VERDIN Joris (1952)

Joris Verdin is op 21 januari 1952 te Anderlecht geboren. Hij begint al vrij vroeg te componeren, maar is in de eerste plaats muzikant. Rond zijn 7 jaar kreeg hij zijn eerste pianolessen. Al snel kwam hij in contact met het orgel en het harmonium, wat later zijn grote passie zou worden. Op 21-jarige leeftijd vangt hij twee opleidingen aan: orgel aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen en musicologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. Beide opleidingen beïnvloeden zijn voorkeur voor het repertoire waarin hij zich verdiept als muzikant. Hij kiest ervoor om vergeten muziek uit alle stijlperiodes te laten herleven naast het creëren van hedendaagse werken. Als componist experimenteerde hij al vanaf zijn 15de. Maar het was pas toen hij voor zijn eindexamen aan het conservatorium een eigen stuk speelde (Organetto, 1982) dat zijn eigenlijke compositiecarrière van start ging. Sindsdien heeft hij een steeds groeiende collectie van orgelwerken gecomponeerd, waarvan enkele in opdracht van het Lemmensinstituut, Musikon, het Conservatorium van Antwerpen en voormalig Radio 3.

Aanvankelijk speelde Verdin vooral in het (free)jazz en pop/rockmilieu op synthesizers en Fender-piano’s. Zo was hij bijvoorbeeld jarenlang vaste muzikant van Kris Debruyne. Je kan daar de sporen nog van terugvinden in zijn eigen composities (zie werkbespreking). Daarna bouwde hij een internationale reputatie op als organist. In 2002 duidde het Festival van Vlaanderen hem aan als “festivalster”. Een jaar later werd hij ere-organist van het historische orgel, gebouwd door Gaspar de la Redonda in 1763, in de Spaanse stad Torre de Juan Abad. In 2016 speelde Verdin in het Orgelpark te Amsterdam een volledig programma van eigen werken. In 2019 sprak en speelde hij op het International Symposium Orgelpark in Amsterdam en op het AULO: Augmenter l’orgue in Parijs. Verdin vond immers interesse in de combinatie van het orgel met live electronics en is als muzikant steeds meer actief bezig met VST en live DSP.

Zijn discografie, bestaande uit een veertigtal cd’s, omvat muziek van de vroege renaissance tot 20ste eeuw en werd al vaak geprezen. Zo bekroonde het tijdschrift Diapason in mei 2000 zijn opname van César Francks orgelwerken met de Evènement du mois. In 2001 ontving hij voor dezelfde cd de jaarlijkse Cecilia-prijs van de Belgische Muziekpers. In 2011 kreeg zijn cd Les Grands Moments De L’Harmonium de Preis der deutschen Schallplattenkritik in de categorie Tasteninstrumente. Een jaar later kreeg hij de Diapason d’Or voor L’Harmonicorde de Lefébure-Wely. Verder dat jaar viel de cd Adriaen Willaert: Vespro Della Beata Vergine in de prijzen, waaraan Verdin samen met Capilla Flamenca werkte. Deze cd, die een collectie religieuze muziek van de Vlaamse componist Willaert inhoudt, kreeg een Choc de la Musique, een Diapason d’Or, een Klara-prijs en een Cecilia-prijs. Verdin behaalde een derde Diapason d’Or in 2014 voor Guide des Instruments de Musique, wat een samenwerking was met musici van het Ricercar Label. Hij droeg bovendien bij aan de dvd César Franck, Father of the Organ Symphony, die in 2015 erkend werd met de Preis der deutschen Schallplattenkritik. Ook een aantal van zijn eigen composities verschenen reeds op verscheidende cd’s (zie onderaan: Discografie). Bovendien selecteerde Doblinger in 2010 zijn werk Fantasia un poco como una batalla (2009) voor de uitgave Nuovi Fiori Musicali, een verzameling partituren van nieuwe muziek uit Europese landen. In 2021 gaf La Sinfonie d’Orfée zijn Pedal Preludes uit.

