CASTEELS Robert (1958)
Robert Casteels werd geboren in 1958 te Tienen, maar verhuisde al gauw naar Brussel. Zijn muzikaal onderricht kreeg hij aan de muziekschool van Vorst. Daar behaalde hij de regeringsmedaille voor piano en kamermuziek. In 1976 werd Casteels toegelaten tot de pianoklas van Robert Leuridan aan het Brussels conservatorium. Hij behaalde er zes eerste prijzen en één hoger diploma op vijf jaar tijd. Via privélessen bij Marcel Quinet in Tervuren en met Peter Maxwell Davies in Dartington ontwikkelde hij bijkomende analytische en compositorische vaardigheden.
Na het behalen van zijn eerste hoger diploma aan het conservatorium volgde een periode waarin Casteels componeerde en concerteerde als kamermuziekpianist. Hij improviseerde aan de piano voor de klassieke dansklassen van Maurice Béjart’s balletschool Mudra, was organist van de Sint-Denijskerk in Vorst en begeleidde het Nausikaä koor. In verschillende muziekscholen werkte hij als pianistbegeleider en onderwees hij harmonie. Tegelijkertijd studeerde Casteels orkestdirectie met Ronald Zollman aan het Koninklijk Muziekconservatorium Brussel, waar hij de Horlait-Dapsens en de De Kerkhove prijzen ontving voor ‘academische uitmuntendheid’. Hij volgde eveneens zeven zomercursussen in orkestdirectie in Nice, Dartington, Hilversum en Szombathely waar Peter Eötvös hem bijzonder ging beïnvloeden. In 1981 stichtte Casteels GUSO – het Gents Universitair Symfonisch Orkest – en in 1983 het Brussels Wind Ensemble.
In 1984 besloot Robert Casteels zicht te vervolmaken in orkestdirectie op vooraanstaande buitenlandse instituten. In Londen studeerde hij met Vilem Tausky aan de Guildhall School of Music and Drama of London. In New York behaalde Casteels de eerste plaats op de toegangswedstrijd tot de Juilliard School of Music, waardoor de Bruno Walter studiebeurs en het muziekdirecteurschap van de Juilliard Pre-College Orchestra hem werden aangeboden. Leonard Bernstein en Zubin Mehta drukten een onuitwisbare stempel op zijn opleiding. In 1986 werd Casteels finalist van de New York Conducting Workshop. Deze prestatie gaf hem de mogelijkheid te dirigeren op het Juilliard Dance Festival.
Eind 1987 keerde Robert Casteels terug naar België, waar hij zich behalve op orkestdirectie ook toelegde op de studie van vreemde talen (Duits en Italiaans). Twee jaar na het behalen van de eerste prijs orkestdirectie aan het Brussels conservatorium, won Casteels in Boedapest de speciale jury prijs voor hedendaagse muziek tijdens de zesde internationale orkestdirectiewedstrijd van de Hongaarse radio en televisie. Hierna werkte Casteels voor een korte tijd in België. In de Munt was hij werkzaam als assistent dirigent voor opera en dirigent voor ballet. Aan het conservatorium van Brussel onderwees Casteels orkestdirectie en dirigeerde hij de symfonische en opera producties als Rihms Jakob Lenz, Mendelssohns Midzomernachtsdroom en Boulez’ Rituel.
In 1995 ruilde Casteels België opnieuw in voor het buitenland. Op uitnodiging van Jo Mc Nally aanvaardde Robert Casteels de functie van Deken van de Faculteit Uitvoerende Kunsten van LASALLE-SIA College of the Arts, een private kunstenuniversiteit in Singapore. Wat begon als zes proefmaanden werd al gauw acht boeiende jaren in een energiek en jong land. Hij stichtte er twee ensembles: het LASALLE Gamelan Ensemble en de Philharmonic Winds. Met dit laatste ensemble – een blazersorkest – won Casteels in 2005 een gouden medaille met onderscheiding tijdens de vijftiende editie van het Wereld Muziek Concours in Kerkrade. In Singapore vervulde Casteels een pioniersrol op vlak van westerse nieuwe muziek. Zo introduceerde hij er de muziek van o.a. Boulez, Ligeti, Xenakis en Stockhausen. In 2001 werd Casteels de Christoffel Plantin prijs toegekend voor zijn werk en research in het buitenland. Een citaat van de jury bij de toekenning van deze prijs: «Vanaf zijn aankomst in Singapore in 1995, heeft Robert Casteels een uitstekende tweeledige activiteit ontwikkeld welke eer doet aan ons land: enerzijds introduceert hij regelmatig Belgische muziek en uitvoerders in Singapore; anderzijds bestudeert hij de fusiemogelijkheden tussen de Westerse en de Oosterse muziek door het componeren van meer dan twintig multidisciplinaire oeuvres.»
