DE VISSCHER Eric (1961)

Eric de Visscher (Leuven, 23 november 1961) studeerde filosofie en linguïstiek aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij behaalde binnen deze disciplines de diploma’s respectievelijk kandidaat en licentiaat. Tijdens zijn studies onderhield hij reeds muzikale contacten met onder meer John Cage. Op diens aanraden vertrok hij in 1984 naar de York University in Toronto (Canada) om bij James Tenney compositie te gaan studeren. In 1986 haalde hij daar zijn Master of Fine Arts in Music en was hij door Tenney goed ingeleid in zowel de Europese als de Amerikaanse muziektraditie. Dat jaar keerde Eric de Visscher terug naar België en ging hij aan de slag bij Jeugd en Muziek te Brussel. In 1987 trok hij naar Parijs en werkte als onderzoeker aan het IRCAM (Institut de Recherche et de Coordination Acoustique/Musique, Parijs). De volgende drie jaren nam hij de taak op zich van assistent producer en archivaris van de Stichting Logos te Gent. Ondertussen behaalde hij zijn diploma DEA-Etudes Artistiques aan de universiteit van Parijs VIII. Hij startte nadien een doctoraatstudie in muziekesthetica aan de Universiteit van Gent. Wegens andere werkzaamheden is zijn doctoraat tot op vandaag de dag nog niet voltooid. Van 1992 tot 1996 stelde hij zijn expertise ten dienste van het Ars Musica Festival te Brussel, waar hij achtereenvolgens de functie van assistent producer voor educatieve projecten en artistiek directeur voor zijn rekening nam.

Ondertussen was hij ook Artistiek Adviseur Twintigste Eeuwse Muziek van de Philharmonische Vereniging van Brussel. In 1997 is hij dan naar Parijs verhuisd waar hij tot op heden artistiek directeur van het IRCAM is. Naast zijn vaste professionele activiteiten schreef Eric de Visscher verschillende muziekkritieken voor muziektijdschriften als Crescendo, Musiktexte, Musicworks, Dissonances, Positionen,… Hij werkte als radio producer voor Deutschlandfunk, Hessischer Rundfunk, BRTN; hij gaf lezingen in Akiyoshidai, Barcelona, Brussel, Darmstadt, Essen, Kiel, Luik, La Chaux-de-Fonds, Rouen. Voor verschillende muzikale producties van het Kunstenfestival des Arts en de BRTN werd zijn artistiek advies gevraagd. Hij zetelde in de Commission Consultative de la Musique Contemporaine van het ministerie van de Franse Gemeenschap van België.

 

Werkbespreking

Eric de Visscher noemt zichzelf actief componist tussen 1984 en 1995. Zijn werken spreiden zich over de relatief korte periode van ongeveer tien jaar. Toch is er een evolutie in zijn werk waarneembaar. Zijn debuut maakte hij als ‘amateur’ met With hidden noice, een studiowerk voor piano en tape. Hij creëerde deze plaatopname in 1984 samen met Bauduin Oosterlinck en Dominique Lawalrée. In 1988 herwerkte hij het stuk zodat het ook live kon worden uitgevoerd.

Tijdens zijn studie bij J. Tenney in 1985 schreef Eric de Visscher drie werken, die hij nu eerder als studiewerken beschouwt, namelijk Untitled voor fluit, Landscape voor hobo, klarinet en cello en Tunes and Tones voor Gamelan-ensemble. Deze vroegste composities kenmerken zich door hun eenvoud, het traditionele notenschrift, waar hij toen nog uitsluitend gebruik van maakte, en het gevoel voor sonoriteit en ritme. In With hidden noice bijvoorbeeld geeft hij de klanken, die de piano voortbrengt, ruimte om te klinken door na een kort motief verschillende maten rust te voorzien. Verder in het stuk neemt de ritmische paramter de bovenhand en gaat de piano als percussie-instrument fungeren.

In Canada had hij mede dankzij J. Tenney kennis gemaakt met zowel de Europese als de Amerikaanse muziekgeschiedenis met vooral nadruk op de twintigste eeuw. Zijn composities zijn vanaf 1986 dan ook te situeren in de lijn van de naoorlogse (1945) avant-gardisten, met name Stockhausen, Cage en Boulez. From Scratch voor twee saxofoons (1986) was het eerste resultaat van Eric de Visschers conceptuele ideeën omtrent notatie en compositie. De compositorische creativiteit van de uitvoerders wordt op de proef gesteld doordat niet langer alles is genoteerd. In sectie A krijgen de spelers klankmateriaal waar ze vrij mee mogen omgaan binnen een bepaalde tijdsspanne. Sectie B is een volledig uitgeschreven deel met veel rusten. Die rusten moeten in sectie C worden opgevuld met het materiaal uit A. In Within Sound voor twee celli en slagwerk (1988) gaat hij nog een stap verder. Voor de notatie van de slagwerkpartij ging Eric de Visscher in de leen bij Morton Feldmans The King of Denmark. Alternatieve notatiesystemen als weergave van verruimde klankmogelijkheden en improvisatie binnen een bepaalde regelgeving intrigeerden hem. De pianopartij bestaat slechts uit glissandi en arpeggio’s die binnen een strikt bepaalde tijd moeten worden gespeeld. De uitvoerder mag vrij beslissen of hij het stuk van voor naar achter of van achter naar voor speelt. Het aspect improvisatie en keuzemogelijkheden bij de uitvoerders blijft een prominente rol spelen in al zijn latere werken.