Sinds 1978 doceert Verdin orgel aan het Conservatorium van Antwerpen en sinds 1996 doet hij dit als hoofddocent. Hij gaf ook orgelles aan het Conservatorium van Luik van 1984 tot 1987 en aan het Lemmensinstituut in Leuven van 1987 tot 1996. Van 1987 tot 2017 doceerde hij aan de afdeling Musicologie van de KU Leuven het vak ‘Inleiding tot de muziekpraktijk’. Daarnaast geniet Verdin internationale erkenning als specialist van de 19de-eeuwse harmoniumliteratuur. Van 1990 tot 1998 organiseerde het Conservatorium van Antwerpen onder zijn leiding een harmoniumseminarie en in 2001 verdedigde hij voor de KU Leuven een doctoraat in de Musicologie over het harmonium. Doorheen zijn professionele loopbaan publiceerde Verdin regelmatig. Toen in 1994 het Gesellschaft der Musikfreunde in Wien de harmoniumvleugel van Liszt van Wenen naar Brussel liet verplaatsen, zodat Patrick Collon het instrument in zijn atelier kon restaureren, vroeg de vereniging aan Verdin om de restauratie artistiek te begeleiden en de harmoniumvleugel voor te stellen aan het publiek. Hij schreef verschillende artikels over het instrument die onder andere verschenen in Het Orgel en Vox Humana. Daarnaast gaf hij ook de volledige collectie van César Francks harmoniumwerken uit en een handboek voor harmoniumspel. Naast de restauratie van Liszts Harmoniumvleugel is Verdins naam nog verbonden aan andere projecten en onderzoekcentra waarvan de meesten focussen op het orgel, zoals de Académie Internationale d’Orgue de Rouen, de Göteborg Organ Art Center (GoArt), het project Voix Célestes door Fondation Royaumont (focus op de uitvoering van 19e-eeuwse Franse muziek) en de Gothenburg International Organ Academy. Hij werd reeds als gastprofessor voor verschillende Masterclasses uitgenodigd, waaronder regelmatig door de Eastman School of Music in New York sinds 2005.

 

Werkbespreking

Het oeuvre van Joris Verdin is niet gekenmerkt door extreme vernieuwing of experimentele technieken. Zijn composities zijn eerder een samengaan van de oude orgeltraditie met moderne technieken. Hierbij is harmonie de rode draad. Net als in de oude orgeltraditie blijft improvisatie centraal staan in Verdins werk. Het klankresultaat en het plezier van het spelen primeren bij al zijn composities. Het compositieproces start bij Verdin dan ook aan het orgel zelf. Vertrekkend vanuit een muzikaal idee, improviseert hij verder tot een afgewerkte versie die klaar is om genoteerd te worden. Zijn werken zijn om die reden altijd vrij overzichtelijk en herkenbaar, zonder ingewikkelde structuurprincipes die hij op voorhand uitdenkt. De rock- en jazzachtergrond van Joris Verdin spelen bij deze improvisatietechnieken een belangrijke rol.

Verdin schreef één van zijn eerste composities, Partita super Christus resurrexit voor orgel (1987), in opdracht van het Lemmensinstituut. Dit werk wordt ook vaak uitgevoerd in een elektronische versie voor tape en synthesizer. De titel Partita slaat op het feit dat de compositie opgebouwd is als een variatiereeks. Deze variatiereeks is gebaseerd op het Christus Resurrexit-thema, dat in het begin als een cantus firmus gepresenteerd wordt. Hierna blijft het thema de hele tijd aanwezig, soms omspeeld en verspringend naar de verschillende stemmen. Hoewel de compositie gebaseerd is op een eeuwenoud principe, komen er een aantal vernieuwende technieken in voor. Vooral het verspringen in octaven, het zwevende effect van spelen met half opengetrokken registers, het gebruik van clusters en de verspringende pedaalsolo’s zorgen voor een moderne, nooit eerder gehoorde orgelklank. Het modaal-tonale karakter van het werk wordt vooral meegegeven door het modale Christus Resurrexit-thema, maar leunt ook aan bij de pop/free-jazz klank, net als de fade-out op het einde van de compositie.