Vanaf 2003 concentreerde Casteels zich vooral op het componeren en lesgeven. In zijn composities blijft de Aziatische muziek een belangrijke invloed hebben. Resonances of Asia toont die invloed heel duidelijk. Deze verzameling van drie cd’s bevat naast originele muziek uit verschillende Aziatische landen ook eigen composities van Casteels die met deze uiteenlopende muziekculturen aan de slag gaan. Aan de universiteit van Melbourne schreef Casteels in 2004 zijn doctoraat Berlayar ke Mata Hari (Set Sail to the Sun): a folio of original compositions comprising the use of gamelan instruments with related.
Werkbespreking
Casteels’ oeuvre omvat 115 opusnummers die gecomponeerd zijn tussen 1981 en 2017. Chronologisch valt zijn compositieactiviteit uiteen in twee grote periodes: de periode van 1981 tot 1988 – waarin Casteels 14 opusnummers componeerde – en de periode van 1995-2013 – waarin 84 opusnummers ontstonden. Deze laatste periode – die zich afspeelt in Singapore – valt echter nog verder onder te verdelen: tussen 1997 en 1999 schreef Casteels 20 werken en neemt de gamelan een centrale positie in; in 2000 volgt een jaar pauze; vanaf 2001 stijgt de compositieactiviteit. 2011 en 2017 kunnen gezien worden als hoogtepunten van compositieactiviteit: Casteels componeerde in dit jaar niet minder dan respectievelijk veertien en elf werken. Het oeuvre van Casteels is erg veelzijdig. Naast orkestwerken, werken voor solo instrumenten, kunstliederen, koorwerken, kamermuziekwerken componeerde Casteels ook één opera, filmmuziek, werken voor beiaard en werken met traditionele Aziatische instrumenten.
Casteels symfonieën kunnen gezien worden als een spiegel voor de veelzijdigheid van zijn oeuvre. Tot op heden schreef hij vijf symfonieën, waarvan de vierde nog niet voltooid is. De vier afgeronde symfonieën zijn zowel op vlak van instrumentatie als op vlak van vorm erg verschillend.
Wat instrumentatie betreft, valt in de eerste drie symfonieën vooral het gebruik van traditionele Aziatische instrumenten op: de eerste symfonie is geschreven voor een groot orkest met honderd instrumenten uit Europa, Maleisië en India; de tweede voor zeventig Westerse en Chinese instrumenten; de derde uitsluitend voor Chinese instrumenten. De vijfde Symfonie vraagt daarentegen alleen Westerse instrumenten.
Wat de vorm betreft, geldt het principe dat de inhoud de vorm bepaalt. Dit principe is duidelijk zichtbaar in Symfonie nr. 1. Casteels componeerde deze symfonie in opdracht van de Nationale Universiteit van Singapore voor haar honderdjarige bestaan. De vorm is zevendelig: met uitzondering van de ouverture en de coda beeldt elk deel een historische periode van 20 jaar uit. Casteels stijl in deze symfonie valt te karakteriseren als postmodern: klassieke vormen (passacaglia’s en rondo’s) worden gecombineerd met een tonale, bitonale of neo-tonale schrijfwijze. De motivische ontwikkeling doorheen de verschillende delen van de symfonie is vernieuwend: flarden van motieven uit andere delen worden voortdurend herhaald of dienen als voorbode voor de uiteindelijke voorstelling. De inhoud van de andere symfonieën is erg uiteenlopend. In Symfonie no. 2 resulteert Casteels fascinatie voor ‘het nummer zeven’ in een doorgecomponeerd werk waarin toch zeven delen te onderscheiden zijn. De inspiratie voor Symfonie no. 3 is het schilderij The Village van de Singaporese schilder Cheong Soo Pieng. De symfonie bevat drie delen, die elk rusten op één en hetzelfde akkoord en op dezelfde manier beginnen, maar die zich anders ontwikkelen. Hierachter schuilt een symboliek: Casteels wil zo uitbeelden dat elke mens geboren wordt op een plaats, die hij niet zelf gekozen heeft (het akkoord), maar dat de mens wel in staat is keuzes te maken die zijn leven een bepaalde wending geven (het anders ontwikkelen van de delen). Aan de basis voor Symfonie no. 5 ligt de sterrenkunde: de Venusovergang van 2012. Casteels geeft in deze symfonie muzikaal processen weer die zich in het heelal afspelen: recyclage van stof en energie wordt omgezet naar recyclage van ritmes en toonafstanden, vallende sterren worden glissandi, kleuren van sterren corresponderen met verschillende klankkleuren, de schitteringsgraad van sterren wordt weerspiegeld door nuances, radiotelescopen capteren kosmische radiosignalen, etc.