In 1988 componeerde hij The Ives Memorial Portable Spatial Hall voor klarinet en tape in opdracht van Auto-mobile/Arte Sonante. Het werk moet gespeeld worden in de auto waarbij de klarinetpartij bestaat uit aparte gehelen, die op de ramen zijn geplakt. De volgorde van de stukken ligt volledig in handen van de uitvoerder. Het is dus niet zoals in Zyklus van Stockhausen, waarin de vorm vastligt van zodra de uitvoerder heeft gekozen waar hij gaat beginnen. Het muzikale materiaal ligt ook veel nauwkeuriger vast. Niet alleen het aleatorische aspect van de compositie is van belang maar ook de elementen beweging en ruimte. De uitvoerder moet zich namelijk in de auto verplaatsen om alles te kunnen spelen. Het aspect ruimte is ook maar op een andere manier van belang bij One more than three voor speelgoedpiano of piano (1990). Dit werk is een compositieopdracht van de Stichting Logos te Gent ter inhuldiging van een zaal in de vorm van een tetraëder. De partituur is dan ook opgebouwd als vier gelijkzijdige driehoeken.

Seven Bagatelles (1992) is een compositie voor kamerensemble. Ook deze compositie leunt qua concept en notatie nauw aan bij de jaren 1950-60. De uitvoerder speelt een zeer belangrijke rol en wordt nauw betrokken in het compositieproces. Met andere woorden is de muziek niet altijd volledig bepaald. De grote vorm van het stuk ligt vast en wordt reeds verraden door de titel: het bestaat uit zeven losstaande bagatellen. Bij elk deel is er een ander instrument dat de leiding neemt. De eerste en tweede bagatel contrasteren in tempo en stemvoering maar beide zijn volledig bepaald door de componist. In het derde deel doet de aleatoriek zijn intrede. De melodische instrumenten hebben allemaal hetzelfde materiaal maar zetten al dan niet samen in en kunnen herhalingen invoeren zolang het ostinato-thema van de percussie klinkt, waardoor de samenklank bij elke uitvoering kan verschillen. In het vierde deel gaat de onbepaaldheid nog iets verder. Er wordt ook afgestapt van de klassieke notenbalk. De klarinet heeft een uitgeschreven partij, maar de overige stemmen krijgen slechts een aantal toonhoogten en een reeks symbolen. Aan de hand van het materiaal van de klarinet, de symbolen en toonhoogten moeten ze elk een individuele dialoog met de klarinet aangaan. In het vijfde deel moeten de uitvoerders hun improvisatietalent laten werken waarbij een eerste groep instrumenten het materiaal van de fluitpartij transformeert en imiteert, en een tweede groep op zijn beurt hetzelfde doet met het materiaal van de eerste groep. In de zesde bagatel zijn de verschillende partijen onafhankelijk van elkaar maar ze delen wel hetzelfde tempo. In het zevende en afsluitende deel heeft de hobo de leiding. De rest van de instrumenten heeft slechts fragmenten uit de andere bagatellen te spelen. Hoe die fragmenten worden gespeeld, in welke volgorde en in welk tempo, mogen de spelers zelf beslissen. Dit werk vormt eigenlijk het sleutelwerk van Eric de Visschers oeuvre. Het incarneert al zijn muzikale ideeën die in zijn vorige composities reeds een aanzet kenden.

In Stille und Lärm voor kamerensemble (1993) blijft het aleatorisch gegeven van belang maar dan in de vorm van een ander concept. Het werk bestaat uit drie bagatellen die gelijktijdig worden gespeeld. Het principe lijkt op een vrij doordenken van Gruppen van Stockhausen. Het strijkkwartet, de piano’s en de percussie fungeren als drie onafhankelijke groepen die op een verschillend moment beginnen en eindigen. De instrumentatie is gebaseerd op Erik Satie’s Messe des Pauvres, zoals duidelijk te horen is in de piano’s. De pianopartijen bestaan uit bewegingen van twee akkoordevoluties die zeer snel en in snel wisselende tempi worden gespeeld. Dat resulteert in een tonaal-atonaal verloop van beweging doorheen de compositie. Maar de evolutie die de pianopartijen kenmerkt, wordt ondermijnd door de toevalligheid waarmee beide piano’s onderling en met de andere instrumenten samenkomen. Door het onfunctioneel samenvallen van het muzikaal materiaal wordt de spanningsopbouw vernietigd en lijkt de muziek nergens naartoe te leiden. De Visscher koppelt er nog een theatraal element aan vast door het strijkkwartet al te laten beginnen op het moment het publiek de zaal in komt en plaats neemt. De twee overige groepen komen later op, spelen hun partij en verlaten het podium weer.