Ook in de compositie Codex (1987), aanvankelijk geschreven voor klavecimbel, vermengt hij de oude orgeltraditie met moderne elementen. Verdin baseerde zich tijdens het componeren van dit werk op de 14de-eeuwse Italiaanse orgelbron Codex Faenza. Typerend zijn de ritmische figuren in het werk, bestaande uit een achtste, twee zestienden en een achtste, die ook veelvuldig gebruikt werden in de oude orgelbron. Na een rustige inleiding (exordium), volgt een middendeel (medium) waarin die ritmische patronen de melodie beheersen. Toch wordt deze stijl doorbroken door een alsmaar groeiend tussenspel dat de serene sfeer van het eerste deel wil doorbreken. Het deel eindigt dan ook in een virtuoze passage, helemaal niet meer in de 14de-eeuwse stijl. Deze tussenspelen kunnen gezien worden als flarden van de 20ste eeuw die zich een weg banen doorheen de aloude orgelstijl. In de jaren ’90 heeft Verdin dit werk meermaals bewerkt, onder andere in Codex un poco Faënza (1995) en in Codex sopra lafafami (1996). Uiteindelijk veranderde de componist hier niet zoveel. De aanvankelijk improvisatie-achtige delen in Codex werden in het werk van 1995 bijvoorbeeld vervangen door een motivische passage, die zich doorheen het stuk zou herhalen als een motto, maar de componeertechnieken en het structuurprincipe bleven hetzelfde.

Gelijkaardig met Partita super Christus resurrexit, is Solmisatio (1987) ook gebaseerd op eenzelfde thema dat doorheen het stuk omspeeld en gevarieerd wordt. Solmisatio is geschreven voor orgel en sopraan, maar aangezien de sopraanpartij vrij moeilijk is, wordt deze vaak door een fagot vervangen. De tekst van de sopraan bestaat uit de Latijnse notennamen, wat de titel verklaart. De basis van het stuk is vrij traditioneel. Zo is het thema bijvoorbeeld als een periode opgebouwd en komt er op het einde van de compositie een chromatische lamento-bas voor in de stijl van het ricercare. Hiernaast zijn de snelle afwisselingen tussen de verschillende manualen in het begin dan weer een modern element. Met deze techniek wil Verdin een verband leggen met synthesizermuziek. Het thema dat hij in deze compositie verwerkte, bestond bovendien aanvankelijk in een rockversie.

Het werk Batalla de quinto tono (2006) was oorspronkelijk gecomponeerd in opdracht van toenmalig Radio 3 (tegenwoordig bekend als Klara), naar aanleiding van een Spaans festival in Veurne. Dit werk, voor orgel solo bedoeld, wordt vaak uitgevoerd met toevoeging van electronica. Het aloude concept van een batalla komt hier tot uiting door de herhaaldelijke ritmische patronen die doen denken aan een strijd. Toch worden naast deze oude patronen langzamerhand postmoderne geluiden toegevoegd die de overhand zullen nemen naarmate het stuk vordert. Dit principe werd al eens aangewend in het werk Codex. Batalla bestaat uit 10 delen, waaronder een aantal toccata’s en batalla’s, omkaderd door een inleiding en een coda. De speeltechnieken zijn hier over het algemeen ook vrij klassiek. In 2009 maakte Verdin een herbewerking van deze compositie, getiteld Fantasía de Quinto Tono, un poco como una Batalla, voor een klassiek Spaans orgel met 1 manuaal CDE-c’, nadat hij de vraag kreeg van Doblinger en ECHO European Cities of Historical Organs om een stuk voor historisch orgel te creëren.

