DE MAEYER Jan (1949)

Componist, hoboïst en muziekpedagoog Jan De Maeyer werd in 1949 geboren in Bornem. Aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen studeerde hij hobo, kamermuziek en compositie bij Willem Kersters. Gelijktijdig volgde hij de opleidingen klassieke filologie en oude geschiedenis aan de Katholiek Universiteit van Leuven. In 1973 behaalde hij de hogere diploma’s voor hobo en kamermuziek en een Eerste prijs muziekgeschiedenis. Daarna volgden een Eerste prijs althobo, harmonie, contrapunt en compositie.

De Maeyer behaalde de prijs Pro Civitate, de Alpaertsprijs voor solfège en kamermuziek, de Annie Rutzkyprijs, Tenuto, de Ferstenbergprijs voor contrapunt en fuga en de Eerste prijs op de internationale wedstrijd voor kamermuziek te Colmar. Als componist werd hij in 1981 bekroond met de Peter Benoit Prijs voor zijn koperkwintet La Consolazione, in 1982 met de Eerste prijs van de Provincie Antwerpen, in 1983 met de Prijs A. De Vleeschouwer voor Portret van 7 Romeinse Goden en de Koopal-beurs voor zijn Concerto da Camera voor kamerorkest en Het Glorierijke Licht voor symfonieorkest.

Tussen 1988 en 2012 was De Maeyer directeur van het Stedelijk Conservatorium in Mechelen, waar hij de vakgroepen ‘oude muziek’ en ‘jazz & lichte muziek’ oprichtte. De Maeyer is docent kamermuziek aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Voorheen (vanaf 1979) doceerde hij daar ook hobo. In 1972 richtte hij samen met Nestor Janssens en Luc Loubry het houtblazerstrio Avena op, dat zich voornamelijk toelegt op het hedendaagse en 20ste eeuwse, maar ook klassiek-romantische repertoire. Van 1974 tot 1978 was De Maeyer als solo-hoboïst verbonden aan de Philharmonie van Antwerpen (Antwerp Symphony Orchestra). Verder maakte hij deel uit van het houtblazerskwintet Amadea en het Antwerps kamermuziekensemble.

 

Werkbespreking

In zijn jeugd schreef Jan De Maeyer gebruiksmuziek voor harmonie-orkest in een lichte stijl met bijvoorbeeld jazzakkoorden en vlot lopende percussie. Post-Bartókiaans expressionisme en contrapunt zijn de neerslag van zijn compositie-opleiding bij Willem Kersters. Kersters bracht zijn leerling ook in contact met de seriële techniek, maar De Maeyer groeide later weg van het seriële. Zo heeft hij affiniteit met de mystiek van Arvo Pärt en hield hij zich – los van Pärt – bezig met de studie van middeleeuwse en etnische muziek.

De Maeyers visie op componeren is verbonden met zijn mensbeeld. De Antwerpse componist en hoboïst noemt zichzelf een “klassiek” type van mens waarmee hij doelt op een evenwicht tussen ratio en emotie, tussen het fysieke en het psychische. Spanning en rust moeten elkaar recht houden, ook in de muziek. De Maeyers hele oeuvre en compositiestijl is hiervan doordrongen: er is een constante wisselwerking tussen beide uitersten. Dit heeft niet enkel te maken met De Maeyers levensvisie of persoonlijke overtuiging, maar ook met de rol die het publiek en de uitvoerder toegewezen krijgen. Een muziekstuk moet altijd uitvoerbaar blijven, waarmee De Maeyer misschien een lichte kritiek spuit op de moeilijkheidsgraad van sommige hedendaagse werken. En verder moet muziek zo geschreven zijn dat ze toegankelijk blijft voor het publiek.

De Maeyer wil zich dan ook de diverse gebieden van het muziekleven eigen maken. In zijn “totaliteitsvisie” voelt hij zich niet alleen componist maar daarnaast ook muzikant, dirigent en luisteraar. In deze verschillende hoedanigheden wordt hij des te meer bewust van de fysieke grenzen van uitvoerders en de psychologische limiet van het publiek, met als gevolg dat De Maeyers componeren resulteert in een afwisseling van spanning en rust. De Maeyer bereikt de spanning in zijn composities door het integreren van avant-gardistische elementen. Tot slot heeft De Maeyers studie van klassieke filologie een zeer grote invloed op zijn oeuvre. Hij zette veel poëzie op muziek, zowel hedendaagse als humanistische, zoals de teksten van Janus Secundus.