Casteels gebruikt niet alleen in zijn symfonieën Aziatische instrumenten. Ook in andere werken duiken dergelijke instrumenten regelmatig op. Er is echter één Aziatisch instrument dat opmerkelijk veel aandacht krijgt: de gamelan. Casteels was bijzonder geïnspireerd door dit instrument en bestudeerde de verschillende klanken uitvoerig. Deze studie leidde uiteindelijk tot de compositie van Berlayar, een negentiendelige cyclus waarin gamelanklanken met keyboards en Westerse instrumenten gecombineerd worden. Deze combinatie brengt een bijzondere klankwereld tot stand die niet louter tonaal, niet louter atonaal, niet Oosters en niet Westers is. Met deze nieuwe klankwereld stuitte Casteels op heel wat kritiek. Hij werd verweten de gamelan alleen te gebruiken als voortbrenger van klank, en abstractie te maken van de culturele traditie waarmee het instrument verbonden is.
Van het westers instrumentarium zijn de gitaar en het orgel opmerkelijk vertegenwoordigd in Casteels oeuvre. Casteels omgang met de gitaar is geïnspireerd door de Japanner Hiroki Niibori, die van de gitaar een orkestinstrument maakte. Casteels nam dit gegeven over en gebruikte de gitaar vaak in combinatie met orkest of in ensembles. Zijn bijzonderste composities voor gitaar zijn City Scape en El Jardin de la Vita y la Muerte. In City Scape combineert Casteels een orkest van akoestische gitaren met electronics in een variabele vorm: de instrumenten zijn onderverdeeld in vijf groepen en reageren vrij op de handsignalen van de dirigent. El Jardin de la Vita y la Muerte is een ballet voor elektrische en synthesizer-gitaren, gu zheng, klavecimbel, orkest, vier trompetten, mezzo-sopraan, klein koor, solo slagwerk en lithofonen. Elke instrumentengroep vervult een rol in het stierengevecht dat het ballet uitbeeldt. De gitaren zorgen voor de flamencotoets.
Ook het orgel is aanwezig in heel wat van Casteels composities. Ondanks zijn liefde voor dit instrument componeerde Casteels maar drie solowerken voor orgel: Abba, Flower Drum Song and Dayung Sampan en De Vuurtoren. Abba – wat ‘vader’ betekent in het Aramees – draait helemaal om het ‘onze vader’. Als materiaal gebruikt Casteels de tonaliteit van d, een typisch ‘pater noster’ ritme van twee achtste noten gevolgd door een halve noot, twee verschillende modi en een citaat uit een koraal van Mendelssohn. Flower Drum Song and Dayung Sampan zijn transcreaties: Casteels selecteert elementen uit bestaande werken om zo een nieuw werk te creëren. Zo gaat hij aan de slag met een Chinees en een Maleisisch volkslied dat hij onderbreekt met eigen interventies.
Casteels is van opleiding pianist, en dat laat zijn sporen na in acht solowerken voor piano en één concerto. Deze werken tonen zeer verschillende muzikale interesses van Casteels. Suite is een jeugdwerk dat bestaat uit vier delen en in een atonaal idioom gecomponeerd is. De toonspraak toont een voorliefde voor kwartakkoorden. In Soliloquy X en XI lijkt klankkleur centraal te staan door de combinatie van de piano met een geprepareerde piano. Sui Yuan is een zeer formalistische compositie in twee delen. Het compositorisch materiaal bestaat uit één muzikale zin die zelf uit zes onderdelen bestaat en inwendig een palindroom is. In het eerste deel wordt de zin twaalf keer herhaald. Bij elke herhaling verdwijnt één noot per onderdeel. Het tweede deel vertoont net de omgekeerde beweging: de zin groeit geleidelijk. L’Accent Grave bevat dan weer een theatraal aspect: de pianist is niet alleen instrumentalist, maar ook spreker. The Red Lantern is een sterk aleatorisch werk: in wezen is het filmmuziek voor de gelijknamige stomme film van Capellani’s, maar de partituur toont enkel een tijdslijn, een beschrijving van de film en een woordelijke omschrijving van het muzikaal thema dat gespeeld moet worden. In Grosse Sonate wendt Casteels de collagetechniek aan: elke noot uit dit werk komt uit één van Beethovens pianosonates. Meer nog, ieder deel van de pianosonates wordt systematisch per opeenvolgend opusnummer geciteerd.