Na zijn vroege compositiejaren bouwt Verdin geleidelijk aan reeksen op van orgelcomposities. Een eerste voorbeeld van zo een reeks zijn de Pedal Preludes die bestaat uit negen werken. Deze reeks is toevallig tot stand gekomen doordat Verdin af en toe een studie schreef voor de pedalen. Hij deed dit zodat hij zich kon opwarmen met deze preludes in de koude kerken waar hij op de orgels speelt. Deze composities zijn immers volledig uitvoerbaar met enkel het gebruik van de pedalen, wat een intensieve oefening kan zijn. De eerste Pedal Prelude heet dan ook nr. 1 for a cold church (s.d.). Het idee om een compositie te schrijven waarbij de muzikant enkel de pedalen gebruikt is niet nieuw. Zo componeerde Charles-Valentin Akan (1813-1888) werken voor pedaalpiano, waaronder 12 Études pour les pieds seulement (ca. 1865). Verdins intentie voor de compositie van soortgelijke werken is echter wel vernieuwend. Terwijl Alkan uit is op virtuositeit, wil Verdin een werk creëren dat de muzikant helpt bij het inspelen in minder aangename omstandigheden, zoals in een koude kerk. Dat wil echter niet zeggen dat zijn werken minder pittig zijn om uit te voeren. Ook voor orgel bestonden er reeds virtuositeitsstudies waarin Verdin inspiratie kon halen. Landgenoot Flor Peeters (1903-1986) bijvoorbeeld componeerde Tien Pedaalstudies, op. 11 (1925).

In Pedal Prelude nr. 6 Bass N Drums (s.d.) combineert Verdin zijn interesse in orgel met die in synthesizers en gesampelde klanken. Voor dit werk componeerde hij een drumtrack die men kan afspelen terwijl men het stuk live uitvoert op een orgel in een kerk. Deze drumtrack is een goed hulpmiddel om in de maat te blijven. Het werk is namelijk een stroom aan achtste noten. De linkervoet speelt pedaalnoten waarbij voornamelijk de tonica, subdominant, of dominant van re klein herhaald wordt op de tel gedurende 1 à 2 maten. De rechtervoet blijft in het register boven de pedaalnoten tot hoogstens 2 octaven boven de laagst gespeelde noot, de grondnoot/tonica re. Deze voet speelt vaak in de eerste helft van de maat een toonladderfiguur en in de tweede helft van de maat herhaalt het eenzelfde noot telkens na de tel wat een hoquetus effect creëert met de herhaalde pedaalnoot in de linkervoet op de tel. De eerste twee maten speelt de rechtervoet respectievelijk een stijgende en een dalende melodische toonladder in re klein. De toonaard van het werk wordt dus zeer duidelijk aangegeven en blijft over het hele werk heen sterk aanwezig.

Voor de orgelreeks Comentario is het idee ontstaan in Spanje waar Verdin sinds 2003 de organista honorario is van het historische orgel in de stad Torre de Juan Abad. Dit orgel is zeer geschikt voor de uitvoering van oude orgelmuziek. Het repertoire hiervan stopt echter rond 1800. Verdins composities zijn een hedendaags commentaar op dit oude repertoire, waarbij hij zich voornamelijk laat inspireren door de tonaliteit of kerkmodus van de oude Spaanse muziek. De componist schreef zijn eerste Comentario in 2015, namelijk Comentario alegre, en la menor. Twee jaar later componeerde hij Comentario de primero tono en Comentario de segundo tono.

Comentario de primero tono (2017) wordt gekenmerkt door een simpele herkenbare baslijn met een repetitief karakter. De melodische lijn onderscheidt zich hoorbaar van de baslijn door het hogere register waarin het zich bevindt. De melodische lijn bestaat uit een herhalend motief dat over het werk heen kan variëren. De harmonie is eenvoudig en toegankelijk voor het luisterend oor. Comentario de segundo tono (2017) heeft gelijkaardige kenmerken. Het heeft enkel een minder distinctieve baslijn.  Het herhalende karakter van de werken doet denken aan minimal music. Dit repetitieve klankresultaat komt trouwens vaak voor bij het werk van Verdin, terwijl minimal music eigenlijk helemaal geen bewuste invloed is.