De Maeyers eerste werk voor hobo en piano, Sonatina, geschreven in 1979, is een voorzichtig atonale compositie met incidentele avant-garde technieken voor de hobo. Het eerste deel, in sonatevorm, heeft een sterk cerebrale atonaliteit als grondslag en het tweede deel is een elegische meditatie in driedelige liedvorm met enkele rubatopassages. Het laatste deel vertoont een sterke Bartók-invloed door de klassieke frasenopbouw enerzijds en het gebruik van asymmetrische maatsoorten en vrije atonaliteit anderzijds. La Consolazione, bekroond met de Peter Benoit Prijs, is dan weer sterk contrapuntisch georiënteerd. Dit werk wil hulde brengen aan Boethius, een laat-Romeins schrijver en filosoof, wiens nalatenschap ons een goed beeld geeft van het muzikale erfgoed uit de oudheid. La gioia voor houtblazerstrio is een doorgecomponeerd werk waarvan de harmonisatie vrij-atonaal is, de contrapuntiek is beperkt tot enkele imitatieve passages en het ritme en de metriek getuigen van jazzbeïnvloeding. Naast jazz, trekt ook volksmuziek Jan De Maeyer aan. Een voorbeeld daarvan zijn de 3 Emigrantenliederen. Dit zijn volksliedbewerkingen voor vierstemmig gemengd koor.

Na de bovengenoemde, theoretisch-georiënteerde eerste werken, is de Sonata per violoncello e pianoforte één van de vroegste esthetiserende composities van De Maeyer. In dit werk wordt voor het eerst een poging gedaan om “mooie” samenklanken te scheppen met moderne middelen. In 1983 verklankte De Maeyer met Met een klank van hobo op een vrij-atonale wijze enkele gedichten van Herman De Coninck. In datzelfde jaar schreef hij Vijf voor acht, waarvan elk van de vijf delen een titel draagt die eindigt op acht, voorafgegaan door één of twee medeklinkers. Via de titel wordt de inhoud van elk deel geduid. De middelen die hiervoor aangewend worden, zijn enerzijds klassiek, zoals bijvoorbeeld de bezetting en traditionele compositietechnieken en anderzijds modern, ondermeer in het gebruik van althobo en musette, nieuwe technieken als frullato, een ratelende klank, dubbeltonen en glissandi en de aleatorische compositietechniek.

Voor het Festival Van Vlaanderen Mechelen schreef Jan De Maeyer in 1996 Maclinia voor harmonieorkest. Het is een programmatisch werk. Aanvankelijk bevindt men zich in een “mist” van klanken en wanneer die optrekt, kan men de St-Romboutstoren “horen” oprijzen (de melodie klimt tot in de hoogste regionen van het harmonieorkest, namelijk de ijle klanken van de piccolo). Terug op de begane grond maken we kennis met het Mechelse amusementsleven op het metrum en ritme van de ‘beguine,’ een Latijns-Amerikaanse dans. Daarna horen we een ‘pavanne’, meer bepaald het beroemde Belle qui tient ma vie van Thoinot Arbeau, maar dan wel met postmoderne retouches. Zo eindigt de pavanne met een kort citaat uit Het oude kasteel, een deel van Moussorgskys Beelden uit een tentoonstelling. Nog wat verder in het stuk marcheren we naar de Brusselse poort. De mars wordt steeds imposanter en explodeert als het ware in een epiloog, waarin men Alle Menschen werden Brüder uit Beethovens negende kan herkennen.

In 2002 werd De Maeyers magnum opus, namelijk de Basia, die tussen 1996 en 2001 tot stand kwamen, uitgevoerd. De Maeyer zette liefdespoëzie van Janus Secundus, een groot neo-latijns dichter uit de Nederlanden, op muziek voor vierstemmig gemengd koor, instrumentale solisten, kamerorkest en slagwerk. Na Basium XX, dat in 2001 voltooid werd, nam De Maeyers compositorische activiteit sterk af.

 

Werklijst

Kamermuziek: Sonatina voor hobo en piano (1979); La consolazione voor koperkwintet (1980); La gioia voor houtblazerstrio (s.d.); Met een klank van hobo voor bas-bariton, hobo en piano, naar gedichten van Herman De Coninck (1983-84); Vijf voor acht voor houtblazersoktet (s.d.); What’s in a name? voor 7 slagwerkers (1987)

Vocale muziek: Emigrantenliederen, bewerking voor vierstemmig koor van 3 volksliederen (s.d.); Canto XXXIX, oratorium voor solo, koor en groot symfonieorkest (op tekst van Erza Pound) (1984-85); Fantasia e canzone popolare voor dwarsfluit, piano, 1 danseres en kinderkoor (1995); Primum Basium (1996); Basium XX (2001)

Orkestmuziek: Pythagoras, symfonisch gedicht voor kamerorkest (1991); Maclinia voor harmonieorkest (1996)

Piano: Gebed om vrede (s.d.)

 

Discografie

– DWELLING OF MUSES, met Met een klank van hobo, Conservatorium Antwerpen SBCD-1519
– COMPOSITIEKLAS WILLEM KERSTERS (2000-2001), met Vijf voor acht (Elke Meirsman, Karen Weckx, An Monsieurs, Els Vankriekelsvenne, Bart Aerbeydt, Lies Molenaar, Pieter Nuytten, Ann Snauwaert), Conservatorium Antwerpen 2000.001
– Gebed om vrede, CANTABILE, Cantabile vzw 2008

 

Uitgever

CeBeDeM (werkzaam van 1951 tot 2015)

 

 

©MATRIX
Teksten van Cathérine Raes, Anna Vermeulen
Laatste aanpassingen: 2018