Voorts schreef Casteels ook nog één werk voor twee pianisten, Tintinabulum, en een werk voor piano quatre-mains, When two Nations meet. Tintinabulum zet de naam van de opdrachtgever voor deze compositie toon doorheen zes variaties. When two Nations meet confronteert het volkslied van België met dat van Singapore doorheen een dubbele fuga.
Casteels kamermuziek en werken voor ensemble worden gekenmerkt door complexiteit. Die complexiteit is voelbaar op twee niveaus: voor de uitvoerder en voor de luisteraar. Op welke manier die complexiteit gestalte krijgt, verschilt van compositie tot compositie.
Een voorbeeld van complexiteit voor de uitvoerder is Potteke Vet Ludus Tonalis. In dit ensemblewerk worden twee Vlaamse deuntjes – Potteke vet en ajuin – met elkaar geconfronteerd. De overgang tussen beide thema’s verloopt via een vast motief. Na een inleiding worden beide thema’s in verscheidene grote tertstoonaarden gespeeld. Tussen elke voorstelling wordt het motief gespeeld, maar het wordt steeds verlengd. Na het doorlopen van beide thema’s in elf toonaarden komt een stretto van Potteke vet in dezelfde toonaarden, gevolgd door een re-expositie en stretto van ajuin. Hierna volgt een coda waarin ajuin in vier toonaarden tegelijkertijd verschijnt. Vervolgens valt de ontwikkeling van beide thema’s stil en wordt er een complex akkoord van vijftien tonen geleidelijk opgebouwd. Dit akkoord krijgt uiteindelijk een verrassende oplossing in een drieklank op C. In dit spel met de twee thema’s vraagt Casteels op technisch vlak zeer veel van de muzikanten: het werk is zo virtuoos dat het blazersorkest waar dit werk voor gecomponeerd is – de Singapore Wind Symphony – het niet kon uitvoeren. Warum ist das Licht uns gegeben toont twee andere moeilijkheden waarmee uitvoerders in Casteels werken frequent geconfronteerd worden: de combinatie van tonaliteit met modaliteit en polyritmie.
Complexiteit voor de luisteraar komt tot stand door Casteels doorgedreven formalisme. Voorbeelden zijn ondermeer Terwijl ik volop zomer ben 1, Quadrangolo en Vagatio Super Fuga Vocibus Tribus et Tubis Quinque. Dit laatste werk is geen traditionele fuga, maar eerder een omzwerving op basis van fugatische elementen. Uiteraard kan de luisteraar op die manier de ontwikkeling van de fuga minder duidelijk volgen. Casteels formalisme wordt gevoed door zijn interesse voor numerologie. Composities als Pianotrio, Trois-Vingts en Sixty-Six zijn formeel gebaseerd op een specifiek getal of een getallenreeks. Ook The Irremediable en L’(autre) fille aux cheveux de Bali stellen de luisteraar voor specifieke problemen. De combinatie van verschillende stemmingen, pentatoniek, tonaliteit en atonaliteit scheppen voor sommigen een moeilijk te doordringen klankwereld.
Naast instrumentale muziek bevat Casteels oeuvre heel wat vocale werken. Zijn vocale composities variëren van liederen en koorwerken tot een enkele opera.
In de koorwerken Il pleure dans mon coeur en Terwijl ik volop zomer ben 2 komt Casteels liefde voor kwartakkoorden duidelijk naar voren. In Berlayar Ke Mata Hari V en Invitation to the Voyage vermengt Casteels Oosterse met Westerse elementen en combineert hij verschillende toonspraken. Zo worden in Berlayar Ke Mata Hari drie soorten akkoorden gebruikt: een serieel gamelanakkoord van negentien klanken, welgetemperde akkoorden en akkoorden van negentien boventonen op de basnoten Bes, Es, Fis, C en As. In Invitation tot the Voyage worden verschillende gamelanklanken met vijf gelijktijdige tempi gecombineerd. Een dergelijk vervlechten van elementen uit verschillende tradities zorgt voor een hoge complexiteit. Het koorwerk shadow catcher is op andere vlakken erg vernieuwend: een rapper en koor vormen de bezetting, de koorzangers gebruiken extended techniques en doen aan body-percussion. Dit alles vervat in een compositie die begint als een Tibetaans gebed, maar die evolueert naar een post-tonale toonspraak gestoeld op hele-toonstoonladders, is zeker onconventioneel te noemen.
