DUIJCK Johan (1954)
Johan Duijck werd geboren in Brugge op 23 november 1954. Hij studeerde aan de Koninklijke Conservatoria van Gent en Brussel waar hij diverse eerste prijzen behaalde, onder meer voor piano (Robert Steyaert) en compositie (Peter Cabus), en het Hoger Diploma voor piano en kamermuziek. Vervolgens studeerde hij aan de muziekkapel Koningin Elisabeth en vervolgde zijn studies piano bij Stanislas Neuhaus (Moskou) en koordirectie bij László Heltay (Londen).
Doorheen zijn hele carrière als componist werd Duijck reeds meermaals bekroond, bijvoorbeeld op de nationale compositiewedstrijd “Lied van mijn land” in 1983 (Met u zijn er geen verten meer uit de Zes adagio-liederen, op. 2) en ontving hij de prijs van de European Piano Teachers Association voor het pedagogische werk Zeven(-) mijlslaarsjes (op. 13). Als uitvoerder geeft Johan Duijck regelmatig recitals en is hij tevens lid van het Hans Memling Trio. Daarnaast verwierf hij internationale bekendheid als chef-dirigent van het Vlaams Radio Koor en dirigeert hij het Gents Madrigaalkoor. In 2002 werd hij benoemd tot Chorus Director van het Academy of Saint Martin in the Fields Chorus (Londen). Ook in het buitenland is Johan Duijck een veelgevraagd gastdirigent. Zo trad hij reeds op met het Orquesta Sinfonica Real de Sevilla (Spanje), het Dartington Festival Orchestra (Groot-Brittanië), het Deens Nationaal Radiokoor, het Coro de la Universidad de la República (Uruguay) en de Capilla Santa Cecilia (Mexico). In 1994 richtte hij het European Youth Choir op. Als docent piano en koordirectie is Johan Duijck verbonden aan het Koninklijk Conservatorium te Gent, de Muziekkapel Koningin Elisabeth en aan de Dartington International Summer School. Sinds 2000 is Duijck directeur van de cursussen koordirectie van de Euskalerriko Abesbatzen Elkartea. In 1997 ontving hij de prijs Haec Olim ter bekroning van zijn veelzijdigheid als musicus.
Werkbespreking
Vanuit zijn activiteiten als pianist en koordirigent is het niet verwonderlijk dat Johan Duijck zich als componist voornamelijk toelegt op piano- en koormuziek. Tot de koorwerken behoren een aantal kortere composities, maar ook heuse cantates. In deze werken treedt Duijck naar voor als een componist die grote aandacht schenkt aan de manier waarop muziek en woord met elkaar verbonden worden. De diepere religieuze of filosofische inhoud van de teksten poogt Duijck daarbij steeds weer te geven in een algemene muzikale sfeer. Het muzikale materiaal helpt hem hierbij. In Lentetriptiek evoceren de volksliedachtige melodieën en open kwint-akkoorden de middeleeuwse sfeer van de tekst. Om belangrijke passages expressiever te maken, wendt hij zich vaak naar een meer expliciete uitbeelding van de tekst. De tekst “fugit fugiensque” in Narcissus et Echo bijvoorbeeld geeft Duijck weer door de imitatieve verwerking van een motief in snelle notenwaarden.
In zijn functie als docent wordt Johan Duijck regelmatig geconfronteerd met de moeilijkheden die beginnende pianisten ondervinden bij het spelen, wat hem aanzette tot het componeren van een aantal didactische werkjes, vaak met progressieve moeilijkheidsgraad, zoals Klavertjevier (1985) en Zeven(-)mijlslaarjes (1993). Ook het recentere The well-tempered pianist (1999-2000), een verwijzing naar Bachs Das wohltemperierte Klavier, heeft een pedagogische inslag met als doel jonge pianisten op een kindvriendelijke manier kennis te laten maken met alle toonaarden. Een aantal werken dienen ter vervolmaking van de verder gevorderde pianist, zoals Illuminatio, gecomponeerd in opdracht van Muzikon als plichtwerk voor het eindexamen piano aan het Koninklijk Conservatorium van Gent in 1988.
Johan Duijck studeerde compositie bij Peter Cabus. De invloed van zijn leraar doet zich gelden op meerdere gebieden. Zo wordt het werk van beide in de eerste plaats gekarakteriseerd door een streven naar een duidelijke en evenwichtige vormgeving. Net zoals zijn leraar durft ook Johan Duijck teruggrijpen naar gevestigde vormen, zoals de variatievorm in Praeludium e tema con variazione. Ook in een aantal andere werken staat de terugkeer van thema’s of motieven, al dan niet gevarieerd, centraal. Vaak gebeurt dit in spiegelbeeld rond een contrasterend deel, wat zich in zijn meest elementaire vorm uit in de traditionele ABA’ vorm (zoals die bijvoorbeeld gebruikt wordt in het pianowerk Recognitio of in het koorwerk Hodie Christus natus est). Een dergelijke symmetrische opbouw kan echter ook grotere proporties aannemen. In de cantate Alma de la música (een ode aan Francisco Salinas op tekst van Fray Luis de León) herneemt Duijck op het einde van de compositie – in spiegelbeeld – de volledige beginpassage; slechts hier en daar brengt hij aanpassingen aan de melodie aan waar de tekst dit vereist. Ook in de middendelen zijn regelmatig referenties terug te vinden naar voorgaande texturen en/of melodieën. Opmerkelijk is dat in dit werk de terugkeer van dezelfde thema’s of texturen verbonden kan worden met de tekst. De fragmenten waarin dit gebeurt zijn namelijk textueel nauw met elkaar verwant: bijvoorbeeld het eerste en laatste vers waar de auteur Salinas aanspreekt over de hemelse klanken die uit zijn muziek voortkomen. In het didactische The Well-tempered Pianist past Duijck een gelijkaardige vorm toe, zij het op verschillende niveaus. Vooreerst komt de spiegelvorm voor in elk van de vier “boeken” waaruit dit werk bestaat. Het centrale deel van de spiegel-structuur wordt dan telkens gevormd door een werkje met Spaanse titel (die niet alleen in woorden, maar ook op vlak van het gebruikte thematisch/motivisch materiaal verwijzen naar Duijcks cantate Alma de la música). Het resultaat van dergelijke structuren is dat de composities, zelfs die van een langere duur, steeds enorm transparant blijven, wat de herkenbaarheid en duidelijkheid naar de luisteraar toe vergroot.