Vanuit Verdins interesse voor synthesizers en gesampelde klanken componeerde hij onder andere The Way to the Grand Café voor VST en DSP (2019). Zijn composities met deze software vormen de inspiratie voor het maken van ‘videoreeksen’. Hij verwoordt deze inspiratie als volgt: “De synthesizers zijn duidelijk ‘vintage’ en houden veel of net weinig beweging in zich. Daar hoorde beelden bij.” In plaats van eenzelfde compositorisch concept, zoals bij de Pedal Preludes en Comentario composities, vertrekt de componist vanuit eenzelfde visueel idee geïnspireerd door zijn eigen werken. Zo kreeg The Way to the Grand Café een videobeeld getiteld Destination 3. Dit videofragment behoort tot een reeks van zeven video’s getiteld Destination 1 tot en met 7. De beelden voor deze reeks zijn opgenomen vanuit een gefixeerd camerastandpunt van op een trein of auto. De beweging die zichtbaar is, komt dus van het voertuig dat onderweg is naar zijn bestemming. Voor de bijhorende muziek, bijvoorbeeld The Way tot he Grand Café bij Destination 3, blijft Verdin binnen zijn vertrouwde stijlidioom en werkt hij met een repetitief klankbeeld. Soms hergebruikt hij ook werken uit zijn eerder repertoire. Zo herwerkte hij bijvoorbeeld de compositie Comentario de segundo tono naar een werk voor synthesizer voor de beelden van Destination 6. Hij heeft daarnaast nog een andere videoreeks, Trees, waarbij hij het camerastandpunt fixeert op bomen die bewegen in de wind. Deze videoreeksen zijn onafgewerkte projecten en zullen blijven groeien zolang de componist de zin vindt om hieraan te werken.

 

Werklijst

Orgelmuziek: Organetto (1982); T per O (1985); Pièce Légère (1986); Partita super Christus resurrexit (1987); A Capella (1987); Solmisatio, soprano e organo 2a versione Fagotto e organo (1987); Codex (1987); Sarabande, slow waltz for organ (1987); Scordatura nr.2 (1988); Fantasia, organ and strings (1988); PLOTS/Z (1989); Walsje, title music for TV series Sanseveria (1990 – 1997); Codex un poco Faënza (1995); Codex sopra lafafami (1996); Air Varié sur les Jeux de Fonds (1997); Affettuoso (1998); Batalla de quinto tono (2006); Conductus primus (2010); Meditation, Elegy, to the memory of a little friend (2016); Rondó alegre (2016); Comentario de primero tono (2017); Comentario de segundo tono (2017); Comentario de semi corcheas en re menor (2017); Emoticon, Marcia Funebre (2017); Comentario de semi corcheas en sol menor (2018); Comentario alegre en la menor, voor orgel of klavecimbel (2019); The Wind (2019); Pedal Prelude nr 1 for a cold church (s.d.); Pedal Prelude nr 2 dos amigos (s.d.); Pedal Prelude nr 3 andante comodo (s.d.); Pedal Prelude nr 4 dos amigas (s.d.); Pedal Prelude nr 5 allegro metallico (s.d.); Pedal Prelude nr 6 bass ’n drum (s.d.); Pedal Prelude nr 9 a tribute to Moondog (s.d.)

Electronische muziek: Comentario de segundo tono, voor syntheziser (2017); The Way to the Grand Café, voor VST en DSP (IDEA 2, 2017); Prelude to Affettuoso, voor sampled grand (2018); Autobahn, voor midified orgel en VST (2019); Poème au temps qui passe, poème de Isabelle Callis-Sabot, voor twee synthesizers (s.d.)

