SWINNEN Peter (1965)

Peter Swinnen werd op 31 januari 1965 in Lier geboren. Van 1983 tot 1992 studeerde hij aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel, waar hij onder andere eerste prijzen haalde voor muziekgeschiedenis, cello, kamermuziek, compositie en praktische harmonie. Hij werd gegradueerde van de Muziekkapel Koningin Elisabeth in Waterloo na studies bij André Laporte gedurende de jaren 1989 tot 1992. In 1993 volgde hij master classes bij Michael Finnissy en vijf jaar later bij Brian Ferneyhough. Verder behaalde Swinnen in 2009 het Doctoraat in de Kunsten aan de Vrije Universiteit Brussel.

Van 1990 tot 1997 gaf hij celloles in verschillende muziekscholen en sinds 1992 doceert hij ook analyse in het Koninklijk Conservatorium in Brussel. In 2002 en 2004 kwamen daar ook respectievelijk Muziektechnologie en Compositie bij. Hij werkte ook van 1997 tot 2004 aan de Katholieke Universiteit Leuven voor het gehoortrainingsprogramma UniSono. Tussen 2004 en 2015 werkte Swinnen aan een project rond partituuranalyse, in samenwerking met het Koninklijk Conservatorium van Brussel en de afdeling Wiskunde van de Vrije Universiteit Brussel. Daarnaast werkte hij tot 2008 freelance voor de VRT en wordt hij regelmatig aangezocht om bij verschillende ensembles de Live Electronics te verzorgen en ook als klankregisseur voor CD-opnamen. Van 2008 tot 2017 was Swinnen directeur van het Koninklijk Conservatorium Brussel.

Voor zijn complete oeuvre werd hem de Prijs CERA – Jeugd en Muziek Vlaanderen 1991 toegekend en zijn opera The petrifying Blue kreeg de Provinciale Prijs voor Muziekcompositie 1992 van de provincie Antwerpen. Hij schreef ook muziek voor de BRTN-film Andres, een realisatie van Dirk Greyspeirt met choreografie van José Besprosvany, die de Premio Choreografo Elettronico 1993 en twee jaar later de 34ste Prijs Bert Leysen won. Voor zijn stuk Quar’l kreeg Peter Swinnen in 1997 de “Prix de Musique Contemporaine uit Québec. Tweemaal won hij de Nationale Wedstrijd Compositie van de Koningin Elisabethwedstrijd: in 1997 met Canzone en in 2001 met Ciaccona. In 2005 kende de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten hem de prijs Laureaat van de Klasse Kunsten toe.

 

Werkbespreking

Peter Swinnen is opgeleid in de traditie van de Weense School. Hierbij onderging hij veel invloed van André Laporte die zelf een groot bewonderaar is van Alban Berg. Tijdens zijn opleiding schreef hij stukken zoals IroMania en FugaEneas. Het eerste stuk is een dodecafoon werk naar het voorbeeld van Berg. In deze “triologedia voor strijkkwartet” wordt ironie – in het eerste thema van de viool verwerkt – en manie gecombineerd. Zoals de titel ook doet vermoeden wordt het dramatisch verloop van de Griekse tragedie gevolgd, terwijl het woord “trio” uit “triologedia” wijst op een tweespalt in de vier strijkers, waarin drie kwartetleden zich tegen een geïsoleerde enkeling keren. FugaEneas is gecomponeerd in 1990 naar Vergilius en behandelt de vlucht van Aeneas. Het verhaal speelt zich af in vier muzikale tableaus: storm op zee, brand in Troje, liefde voor Dido en vlucht uit Carthago. Dit stuk werd gecomponeerd als examenwerk compositie aan de muziekkapel en staat nog gedeeltelijk in de romantische traditie. Het beoogt een romantische sfeerschepping per tableau door de afwisseling in klankkleuren: elk tableau krijgt een specifieke orkestratie. De titel van het werk heeft meer dan één betekenis. Het aspect fuga is aanwezig in een leidmotief dat aan de hoofdfiguur wordt gekoppeld en dat ook het hoofdthema is uit Die Kunst der Fuge van Johann Sebastian Bach. Bovendien zijn de opening en het slot van de compositie uitgewerkt als een versierd koraal. Swinnens gebruik van muzikale citaten had twee bedoelingen. Enerzijds waren deze citaten tijdens zijn opleiding bedoeld om zijn kunnen te bewijzen. Anderzijds hielpen deze citaten ook om zichzelf als beginnend componist uit te drukken.

