DE CLERCK Patrick (1958)
Patrick De Clerck, geboren in Oostende in 1958, begon als autodidact te componeren. Hij werkte in enkele vooraanstaande centra voor elektronische muziek zoals het IPEM te Gent en het IRCAM te Parijs. Hier maakte hij doorgedreven algoritmische composities gebaseerd op elektronische klankmanipulatie. Op zijn drieëntwintigste geraakte hij gefrustreerd door de zelfgerichtheid van deze avant-garde. Hij stopte dan ook radicaal met componeren. Patrick De Clerck maakte een tabula rasa en stortte zich op populaire muziek. Hij speelde basgitaar in enkele alternatieve rockgroepen. Uiteindelijk bleek ook dit weer een dood spoor. Midden jaren tachtig sloot Patrick De Clerck zich aan bij het Italiaanse dansgezelschap Sosta Palmizi. Hij schreef de muziek bij enkele producties. Vanuit deze hernieuwde compositie-ervaring, wilde hij stilaan terug niet-functionele werken schrijven. In 1988 schreef hij een kameropera, Re. Vanaf 1989 beschouwt hij zichzelf terug als volwaardig componist.
Voor het componeren wil hij zoveel mogelijk vergeten van eerdere verworvenheden. De Clerck tracht elke compositie vanuit zichzelf op te bouwen, in plaats van zich door een stijl of techniek te laten bepalen. Hij schreef muziek in opdracht voor gerenommeerde orkesten en instellingen zoals de Nationale Opera van België, het Danelkwartet, de Philharmonic Orchestra of the Ural, Patricia Kopatchinskaya en de Centre of Contemporary Music of Moscow.
In zijn professionele leven tracht Patrick De Clerck een zo onafhankelijk mogelijke positie in te nemen. Naast het componeren, geeft hij zijn eigen muziek uit (Uitgeverij Dom Gorokhov).
Daarnaast is hij een drijvende kracht achter het Belgische muzieklabel Megadisc Classics. Dit label richt zich zowel op Belgische componisten van hedendaagse muziek, als op de post-sovjet muziek met componisten zoals o.a. Ustvolskaya, Silvestrov en Terterian. De sfeer van De Clerck ’s eigen composities sluit aan bij deze laatste categorie. Hij werkt ook als programmator Klassiek-Hedendaags voor De Gele Zaal te Gent. Als componist gaf hij master classes Vlaamse Hedendaagse Muziek aan het Conservatorium van Moskou (Rusland 1995) en Vilnius (Litouwen 1999), naast lezingen in Winterthur (Zwitserland 1997) en aan de Juilliard School of Music (New York 2001). Tot juli 2006 verzorgde hij de programmatie klassieke muziek voor de Handelsbeurs in Gent.
Werkbespreking
Patrick De Clerck wil elke compositie beginnen vanuit een tabula rasa, ook al is dit nooit helemaal mogelijk. Aan de basis van zijn composities ligt een eenvoudig en transparant grondplan. Het compositorisch materiaal van zijn werken is te herleiden tot één pagina aan basismateriaal. Hieruit ontwikkelt hij verschillende muzikale ideeën. Als één idee uitgewerkt is, begint hij met het uitwerken van een volgende idee. Zijn vooropgesteld grondplan moet ervoor zorgen dat er een gerichtheid in de muziek aanwezig is, in plaats van een simpelweg juxtaposeren van muzikale ideeën. In zijn werk wendt hij een neo-tonale toonspraak aan. De spanning tussen consonant en dissonant werkt Patrick De Clerck, net zoals vele post-sovjet componisten, op emotionele basis uit in plaats van op basis van een rationeel systeem. Maar zijn klankbeeld sluit eerder aan bij de laatromantische traditie dan bij het open klankbeeld van deze post-sovjet componisten. Streefdoel voor De Clerck is binnen zijn klankwereld ooit muziek te schrijven die zonder melodie toch een bepaalde gerichtheid inhoudt.
