisseling tussen grillige en meer lyrische passages. De dramatische spanning is sterk aanwezig en een goed opgebouwde cadens leidt dit concerto naar een grote climax. Twee jaar later volgt het met de Peter Benoit-prijs bekroonde Trio voor viool, cello en piano. In dit romantische kamermuziekwerk is vooral de symmetrische opbouw kenmerkend. Twee delen worden gescheiden door een centraal middendeel dat in omvang de beide delen samen nog overtreft. De drie instrumenten worden op gelijke voet behandeld waarbij de thema’s zowel in de viool, cello als piano voorkomen. Een constante is de afwisseling tussen delen met een maestoso en scherzando-karakter. Het eveneens bekroonde Toccaresque voor vierhandig piano uit 1982 vertoont eens te meer de invloed van Stravinsky. Verhaegen schreef dit werk toen hij sterk onder de indruk was van de vierhandige pianoversie van Le Sacre du Printemps. De titel van dit werk van Marc Verhaegen verwijst naar de vele toccata-elementen zoals ritmische accenten, repetitieve patronen en het frivole karakter. Deze compositie is opnieuw erg overzichtelijk en symmetrisch opgebouwd. Het eerste deel is thematisch grillig en erg ritmisch opgevat. Tegengesteld hieraan is het tweede deel, dat overwegend rustig en sereen is. Het derde deel tenslotte is een beknopte herhaling van het eerste, waaraan een coda is toegevoegd die het geheel naar een dynamisch slot leidt.

Marc Verhaegen componeerde zijn Symfonie nr.1 in 1989 volgens het klassieke schema. Dit gevarieerde werk vertoont sterke invloeden van Ravel en Stravinsky. In de post-tonale schrijfwijze integreert Verhaegen veel lyrische melodieën. De kleine terts vormt de basis van de thema’s doorheen het hele werk. Lyrische sequenzen worden voortdurend afgewisseld met chromatische en ritmische cellen. Drie jaar later volgt opnieuw een bekroond werk voor kleine bezetting. Kenmerkend voor het Capriccio voor klarinet en piano is de afwisseling van twee verschillende sferen. In 1999 componeerde Marc Verhaegen Convergences, een werk voor negen blaasinstrumenten en strijkkwartet. De titel slaat op het convergeren van de verschillende muzikale parameters: bijvoorbeeld van polyritmie naar homoritmie, en van polyfonie naar homofonie. Dit belangrijke werk synthetiseert de beide invloeden op het werk van Verhaegen. In het expressionistische begin van het werk is er een duidelijke verwijzing naar Stravinsky. De motorische, ritmische stuwing lijkt recht uit Le Sacre du Printemps te komen. Deze passage wordt op het einde nog even herhaald, en sluit het werk op die manier af. Ravel is dan weer niet ver af in het eerder impressionistische middendeel. Dit werk munt uit door de contrapuntische verwerking van de drie cellen die in de beginmaten door de hoorn en de trompet worden geponeerd. De modernistische toonspraak genereert verschillende klankvelden waarin de thema’s telkens in andere instrumenten verwerkt zitten.

 

Werklijst

Orkestmuziek: Noumenon (1975); Symfonie nr.1 (1989); Guernica (1990); Convergences (1999)

Kamermuziek: Drie Interludes voor cello en piano (1974); Duo voor hobo en contrabas (1978); Trio voor viool, cello en piano (1981); Toccaresque voor vierhandig piano (1982); Trio voor viool, klarinet en piano (1985); Kwintet voor hobo en strijkers (1994); Six predicaments voor trompet en piano (1996)

Concerto: Concerto voor piano en orkest nr. 1 (1979); Concerto voor gitaar en orkest (1986); Concerto voor piano en orkest nr. 2 (1991); Concerto voor cello en orkest (1997)

Solo: Sonatine voor piano (1987); Reminiscencias para acordeon (1989)

Vocaal: Les Pâques à New-York (1976-77); Drie liederen op tekst van Hubert Van Herreweghen (1983); Avondgebed op tekst van Bert Decorte (1988)

 

Discografie

– Moeder waar zijt gij voor 3 gelijke kinderstemmen op tekst van Hubert Van Herreweghen (Merksems jeugd- en kinderkoor), WB SOUND 5036
– Intrada e Allegro voor althobo en piano (André Deboeure en Sonja Moortgat), VZW Pro Musica PMA 01 CD 1002
– Zing voor vierstemmig gemengd koor, Dennegalm, Que Passa Records QPR 93001
– Hey Stranger voor film van Peter Woditsh (orkest o.l.v. Alain Franco en Nico Balthussen), Tempo Soundtracks LC 0542
– Convergences, compositieklas Willem Kersters (Symfonieorkest Conservatorium Antwerpen o.l.v. Robert Groslot), HA KVC 1999002

 

 

©MATRIX
Teksten van Jeroen Vanacker
Laatste aanpassingen: 2002