PAUWELS Dominique

Dominique Pauwels studeerde piano aan het Koninklijk Muziekconservatorium Gent tussen 1985 en 1989. Daarna vervolgde hij tot 1991 zijn studies in Berklee Boston (Massachusetts) waar hij afstudeerde met een diploma Magna Cum Laude voor zowel compositie als filmcompositie. In de daarop volgende jaren ging hij zich meer toeleggen op computertechnologieën en software voor composities. Hij volgde een opleiding Algoritmische Compositie en Compositie met MAX (software ontwikkeld aan het IRCAM) aan het Sweelinck Conservatorium Amsterdam (1991-1992). In de daarop volgende jaren volgde hij in de Académie d’été (IRCAM, Parijs) Interactie tussen componist, uitvoerder, wetenschapper en nieuwe computertechnologieën (1993) en Werken met Patchwork: Compositie met als model de frequenties van de harmonieken van ieder instrument in het orkest (1994). Verder volgde hij in Huis ter Heide in Utrecht nog Apple Multimedia Summercourses en in 1995 en 1996-1997 bij KISP (volwassenenonderwijs) Multimedia: Creatie & Productie.

Hij behaalde diverse prijzen waaronder de Professional Writing Division Achievement Award Boston For Outstanding Musicianship (1991) en verschillende tv-prijzen waaronder de gouden roos van Montreux met De Mol.

Hij krijgt compositieopdrachten voor (muziek)theater, film en publiciteit en componeert sinds 1991 voor de openbare omroep. Sinds 2004 is hij vaste huiscomponist bij Het Muziek Lod waar hij onder meer nauw samenwerkt met choreografe en danseres Karine Ponties.

 

Werkbespreking

Dominique Pauwels is één van de weinige personen in Vlaanderen die van het componeren kan leven. Dit komt voornamelijk door zijn werk voor televisie en publiciteit. Hij zelf maakt dan ook een onderscheid in zijn muziek; hij deelt zijn oeuvre op in functionele en niet-functionele muziek. In de eerste categorie vinden we zijn werk terug voor de televisie, waarvoor hij generiekmuziek schreef voor onder andere Huis van Wantrouwen, Morgen Maandag, Man bijt Hond en de Pappenheimers. Eveneens tot deze categorie behoren composities voor documentaires en dansproducties, als ook film- en theatermuziek. Een groot aandeel in deze categorie hebben zijn muzikale werken voor reclamedoeleinden. Tot het onderdeel “niet-functionele” muziek behoren werken in klassiekere genres zoals pianowerken, een strijkkwartet (met elektronica) en algoritmische composities. Hij schreef ook een concerto voor piano en computer.