Compositie en uitvoering zijn twee aparte dimensies voor hem. De compositie is af met de partituur. De uitvoering vertrekt vanuit de schriftelijke neerslag van de partituur. De moeilijkheid zit niet in het technische aspect van de composities, maar in het interpretatieve. De muziek moet iets trachten te evoceren. Dit kan alleen als de uitvoerder een degelijke muzikale achtergrond koppelt aan een verregaand engagement voor het werk. Daarom werkt de componist steeds nauw samen met de uitvoerders van zijn werk. Hij tast de mogelijkheden af en stuurt de muzikanten in een bepaalde richting. Een uitvoering van zijn werk mag dan ook nooit een letterlijk spelen van de partituur zijn, maar een interpretatie door uitvoerders die hun verantwoordelijkheid nemen. Dit wordt ook duidelijk gemaakt in het voorwoord tot Ai Morti (2001), waar het aanvankelijk de bedoeling was de interpretatieve keuzes van Patricia Kopatchinskaya, voor wie het werk geschreven is, te integreren in de partituur. Na de uitvoering besliste de componist echter dat elke uitvoerder de vrijheid moet krijgen die bij de creatie van het werk aanwezig was. Dit verklaart de schaarse expressie-aanduidingen in de partituur.
Patrick De Clerck schrijft voornamelijk voor kleine ensembles, vocaal of puur instrumentaal. In zijn vocale muziek is de tekstkeuze zeer belangrijk. Hij baseert deze werken op teksten van o.a. Michelangelo, Fiodor Sologub, Anna Akhmatova en Osip Mandelstam. Hij tracht hier tot een verregaande versmelting van de tekst en de muziek te komen. De Clerck schreef zijn Northern Elegies (1993) in opdracht van de Nationale Opera van België. Het werk is gebaseerd op Akhmatova’s First Northern Elegy. De tekst wordt in zijn totaliteit over de vier delen heen gezet. De componist creëert zo een monoloog met pianobegeleiding. Canto I (1995) en Canto II (1995) hebben dezelfde tekst, maar deze tekst wordt op verschillende manieren uitgewerkt en zo wordt de tekst van verschillende kanten belicht. Soms brengt De Clerck elementen van vervreemding in zijn muziek binnen. In Canto IV (1997) groepeert hij steeds één instrumentalist met één vocalist. Beide hebben dezelfde melodie, maar enkel de vocalist heeft tekst. Dit leidt tot een ongewone versmelting tussen de tekst en de pure muziek. In zijn liedcyclus Mignon (1999) creëert de componist vervreemding op een ander niveau. De zangeres begint namelijk als bladdraaier voor de pianist. Patrick De Clerck schrijft ook grotere vocale werken zoals zijn kameropera Re (1988-1989) en de scenische cantate Angelo (1991-1992).
Als formele structuur hebben zijn instrumentale werken vaak een vijfdelige vorm. Over de delen heen is er een evenwichtige afwisseling tussen trage en snelle delen, met een voorkeur voor de trage delen. De verschillende delen zijn op elkaar betrokken door het achterliggende concept van de compositie. De structuur van zijn strijkkwartet Sferen (1992) is opgebouwd volgens de pythagorese proporties (1:2:3:4:5). Het eerste deel van het werk is een cantus met variaties. De componist anticipeert in deze variaties de verschillende tempi van de volgende delen. De Clerck werkt zijn muzikaal materiaal vaak fragmentarisch uit. In de proloog van zijn Strijktrio (1990) worden de muzikale ideeën van de vijf volgende delen kort voorgesteld. In elk deel wordt één idee concreet uitgewerkt. Maar binnen elk deel afzonderlijk wordt het basisidee gejuxtaposeerd met ideeën uit de andere delen.