Zoals de korte analyse van deze werken aantoont, is het werk van Eric de Visscher te plaatsen in de lijn van de avant-gardisten na 1945. Hij maakt gebruik van een aantal typische principes en ideeën, doch het resultaat is doorgaans iets eenvoudiger. Typisch zijn het uitdenken van een origineel concept waarbij het toeval en de uitvoerder een grote rol krijgen toebedeeld. Toen hij als artistiek directeur aan het Ircam in Parijs aan de slag ging is hij gestopt met componeren. Toch was hij niet helemaal opgehouden met het verspreiden van zijn muzikale ideeën. Als artistiek directeur besprak hij dagelijks de composities waar componisten aan werken binnen het Ircam. Hij dacht met hen mee om via de meest moderne technologie en instrumenten nieuwe klankmogelijkheden te realiseren. Op die manier kregen Eric de Visschers ideeën vorm in het werk van anderen. Zelf heeft hij nooit veel elektronica gebruikt in zijn composities maar wel zat hij dusdanig aan de basis voor het exploiteren van nieuwe elektronische klank- en compositiemogelijkheden.

In de laatste jaren is te zien hoe Eric de Visscher zijn interesse verplaatst naar de museale context. Hij identificeert zichzelf als muziek- en museumspecialist. In 2000 en 2002 cureerde hij exposities rond het thema van muziek, respectievelijk Le Temps, Vite (2000) en Roland Barthes (2002) in Centre Pompidou te Parijs. Ook werkte hij als muzikaal adviseur in context van tentoonstellingen, namelijk voor Sonic Process (2003) en Sons et Lumières (2005) in Centre Pompidou, en Mexique (1993) en Horta (1996) in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Van 2006 tot 2016 is hij directeur van het muziekmuseum in de Parijse filharmonie. Deze nieuwe passie vormt dan ook de basis voor een nieuwe motivatie: “mijn interesse doelt zich erop de afstand tussen geluid, muziek en andere kunsten te overbruggen middels mijn werk als curator en als consultant middels tentoonstellen en publiceren.” De intrede van geluid en muziek in de museale context is met andere woorden cruciaal in zijn huidig werk en doelstellingen.

 

Werklijst

Kamermuziek: With hidden noice voor piano en elektronica (studioversie in 1984; herwerkte versie in 1988); Untitled voor fluit (1985); Landscape voor hobo, klarinet in a en cello (1985); From scratch voor alt- en tenorsax (1986); Tunes and Tones voor gamelanensemble (1986); Incidents I voor piano (1987); Street Music voor geluidsinstallatie (1987); Within Sound voor twee celli en slagwerk (1988; herwerkt in 1991); Incidents II voor twee uitvoerders op één piano (1988); The Ives memorial portable spatial hall (1988); One more than three voor speelgoedpiano of piano (1990); Safe and sound (1991); Seven Bagatelles (1992); Stille und Lärm (1993); Not from scratch voor klarinetkwartet (1995)

 

Bibliografie

– DE VISSCHER, E., Continuing the Experimental Tradition, in Perspectives of New Music, 25, 1987, p. 490-493
– DE VISSCHER, E., Experiment und Tradition. Die Musik von James Tenney, in Musiktexte, 37, 1990, p. 29-35
– DE VISSCHER, E., John Cage und die Idee der Harmonik, in Positionen, 6/7, 1991, p. 23-28
– DE VISSCHER, E., Silence et Intentionnalité, in Revue d’Esthétique, 21, 191, p. 143-152
– DE VISSCHER, E., No fixed relations. A propos du film ‘Cage-Cunningham’, in Revue d’Esthétique, 22, 1992, p. 105-110
– DE VISSCHER, E., Fragmente einer Geschichte der Stille, in Positionen, 10, 1992, p. 8-10
– DE VISSCHER, E., Surfaces de Temps, in Messures du Temps, Ircam-L’Harmattan, 2001, Parijs, p. 141-154

 

Discografie

– Stille und Lärm, QUINCUNX (Champ d’Action), Megadisc classics MDC7869

 

© MATRIX
Teksten van Katrien Mestdagh en Jenske Vanhaelemeersch
Laatste aanpassingen: 2019