 

Het tweede stadium in zijn oeuvre besloeg de periode van 1993 tot 1995 toen hij het aangeleerde op een eigen manier ging ontwikkelen. In de eerste periode – net voor en tijdens zijn opleiding – was Swinnen namelijk geëvolueerd van een eerder romantische en dodecafone schrijfwijze naar een meer vrije atonaliteit na zijn opleiding. Eind 1994 worden daar nog stochastiek, modaliteit en polyritmiek aan toegevoegd waarover meer in de schets van zijn derde compositorische periode.

 

Vanaf 1995-96 ontstond een meer consistente, eigen stijl. Hier begint dan ook het derde en totnogtoe laatste stadium in Swinnens werk. Terwijl in de vorige fases een verzoening werd beoogd tussen de traditie en de experimentele muziek uit de jaren 1950-70, worden nu ook ontwikkelingen van de jaren ’80 en ’90 betrokken bij het compositieproces. De traditie is echter nog steeds aanwezig in zijn werk. “De idee van de tabula rasa is aan mij niet besteed”, zegt Swinnen. De gevolgen van zijn nieuwe compositorische ontwikkelingen zijn relatief groot. Vanaf 1996 gebruikt Swinnen nergens meer citaten omdat hij naar eigen zeggen “een persoonlijker antwoord” heeft op de traditie waarmee hij in zijn opleiding werd geconfronteerd. Bovenvermelde invloeden van de jaren ’80 en ’90 laten zich gelden in het intensief gebruik van de computer in het compositieproces. Als programmator heeft deze componist een eigen compositieprogramma ontwikkeld waarbij onder meer stochastiek wordt betrokken. Zijn muziek is in tegenstelling tot de twee vorige fases niet meer atonaal maar eerder modaal – met inbegrip van kwarttonen – te noemen. Dit gebruik van een modaal systeem komt in bijna alle werken voor die geschreven zijn sinds 1995, vooral vanaf Xedalvu (1995) en het hoboconcerto Idovisu (1995).

Die twee werken zijn tevens goede voorbeelden van de manier waarop Swinnen inspiratiebronnen verwerkt in zijn composities. In beide gevallen is de titel een anagram van die bron: Xedalvu verwijst naar de schilder Paul Delvaux, IdoVisu naar Ovidius. Belangrijker is evenwel hoe deze inspiratie ook de structuur van de composities gaat bepalen. Xedalvu is een nocturne en staat in de traditie van Chopin; het schilderij van Delvaux waarnaar de compositie verwijst is dan ook Le Jardin Nocturne (1942). De vijf vrouwen die staan afgebeeld op dat schilderij zijn in feite alle vijf dezelfde, maar gezien vanuit een ander standpunt; in de compositie krijgen zij elk een muzikale tegenhanger in de vorm van vijf variaties op eenzelfde thematisch gegeven. In IdoVisu gaat Swinnen nog verder in zijn associatieve muzikale denken. Eerst en vooral is er natuurlijk de verwijzing naar Ovidius en diens Metamorfosen, die maakt dat de compositie een metamorfose is van het ene thema naar het andere. Daarnaast bevat de titel echter ook de woorden ‘Ido’ (‘illusie’, van het Griekse ‘Eidon’) en ‘Visu’ (‘zicht’). Omdat deze tegenstelling tussen realiteit en illusie vooral in de barokperiode veel aandacht kreeg, verwijst Swinnen ook naar de muziek uit die periode door het gebruik van Basso Continuo en door het feit dat het werk eerder een Concerto Grosso voor solist en orkest is dan een echt concerto. In combinatie met de eerder hedendaagse orkestratie, met o.a. twee synthesizers en bijzondere speeltechnieken voor de solist, resulteren deze verwijzingen in een zeer heterogene compositie die sterk tot de verbeelding van de luisteraar spreekt.

 