Deze zin voor vormgeving gaat gepaard met een grote aandacht voor de melodievoering. Johan Duijck schrijft net zoals zijn leraar Cabus sterk melodische thema’s, vaak ook lyrisch, die soms tonaal overkomen, al is dissonantie nooit veraf. Duijcks muzikale taal kan dan ook best omschreven worden als een combinatie van vrije atonaliteit met een sterk verwijde tonaliteit. Harde dissonanten worden meestal vermeden. Door de voortdurende variatie in de graad van dissonantie ontstaat een vloeiend, organisch melodisch geheel. Dit wordt nog versterkt door het vrije metrum, waarbij diverse maatsoorten elkaar zonder enige regelmaat opvolgen en twee- en drieledige onderverdelingen in verschillende combinaties achtereenvolgens worden samengevoegd, wat een zwevend, asymmetrisch effect tot stand brengt. In een groot aantal werken maakt Johan Duijck geen gebruik van de traditionele metrumnotatie (in de plaats daarvan wendt hij soms een wel vaker gebruikt systeem aan, bestaande uit driehoekjes en haakjes die de onderverdelingen per tel weergeven), wat ertoe leidt dat de uitvoerders minder gefocust zijn op het ritme van sterke en zwakke tijden. Dit komt de vloeiendheid van de melodie verder ten goede.
Contrapunt neemt een essentiële plaats in in het oeuvre van Duijck. Enerzijds krijgt elke stem of – in de werken voor grotere bezetting – instrumentengroep vaak een eigen melodie toegewezen, waardoor een complexe horizontale gelaagdheid ontstaat. Anderzijds maakt Duijck ook vaak gebruik van canon en fuga, waarbij hij de mogelijkheid om contrapuntische technieken als augmentatio, inversie en stretto aan te wenden, niet aan zich laat voorbijgaan. Zoals de traditie het vereist, wisselt hij deze contrapuntische passages af met meer homofone of homoritmische segmenten. De religieuze werken O magnum mysterium, Lauda Jerusalem en Hodie Christus natus est zijn volledig opgebouwd vanuit dit contrast. Contrapunt is voor Johan Duijck in een aantal werken ook een middel om bewust labiliteit te creëren. In de inleiding van het lied Met rood en blauw (uit de Zes adagio-liederen) wordt een motief op dusdanige wijze verwerkt, dat de imitaties steeds sneller op elkaar volgen, wat een ametrisch gevoel teweeg brengt. Labiliteit komt nog sterker tot uiting in polymetrische passages zoals Duijck die gebruikt in Lauda Jeruzalem en Alma de la música.
Werklijst
Klaviersolo (voor piano, indien niet anders vermeld): Klavertjevier op. 5 (1985); Illuminatio op. 7 (1987); Recognitio op. 10 (1990); Zeven(-)mijlslaarsjes op. 13 (1993); Discretio op. 14 (1994); The well-tempered pianist op. 19-21 (1999-2002); Le tombeau de Ravel op. 23 (2003); Praeludium e tema con variazione, voor orgel op. 3 (1983)
Koor: Lauda Jerusalem, voor gemengd koor en orgel op. 4 (1984); Narcissus et Echo, voor koor (SSA) en piano op. 8, naar Ovidius (1988); O magnum mysterium, voor gemengd koor op. 9 nr. 1 (1989); Hodie Christus natus est, voor gemengd koor op. 9 nr. 2 (1989); Het kind en ik, voor zes gelijke stemmen op tekst van Martinus Nijhoff (1995); Alma de la música, op tekst van Fray Luis de León op. 16 (1997); A mirror to St.-Nicolas (Psalm 95 “cantate domino”) op. 18 (1998); Cantar del Alma, op tekst van San Juan de la Cruz op. 24 (2004)
Kamermuziek: Zes adagio-liederen voor hoge stem en piano op tekst van Felix Timmermans op. 2 (1982)
Discografie
– Lentetriptiek (Gents Madrigaalkoor o.l.v. Johan Duijck), DAAR WIJ MINNE KOZEN, Eufoda 1083, 1983
– Narcissus et Echo (Gents Madrigaalkoor o.l.v. Johan Duijck), OP EIGEN VLEUGELS, GMK 92, 1992
– Ich lebe mein Leben (European Youth Choir o.l.v. Johan Duijck), EUROPEAN YOUTH CHOIR 1996, Europa Cantat, 1996
– Nulla amicitia (European Youth Choir o.l.v. Johan Duijck), EUROPEAN YOUTH CHOIR 1996, Europa Cantat 1996
– THE WELL-TEMPERED PIANIST (Johan Duijck), Phaedra 92036, 2003
Uitgever
De Notenboom (Kontich)
Links
©MATRIX
Teksten van Heidi Moyson
Laatste aanpassingen: 2006