Naast muziek voor instrumentaal ensemble schrijft Patrick De Clerck ook voor solo-instrumenten, zoals Elegia voor pianosolo (1997) en voor orkest, zoals A Symphony (2000). De titel van dit laatste werk bevat een taalspelletje. De “A” kan op drie verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Als men de nadruk op “symphony” legt, dan verwijst “A” naar het genre van het werk. Als de nadruk op “A” wordt gelegd, wijst dit erop dat deze compositie één van de vele is binnen het genre. Daarnaast is heel het werk opgebouwd rond de centrale toon “A” (= la). Het dynamische proces voltrekt zich eerder op het ritmische niveau dan op het melodische of het harmonische. Op het einde van het werk moet er door verschillende instrumenten een luchtklank op de toonhoogte “la” geproduceerd worden. In plaats van een zeer gedetailleerde beschrijving te geven van de gevraagde speeltechniek, gebruikt hij een eenvoudige notatie zodat de muzikant zelf een oplossing moet zoeken. Zo vermijdt De Clerck elke vorm van complexiteit in zijn notatie.
In Circles Fade On The Surface (2003) maakt De Clerck opnieuw gebruik van een literaire bron, twee gedichten van Doris Kareva. Op muzikaal vlak zijn er enkele elementen die nauw met de tekst verbonden zijn, zoals de vrij statische schriftuur rond de tonen la en re (en bij uitbreiding rond de drieklank re groot) bij de tekst Nagu on, nii jääb (ga weg en laat alles zoals het is). Karakteristiek voor het hele werk is het octaafinterval, waardoor de componist het verticale register heel wijd opentrekt en vaak grote afstanden tussen hoge en lage tonen realiseert. Dit alles, in combinatie met het continue ingedrukt pedaal in de piano, resulteert in een bijzondere sfeer die naadloos aansluit bij de teneur van de gebruikte poëzie. In de zangstemmen maakt De Clerck vaak gebruik van geleidelijk stijgende en dalende melodische ontwikkelingen, als tegengewicht voor de statische en/of eerder omnidirectionele schriftuur van het ensemble. Dit is vooral het geval in het begin en op het einde van de compositie. Op het einde van het werk spelen bariton en sopraan enkele tonen mee op de piano, waardoor dit instrument eens te meer centraal komt te staan in deze compositie. Zij bespelen de uiterste tessituren van het instrumenten, en beklemtonen zo het belang van de weidse registratie van de hele compositie.
Werklijst
Orkest: Concerto nr. 1 voor altsaxofoon en orkest (1995); A Symphony (1999-2000)
Instrumentaal ensemble: A Stringtrio (1990); Sferen voor strijkkwartet (1992); Pianokwintet (1993); Gia & lullaby (1989-1993); Canto III (1996); Duet voor viool en cimbalon (2000); Sine Forma voor altsax en vier dwarsfluiten (2002); Water Verses voor viool, cello en piano (2003)
Solowerken: Solo dall’ basso (1993); Elegia voor piano (1997); Ai Morti voor viool solo (2001)
Vocaal-instrumentaal: Angelo – Sonnetten van Michel Angelo (1991-92); Northern Elegies (Anna Achmatova) (1993); Canto I (Fjodor Sologub) (1995); Canto II (Fjodor Sologub) (1995); Canto IV (Fjodor Sologub & Osip Mandelstam) (1997); Mignon (Goethe) (1999); Circles Fade On The Surface voor sopraan, bariton en ensemble (2003)
Opera: Re (libretto: Jean-Marie Pièmme) (1988-89)
Koor: Hell Twiced voor mannenkoor (2005)
Bibliografie
– Y. KNOCKAERT, art. Patrick De Clerck, in M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, Nieuwe Muziek in Vlaanderen, Brugge, 1998, pp. 154-156.
Discografie
– Canti (Various ensembles), Megadisc MDC 7847
– Sferen (Quator Danel), Megadisc MDC 7866
– Ai Morti (Yasutaka Hemmi), Megadisc MDC 7813
Uitgever
Dom Gorokhov (Drongen)
©MATRIX
Teksten van Rein Meus en Klaas Coulembier
Laatste aanpassingen: 2002