Toch dient benadrukt te worden dat Swinnens oeuvre niet op steeds dezelfde wetmatigheden is terug te brengen. “Elk werk creëert zijn eigen universum” meent Swinnen, waarmee wordt bedoeld dat voor elk stuk andere wetmatigheden kunnen ontwikkeld worden “zolang je maar consequent bent binnen éénzelfde stuk”. Een constante is echter wél Swinnens grote aandacht voor de titels van zijn stukken. Zoals reeds in Nieuwe Muziek in Vlaanderen werd opgemerkt, is Peter Swinnen een narratief componist: er bestaat dus een hechte band tussen de muzikale inhoud en de titel van een compositie. Hierbij is de titel van het werk een synthese van de inhoud, wat in zekere zin bijdraagt tot de verstaanbaarheid van zijn muziek. Zijn titels zijn in navolging van zijn leraar André Laporte vaak woordspelingen. Ook maakt hij vaak gebruik van anagrammen die de titel een extra dimensie geven, zoals bijvoorbeeld het geval is bij Xedalvu (>Delvaux, 1995), IdoVisu (>Ovidius, 1996) en Mancoras (>San Marco, 2007). Swinnen is bovendien een melodist, maar zijn melodische schrijfwijze wordt wél verbreed naar de actuele context. Dit slaat dan eerder op een opeenvolging van tonen en soms zelfs ruisklanken. In die melodieën maakt hij ook gebruik van thema’s, volgens Swinnen: “melodische thema’s als de beste bouwstenen voor de muzikale structuur”. In Quar’l is een eerste aanzet te vinden van het gebruik van kwarttonen binnen zijn modale systeem. Het werk bestaat uit twee delen: een doorwerking en een re-expositie. De expositie ontbreekt, wat – zeker tijdens de re-expositie – een gevoel van onbehagen schept “alsof je iets hebt gemist”. Het eerste deel is opgevat als een ruzie die belachelijk hoog oploopt, maar geleidelijk kalmeert naar de re-expositie toe. De titel van dit klarinettenkwartet doet denken aan Charles Ives’ tweede strijkkwartet dat uit drie delen bestaat, namelijk (1) Discussions, (2) Arguments en (3) The Call of the Mountains, als antwoord op Goethe’s bewering dat een strijkkwartet is “als een discussie tussen vier beschaafde mannen”.

 

De laatste jaren verschijnt er meer experiment in het werk van Swinnen. De installaties Sculpting the waves, for Marcel Duchamps uit 2004 en I’m sitting in a radio uit 2005 zijn hiervan een duidelijk voorbeeld. Sculpting the waves ontstond in samenwerking met Bert Schiettecatte en bestaat uit een soort lichtgevende blokkendoos, waarbij de toeschouwer zelf de blokken kan schikken. Op die manier ontstaat er een informatiestroom tussen de blokken en worden er klanken gegenereerd. De voortgebrachte klanken zijn afkomstig van de omgevingsgeluiden die door een microfoon geregistreerd worden. I’m sitting in a radio is een echt radio-experiment (Radio Scorpio), dat plaatsvond in het kader van het hedendaagse kunstenfestival Ithaka in Leuven. Het werk bestaat erin dat de feedback van een microfoon bij een radio (gecombineerd met omgevingsgeluiden) in de ether gebracht wordt. Hierdoor lopen er storingen door de uitzendingen.

 

Experimentele elementen zijn ook terug te vinden in het strijktrio Samoki (2005). Samoki is een interactief werk, waarvan de partituur opgebouwd is als een mozaïek van gekleurde korte modules. Elk instrument van het trio heeft een hoofdkleur (geel, rood of blauw, zoals een computerscherm), en speelt de modules die gemarkeerd zijn in zijn kleur of een mengkleur ervan. Zwarte en witte modules worden door iedereen gespeeld. Samoki, wat een anagram is van mosaik, heeft dan ook als ondertitel FarbenKlangSpiel. Dit refereert enerzijds aan de gekleurde modules, en anderzijds aan de onderscheiden klankkleur van de leden van het strijktrio. De partituur – die bovendien wordt geprojecteerd – werkt als een computerspelletje in zes ‘levels’, analoog aan de zes letters van de titel. De drie muzikanten spelen de voor hen bedoelde modules, en wanneer een speler onder aan het computerscherm komt, kiest hij met een draaiknop de inbreng van zijn kleur in het volgende scherm. De muzikanten stellen dus de partituur samen terwijl ze die uitvoeren.

Experiment en interactie kunnen ook kernwoorden genoemd worden van E.C. Draw, for Cornelius (2012), dat Swinnen componeerde in opdracht van het Transitfestival. Het werk is bedoeld voor een simultane uitvoering op 2 verschillende plaatsen, die met elkaar verbonden zijn via het internet. De bezetting is volledig vrij, de enige eis is dat op elk van beide locaties minstens twee instrumentalisten en een persoon die de electronica bestuurt deelnemen aan de uitvoering. Bij de première werd dit werk opgevoerd op het Leuvense Transitfestival en op November Music in ’s Hertogenbosch, met een bezetting van respectievelijk altviool-mezzo-basgitaar en blokfluit-klavecimbel. De uitvoerders staan aan beide kanten via audio en video met elkaar in contact. Daarnaast wordt ook de audio van de andere locatie vertaald naar een grafische partituur die aan publiek en uitvoerders wordt getoond. De partituur voor de instrumentalisten is eerder suggestief en geeft slechts een beschrijving van de speelwijze die men moet gebruiken. Voor de eerste vijf van de acht secties is er tevens een notenreservoir (beginnend met re-mi-fa-si) voorgeschreven dat gradueel wordt uitgebreid tot alle twaalf chromatische tonen gebruikt worden.