Andere: Meditation, Elegy, to the memory of a little friend, voor physharmonica (2015); Falsas y Zambomba, voor harmonium vier handen (2015)

 

Bibliografie

– Levaux, Th. (red.), ‘Verdin Joris’, in: DCB, Ohain-Lasne, 2006, p. 679
– Vandenhouwe, J., ‘Over dode Harmoniums en springlevende Orgels’, in Muziek & Woord, jg. 28,  september 2002, p. 10-11

– Kunstenpunt Muziek, ‘Joris Verdin’, https://muziekcentrum.kunsten.be/identity.php?ID=134481 (bezocht op 12 mei 2021)

– Verbeylen, W., ‘Openingsconcert met organist Joris Verdin, Festivalster van het Festival van Vlaanderen’, in Campuskrant KU Leuven, september 2002, https://nieuws.kuleuven.be/nl/campuskrant/0203/01/openingsconcert-met-organist-joris-verdin–festivalster-van-het-festival-van-vlaanderen (bezocht op 12 mei 2021)

– Joris Verdin, https://www.jorisverdin.com/ (bezocht op 23 juni 2021)

– KU Leuven Departement of Musicology, ‘Joris Verdin’, https://www.arts.kuleuven.be/musicology/emeriti/00018991 (bezochtt op 26 mei 2021)

– Preis der Deutschen Schallplatten Kritik, ‘Bestenlisten‘, https://www.schallplattenkritik.de/bestenlisten/2011/02 (bezocht op 26 mei 2021)

– Orgue-harmonium, ‘CDs produced by vzw3-4’, https://www.orgue-harmonium.net/recordings (bezocht op 26 mei 2021)

– Outhere Music, ‘Adriaen Willaert: Vespro Della Beata Vergine – Capilla Flamenca, Dirk Snellings, Joris Verdin’, https://outhere-music.com/nl/albums/vespro-della-beata-vergine-ric-325 (bezocht op 26 mei 2021)

– Verdin, J., ‘De harmoniumvleugel van Liszt’, in Het ORGEL 98, 2002, nr. 2, pg. 15-26, https://www.hetorgel.nl/2002/12/n2002-02b/ (bezocht op 02 juni 2021)

– Verdin, J. ‘De harmoniumvleugel van Liszt – deel I’, in VOX Humana 16e jaargang /aflevering 2, volume 62, http://www.harmoniumvereniging.nl/images/pdf/vox-16-2-Harmoniumvleugel%20Liszt-I-Joris%20Verdin.pdf (bezocht op 02 juni 2021)

– Stretta Music, ‘Nuovi Fiori Musicali’, https://www.stretta-music.com/en/nuovi-fiori-musicali-nr-492057.html (bezocht op 02 juni 2021)

– Imslp, ‘12 Études pour les pieds seulement (Alkan, Charles-Valentin)’, https://imslp.org/wiki/12_%C3%89tudes_pour_les_pieds_seulement_(Alkan%2C_Charles-Valentin) (bezocht op 25 augustus 2021)

– Wikipedia, ‘Flor Peeters (organist)’, https://nl.wikipedia.org/wiki/Flor_Peeters_(organist)#Werken_voor_orgel (bezocht op 25 augustus 2021)

– Collegium Musicae Sorbonne Université, ‘AULO : Augmenter l’orgue !’, programmatekst voor 9 en 10 oktober 2019

– International Symposium Orgelpark, ‘Old Sounds, New Musics: the Utopa Baroque Organ’, programmatekst voor 6 t.e.m. 8 juni 2019

 

Discografie

– SPLENDID SILBERMANN (Christian von Blohn), Oehms Classics, OC 1705

– MINIATURES (64 Feet), Champdaction Recordings, 2014

– FOUR CENTURIES OF BELGIAN ORGAN MUSIC (Jean Ferrard), Cypres 7507

– THE ENGLISH CATHEDRAL SERIES VOL XV (John Scott Whiteley), Regent B001IRFVM6

– EL SUEÑO DE ENRIQUE (Joris Verdin), CD 3-4/502, 2009

– SELECTED ORGAN WORKS (Joris Verdin), CD 3-4/503, 2010

– Organ works; L’ORGUE CONTEMPORAIN II (Joris Verdin), Ricercar 233442, 1998

 

© MATRIX
Teksten van Liesbeth Van Meulder & Céline Krick
Laatste aanpassingen: 2021