Ondanks de uiteenlopende genres vertrekt Pauwels telkens vanuit dezelfde basisesthetiek: “Niks in mijn muziek is “zomaar”…Ik ben steeds op zoek naar de essentie van de dingen; ik wil iets overbrengen, iets dat moeilijk onder woorden te brengen is.” Die essentie probeert hij meestal te bereiken door het timbre op de voorgrond te plaatsen. In de meeste van zijn werken maakt hij gebruik van twee soorten timbres: de traditionele klankkleuren enerzijds en elektronisch gegenereerde geluiden anderzijds. Hij laat deze twee timbres tot een confrontatie komen. Hierbij zal hij de traditionele instrumenten altijd zo goed mogelijk tot hun recht laten komen door ze te laten aantreden met hun gebruikelijke speelwijze en tessituur. De elektronische geluiden gaan gepaard met een harde of directe inzet en bezitten een groot spectrum aan boventonen. Deze geluiden kunnen variëren van sinustonen tot musique concrète. Zo maakt hij bijvoorbeeld gebruik van “autotoeters” in Le chant d’amour du grand singe. De confrontatie tussen deze twee timbres, ontstaat meestal door een storing, die elektronisch van aard is. Meestal treedt deze storing op in een esthetisch mooi instrumentaal gegeven. De storing kan sporadisch zijn, alsof ze per ongeluk is, om dan geleidelijk toe te nemen en de traditionele klankkleur te verwoesten of te overwoekeren. In het andere geval kan ze ook als een regelmatige puls in de compositie opduiken. Maar telkens werkt Pauwels de strijd tussen deze twee verschillende elementen scherp uit. Zijn composities zijn door de muzikale contrasten veelgelaagd, maar auditief doen ze nooit complex of onoverzichtelijk aan. Pauwels componeert losse fragmenten die hij tot een geheel verwerkt. Zo ging hij ook te werk in zijn strijkkwartet, dat hij schreef in opdracht van de Handelsbeurs. Het werk is verwijd tonaal en bestaat uit twee delen: het eerste deel is eerder virtuoos en complex, het tweede deel klinkt meer lyrisch. De virtuositeit van het eerste deel concentreert zich niet zozeer op de instrumentale virtuositeit maar eerder op het metrum en de ritmes. In dit deel wordt de gegeven context doorbroken door fauvistische cellen die voor een uitbarsting zorgen. Het tweede deel is een studie op dubbelgrepen, waardoor dit deel achtstemmig is, in plaats van vierstemmig. De moeilijkheid van de compositie ligt eigenlijk in de tijdsverdeling, in de spanningsboog die gegenereerd moet worden. In Onegin, een theaterproductie van Het Toneelhuis onder leiding van Guy Cassiers, vertrekt Pauwels van het boek van Aleksandr Pushkin. De muziek die Pauwels hiervoor gemaakt heeft klinkt eerder romantisch, zodat ze nauw aansluit bij inhoud en context van het theaterspel. Ook de bezetting is typisch romantisch van aard (kamerensemble met zang) maar zoals gebruikelijk introduceert hij ook hier live electronics. In tegenstelling tot zijn vroegere werken, komen de elektronische geluiden hier niet als een storing voor maar worden ze geïntegreerd. Pauwels wendt de live electronics hier aan als een orkestratietechniek, als een kleuring. Ook hier heeft Pauwels fragmentarisch geschreven. Pauwels heeft getracht om zijn muziek zo te maken dat het de luisteraar telkens een duwtje in de rug geeft wanneer die de draad dreigt te verliezen. Onegin is dus eigenlijk een studie in het creëren van continuïteit daar waar er geen muzikale verderzetting meer is. In dit werk maakt de componist ook gebruik van spatialisering (surround-sound). Dit doet hij om de fysische aanwezigheid te creëren van het geluid. Met spatialisering heeft hij al vaker geëxperimenteerd. Zo maakte hij in Le chant d’amour du grand singe gebruik van 36 speakers op de scène, zodat er een nabootsing van een Grieks koor ontstond. Daarbij liet hij ook een speaker heel traag boven het publiek cirkelen, zodat het geluid heel duidelijk fysisch aanwezig was. Ook in Royal Madness, een dansproductie, maakt Pauwels gebruik van spatialisering door de speakers op de rug van de dansers te plaatsen. Zo ontstaat de muziek door de beweging van het dansen. Door het gebruik van speakers in plaats van live instrumenten ontstaat er ook een grote openheid van het geluid. Pauwels probeert organisch en dynamisch te schrijven, waarbij de functie van de aanwezige elementen voortdurend wijzigt. Ook stilte wendt hij meermaals aan als compositietechniek.

Naast composities gebaseerd op timbrecontrast schrijft Pauwels ook snelle meeslepende stukken. Pauwels heeft een voorkeur voor snelle tempi en een opzwepende, voortstuwende puls. Hij maakt gebruik van ostinati die hij combineert met dansachtige melodieën, met hier en daar een verwijzing naar volksmuziek. De dynamiek uit zich door de wervelende en draaiende motieven die herhaald en gevarieerd worden. Pauwels geeft de voorkeur aan een bezetting die zowel uit live instrumenten als elektronica bestaat, al zal hij nooit een instrument proberen na te bootsen met een synthesizer of computer. Bovendien houdt hij ervan om zijn eigen composities te herwerken in een andere stijl. Zo herschreef hij bijvoorbeeld Variatie 1 op Come en Went (oorspronkelijk voor piano) voor de bezetting piano, hiphop- en leadguitar. Ook experimenteert hij met muzikale concepten, zoals in De ark. Dit werk, geschreven voor Antwerpen ’93, duurt 4 dagen; later herwerkte hij De ark zelfs tot een 30 jaar durend stuk. Dit werk is eigenlijk een sonate die levenslang duurt (30 jaar) en waarbij een computer naar de compositie zoekt. De computer begint dus op dag 0 met het zoeken en speelt 30 jaar later de compositie. Bij dit gegeven gaat het niet zozeer om het uiteindelijke resultaat maar om het proces dat zich gedurende die 30 jaar afspeelt. Pauwels vond dit interessant omdat het publiek dat van het begin betrokken is bij de compositie, 30 jaar lang aan de compositie gebonden blijft. De muzikale uitwerking gebeurt door een piano in een aquarium, die verbonden is aan een computer. Zo zie je gedurende de duur van de compositie de piano zoeken naar de compositie maar als je je oor tegen de wand houdt, zal je de piano ook horen. De bedoeling van dit concept is dat er maandelijks opnames gemaakt worden, zodat het publiek kan horen wat er in die maand gevonden is aan muziek.