 

Sinfonia 3: Erinnerung (2008) is een voorbeeld van Swinnens band met de westerse muziektraditie. Het werk is in feite een hommage aan zowel Ludwig van Beethoven als Luciano Berio. Swinnen gebruikt namelijk het vijfde deel uit Beethovens Strijkkwartet nr. 15, Op. 132 als vooraf opgenomen achtergrondmateriaal, zoals in Berio’s Sinfonia. Het werk van Beethoven lijkt als het ware tot het heden te willen doordringen, en verschijnt zo voor de luisteraar als een soort herinnering, vandaar de titel. De combinatie van een strijkkwartet en een ensemble doet bovendien denken aan de 18de-eeuwse Sinfonia Concertante, die hier geactualiseerd wordt door het gebruik van elektronica. Opnieuw wordt duidelijk hoe Swinnen door allerlei associaties aan de creativiteit van de luisteraar appelleert. Net als deze ‘sinfonia’ heeft ook Sinfonia 5: Metamorphosen (2017) geen normale symfonische bezetting, het werk is namelijk gecomponeerd voor symfonisch blaasorkest. Voor deze symfonie gebruikte Swinnen geen elektronica, al is het achterliggende concept wel afgeleid van de artificiële intelligentie: ‘genetische algoritmen’ muteren enkele muzikale cellen, wat resulteert in een grote heterogeniteit aan materiaal dat desondanks eenzelfde basis heeft. Formele inspiratie haalde Swinnen uit literaire concepten: de vijf bewegingen zijn opgevat als vijf korte verhalen (naar analogie met Ovidius) die het leven van een hoofdpersonage schetsen. Binnen de delen gaat het personage in dialoog met andere personages, die muzikaal dezelfde basis hebben; maar ook doorheen de compositie als geheel ondergaan de muzikale bouwstenen verschillende metamorfoses.

Veel van de besproken composities tonen vooral Swinnens inspiratie uit de westerse traditie, maar ook andere culturele invloeden komen in zijn werk voor. Een voorbeeld is Ilachýam voor viool, klarinet, cello en piano (2009). De vier instrumenten staan symbool voor de vier elementen water, aarde, vuur en lucht, aangezien die in de oude Griekse en Chinese wetenschappen geacht werden in steeds wisselende verhoudingen deel uit te maken van alle materie. In deze compositie maakt Swinnen gebruik van een polymetrisch systeem (vergelijkbaar met Indische polyritmiek), waarin elk instrument een eigen metrum heeft, maar er wel bepaalde zwaartepunten zijn waar verschillende instrumenten samenkomen. De verschillende instrumentale combinaties die daaruit ontstaan zijn uiteraard een analogie met het versmelten van de elementen. Ook voor Souvenir d’un dragon de soie (2019) stimuleerde het oosten de creativiteit van de componist. In dit werk probeert Swinnen de dualiteit tussen de massale verstedelijking enerzijds en de oude filosofische tradities anderzijds, zoals die bestaat in landen als China en Vietnam, te reflecteren. Dit doet hij door elementen uit de Europese en Aziatische muzikale tradities met elkaar te vermengen, bijvoorbeeld door de tegenstelling tussen het Chinese solo-instrument, de sheng, en het eerder Europese ensemble, maar ook door het gebruik van de sheng in een typische recitativo accompagnatostijl, die wordt aangevuld met versieringen uit de Chinese traditie. Het resultaat is een compositie die voor de luisteraar zowel duidelijke herkenningspunten als de nodige verrassingen bevat.