 

Werklijst

Niet- functionele muziek: sonate voor piano, viool en computer (1993); 2 Bagatellen voor piano (1993); 1 Bagatel voor piano en klarinet (1993); Come en Went voor piano (1993); variatie 1 op Come en Went voor piano, hiphop en leadguitar (1993); Nocturne of Processie voor piano en MAX (4 dagen durend stuk voor Antwerpen ’93, later aangepast van 4 dagen naar 30 jaar 1993); Algoritmisch Werk voor het Museum van Fotografie in Antwerpen (1994); String quartet no. 1 (2003); Boreas voor sopraan, 4 tuba’s en elektronica ( i.s.m. dichter/auteur Stefan Hertmans, Het Muziek Lod, 2005)

T.V.-producties: Huis van Wantrouwen ( BRTN,1991 en 1992); Sportgenerieken BRTN; Orginele Droomfabriekgeneriek (BRTN); Morgen Maandag (BRTN,1993); Gisteren Zondag (BRTN,1993); Onvoorziene omstandigheden (BRTN,1994); Studio 4 (VT4, 1995); Nieuws VT4 (1995); Alles Kan Beter (Canvas, 1997); Man Bijt Hond (VRT, 1997-2003); De Mol (1999), Vlaanderen vakantieland (VRT, 1999); Mannen op de rand (2001); De fiets van Pavlov (2002); De Pappenheimers (2003); De slimste mens (2003); Gasstation (3 documentaires in opdracht van Luc Vrijdags, 2003)

Compositie-opdrachten voor het (muziek)theater/dansproducties: Musk (Eddy Vereycken, vrije productie in Antwerpen, 1984); De Hypochonders (Botho Strauss, Multatulitheater Gent, 1985); De Harige Aap (Eugene O’Neill, NTG Gent, 1988); Driekoningenavond (Shakespeare, NTG Gent, 1989); Feest (Gonnie Heggen, 1997); DeadDogdDon’tDance/DjamesDjoyceDeaD (Needcompany, Jan Lauwers, 2000); Niet alle Marokkanen zijn dieven (Arne Sierens, het paleis, 2001, herwerkt in 2002); Het OOR (Vlaamse Opera, 2003); No Comment (Needcompany, 2003); Onegin (Het Toneelhuis, 2006)

Compositieopdrachten voor film: Elaina (Sofi Ben Zvi, New York, 1991); The Editor (Sjong Ming Park, New York, 1991); Kladaradatch! (Film Presents, 1996); Goldfisch game (Needcompany; Jan Lauwers & filmfabriek, 2001) ; Looking for Alfred (Johan Grimonprez, 2004)

Compositieopdrachten voor publiciteit: Live Aid spot (Studio Brussel & Donna, 1992); “ANTWERPEN ‘93” generiek Antwerpen 93; Primus Haacht (1994); Quick Step (1995); Toyota (1995); Toyota starlet (1996); Duvel (1997); Belgacom (1997); Proximus (1999); Orange (1999); Mazoutcampagne (2000); NMBS (2001 en 2002); Nike (2003); Groep T (2003)

 

Bibliografie

– Y. KNOCKAERT, LOD-10.O4, in programmabrochure n.a.v. de première van Boreas, uitg. dr. LOD GENT, Gent, 2005
– Y. KNOCKAERT, Boreas-O3.05, in programmabrochure n.a.v. de première van Boreas, uitg. dr. LOD GENT, Gent, 2005

 

©MATRIX
Teksten van Marijke Bobbaers
Laatste aanpassingen: 2006