 

Werklijst

Orkest: FugaEneas (1990); Riflessione (1991); IdoVisu (1995); Sinfonia I (1998), Sinfonia 5: Metamorphosen (2017)

Opera: La vieille dame et la fille nomade, opera da camera (1998); Maitre Tsa, kinderopera (2003)

Vocaal-instrumentaal: Prometeo (1994); Atlas (1994); Alvina (2002)

Elektronisch: Hombre alado (1995)

Koor: Non e finita la commedia (1991)

Kamermuziek: IroMania (1990); AroPura (1992); Quar’l (1996); Canzone (1996); Rinducele (1999); Quantsi, strijkkwartet (2004); Samoki, strijktrio (2005); Ilachýam (2007); Sinfonia 3: “Erinnerung”, for String Quartet, Ensemble and Live Electronics (2008); No clouds green, a silence…, strijkkwartet (2014); Souvenir d’un dragon de soie, voor sheng en ensemble (2019)

Piano: DaliRium (1990); Escurial (1991); Xedalvu: omaggio a Paul Delvaux (1995); Arabesque (1998); Palindroom (2003)

Werk voor computer: ZimmerSpiel (1997)

Filmmuziek: voor de film Andres (1992), voor de film La petite peau-blanche devait courber la tête devant l’Empéreur Hirohito (Frans Buyens) (2003), voor de film La chute de la maison Usher (Jean Epstein, 1928) (2008)

Installaties: Sculpting the waves, for Marcel Duchamps (2004); I’m sitting in a radio (2005)

Bezetting niet gespecifieerd: E.C.Draw, for Cornelius (2012)

 

Publicaties

– Composing the remembrance of an inspiration: an algorithmic approach From the fifth movement of Beethoven´s string quartet op.132 to Sinfonia 3 Erinnerung for (double) string quartet, ensemble and live electronics (2008), OrCIM Web Publications, 2009
– Componeren met computers? Laten we serieus blijven!, in Contra. 2/6, Alamire Muziekuitgeverij, 2005, p. 7-8
– “Jazz versus Klassiek” of de dwingeland van de partituur in het licht van enkele recente compositietechnieken, KCB, 2004
– Neo-ismen, schaamteloze artistieke recyclage, of toch niet…?, KCB, 2003
– Schönberg en het ontstaan van de dodecafonie: ‘Algoritmische compositietechniek’ avant la lettre, in Arnold Schönberg in perspectief, KCB, 2002, p. 48-53
– How I realised the “Geometrische Patterns” from Herman Van San’s Opus Electronicum (1956/57), Matrix, 2000

 

Bibliografie

– M. DELAERE, Componeren op het breukvlak van twee eeuwen, in Ons Erfdeel 49/1, Rekkem, 2006, ISSN 0030-2651, p.85-90
– HANS M. DE WOLF, Peter Swinnen, in Het platform, Brussel, VUBPress 2006, ISBN-10 90-5487-408-2, p.153-155
– M. DELAERE, A la charnière de deux siècles: la musique de Peter Swinnen, in Septentrion 34/4, Rekkem, 2005, ISSN 0771-8934, p.57-62
– M. QUANTEN, Peter Swinnen: Xedalvu. Ommaggio a Paul Delvaux (1995), in Contemporary Music in Flanders II : Flemish Piano Music since 1950, uitg. dr. M. DELAERE en J. COMPEERS, 2005, p.36-37
– L. VAN DER EYCKEN, De componisten NV, Muziek & Woord, april 2004
– X.V., Peter Swinnen, in Brussel deze week, 25/3/2002
– M. BEIRENS, Moderne blokfluit, in De Standaard, 8/12/1998, p.10
– E. RUTTEN, ‘Ik hou enorm van dat zachte geluid’, Duits-Vlaamse blokfluitkwartet Carré speelt uitsluitend hedendaagse muziek, in De Morgen, 4/12/1998, p.27
– E. RUTTEN, Allemaal samen en zo hard mogelijk, in De Morgen, 27/11/1998, p.25
– M. BEIRENS, Jonge garde stelt teleur, in De Standaard, 24/11/1998, p.9
– E. METDEPENNINGHEN, Oorlog op de trein, in De Standaard, 29/9/1998, p.8
– Y. KNOCKAERT, art. Peter Swinnen, in M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, Nieuwe Muziek in Vlaanderen, Brugge, 1998, p.132-133
– P. DE LOOF, Peter Swinnen Sinfonia I – “Le journal intime”, in programmaboek concert VRT Filharmonisch, 25/4/1998
– H. ROTMAN, Een concert met een verhaal, in Muziek & Woord, april 1998, p.45
– J. PAUMEN, Jonge violisten breken geen potten, in De Standaard, 21/5/1997, p.9
– Art. Peter Swinnen, in New Grove’s Dictionnary of Music, 1997
– J. PAUMEN, Hulde aan André Laporte valt wat licht uit, in De Standaard, 9/11/1996, p.10
– E. RUTTEN, Wat donker en dreigend begon… Oxalys in Gent met werk van jonge componisten, in De Morgen, 20/1/1996, p.17
– V. R., Peter Swinnen op de dansvloer. Muziek is voor mij een communicatiemiddel, in Het Belang van Limburg, 5/4/1995, p.33
– P. VERDUYCKT, Een gevleugeld mens, in Knack, 3/5/1995, p.94
– J. MESPOUILLE, Hombre alado créé à Namur, in Vers l’Avenir, 22/3/1995
– B. VAN HEMELRIJCK, Peter Swinnen. Het werk dat nooit geschreven zal worden, in De Scène, maart 1995, p.11-13
– E. RUTTEN, Spetterend van levensdrift. Feestelijke openingsavond van de zesde Ars Musica,in De Morgen, 7/3/1994, p.27
– F. VERDONCK, Lente van de hedendaagse muziek begint spectaculair, in De Morgen, 7/3/1994, p.5
– M. DEBROCQ, Ars Musica prend le large. Ouverture du “Printemps de la musique contemporaine”, in Le Soir, 7/3/1994, p.7
– Y. KNOCKAERT, Muzikale verhalen. Vlaamse componisten (12): Peter Swinnen, in Kunst en Cultuur, juni 1993, p.32-33
– Art. Peter Swinnen, in International Who’s Who in Music and Musicians Directory, ed. dr. D.M. CUMMINGS, 1992, p.1087
– K. B. “Met mijn muziek mag gerust gelachen worden”, in Het Volk, 23/1/1993, p.30
– J.S., Muzikaal surrealisme in een hedendaagse compositie, in Het Belang van Limburg, 16/9/1992, p.17
– W. COUVREUR, Muziek als boodschap, in Privilegie, 12, 1992, p.32-33

 

Discografie

– Annotazione, per Viola e Violoncello (altviool: Kris Matthijnsens, cello: Pieter Stas) , in MINIATUREN VOOR ARCHIPEL, CCSN.01, 2001
– Ciaccona per Violino e Pianoforte (viool: Akiko Ono, piano: Tobias Koch), in THE QUEEN ELISABETH INTERNATIONAL MUSIC COMPETITION OF BELGIUM, VIOLIN 2001, Cypres CYP9614-B, 2001
– Escurial, in EEN JONG GELUID, Jeugd en Muziek, JM 5539 B, 1992
– Een pimpelpaarse wiebelfiets (Kinderkoor van de Vlaamse Opera o.l.v. Hendrik Derolez), ZING JE DING, De Haske – Jeugd en Muziek DHR 13.002-3/ JM 960, 1996
– Guduyábu (De 2de Adem, M. Van Ingelgem), in AND HE CREATED… , Skrolan.10, 2006
– La petite peau blanche devait courber la tête pour l’empereur Hirohito, in LA PETITE PEAU BLANCHE DEVAIT COURBER LA TÊTE POUR L’EMPEREUR HIROHITO, Films LyDa 1, 2004
– La vieille dame et la fille nomade, in LA VIEILLE DAME ET LA FILLE NOMADE, DIS001, 2001
– Quar’l (Carpentier, Aldrich, Lefebvre, Plante), in LES LAURÉATS PRIX QUÉBEC FLANDRE [1988 • 2003], ATMA classique ACD 2 2281, 2003
– Risonanza (Champ d’Action), in PIANO INTERIEUR, Champ d’Action Archive Series number 01, 2004
– Souvenir de l’Île de Koch (V. Spanoghe), in CONTEMPORARY MUSIC IN FLANDERS, Flanders Music Centre, 2008
– Souvenir de l’Île de Koch (V. Spanoghe), in SOUVENIR, Festival Servais, 2007
– The black Larks Ballad (Martin, Zucchini, BRTN Philharmonic Orchestra, Foster), in THE PURPLE CUCUMBER, A ZAPPA TRIBUTE, AUD 01003, 2003
– Toamina’k (Apsara), in GUIDE TO CONTEMPORARY MUSIC IN FLANDERS, Flanders Music Centre, 2003
– Un face à face, in LA VIEILLE DAME ET LA FILLE, DIS 001, 2001

 

Uitgever

Lantro Music (Grimbergen)

 

Links

Peter Swinnen op Soundcloud ->
Peter Swinnen op Youtube ->

 

© MATRIX
Teksten van Heleen Persoons, Rebecca Diependaele en Robbe Beheydt
Laatste aanpassingen: 2020