Casteels liederen worden –meer dan de koorwerken– gekenmerkt door een zeer nauwe aansluiting tussen muziek en tekst: vaak vertaalt de muziek op een letterlijke manier wat de tekst verhaalt. Zo handelt de tekst van de cyclus Music from the Heart over liefde in verschillende aspecten. Dit thema wordt in de toonzetting expliciet weergegeven doordat instrumentale passages afwisselen met de klank van menselijke hartkloppingen. Ook op niveau van de afzonderlijke liederen uit deze cyclus maakt Casteels gebruikt van een dergelijke tekstuitbeelding. In By the Temple wordt bijvoorbeeld de in de tekst besproken bergbeklimming uitgebeeld door stijgende lijnen in de piccolo en wordt het vertragen van de pas van de wandelende dichter uitgebeeld door het vertragen van de globale ritmiek. Een andere manier om de relatie tussen tekst en muziek expliciet te maken wendt Casteels aan in Song of the Open Road en Féline Colère. In beide composities verbindt hij bepaalde woorden met steeds dezelfde toon: wanneer een woord terugkeert, keert ook de toon terug.
Het hoogtepunt in Casteels vocale werkcatalogus is misschien wel de opera De kaartridder. Zijn hele carrière koesterde Casteels de ambitie om een vocaal werk te schrijven met een thematiek die verbonden is aan zijn geboortestreek. Zijn oorspronkelijke idee was om een cantate in het Tiens te schrijven, maar uiteindelijk leek een opera beter geschikt om deze ambitie waar te maken. In opdracht van de stad Landen componeerde Casteels in 2012 de opera De kaartridder. Het libretto van deze opera verhaalt de sage van Riddart, een plaatselijke variant op de bekende Faust-typologie. Casteels tracht de muziek nauw te verbinden met de tekst, wat resulteert in een heel eclectische stijl. Zo bevat de operamuziek modale passages, een rap, een minnelied en interventies met live-electronics. Ook de bezetting is ietwat bijzonder: een blazersorkest, een keyboard, een harp, vijf strijkers en een koor. Dit koor vervult de rol van het hoofdpersonage in het libretto en geeft ook commentaar op de gebeurtenissen.
Hoewel Casteels oeuvre zo uiteenlopend is, is er toch een element dat een constante lijkt te zijn doorheen Casteels composities. Onafhankelijk van de instrumentatie van een werk of het genre van een compositie, verbindt Casteels vaak een inhoud met muziek. Bij de symfonieën werd reeds aangehaald dat de inhoud de vorm bepaalt, maar ook in andere werken vormt een buitenmuzikaal idee het uitgangspunt voor de muziek. Een terugkerend thema is in dit opzicht de natuur. Zo is A Day in the Life of a Garden een verklanking van een dag in een Singaporees park. Deze verklanking bevat vooraf opgenomen natuurklanken die gecombineerd worden met piano en slagwerk. Ook in Taman Suara is de natuur de rechtstreekse inspiratiebron voor een soundscape die gerealiseerd wordt met klanken van ondermeer bamboe en bananenblaren. In Bird Songs laat Casteels het spel van een ensemble akoestische instrumenten overvloeien in een vogelgezang van tien met uitsterven bedreigde vogels. Fireflies and crickets verklankt de visuele polyfonie van vuurvliegjes en krekels. Niet zelden draagt een buitenmuzikale bouwsteen voor een compositie ook een kritisch aspect in zich. Zo wil Casteels met het werk Whisper in the night de intolerantie uitbeelden die de wereld naar zijn mening vernietigt. Dit wordt gerealiseerd door een slagwerker die een tekst voordraagt over oorlog, geweld en de onrespectvolle omgang tussen mensen onderling. Het spelen met resonantie tussen drie fluiten en een vleugelpiano in Mirror of Sound moet het idee uitbeelden dat alle beschavingen gelijkwaardig zijn, en tegelijkertijd het geloof in biodiversiteit uitdrukken. Via de grafische partituur No M wil Casteels de uitvoerder en luisteraar dan weer laten nadenken over de relatie tussen kunst en geld.
Werklijst
Werken voor en met piano : Song (1982), Suite (1982), Vocalise (1982), Il pleure dans mon coeur (1989), Soliloquy X and XI (1999), The Irremediable (1999), Sui Yuan, (2002), A Day in the Life of a Garden (2003), L’Accent grave (2005), Two Hymns (2006), Song of the Open Road (2008), Bird Songs (2009), Tintinabulum (2009), Trois-Vingts (2009), Simple-X (2010), La Troisième Femme (2011), Shame, shame (2011), The Red Lantern (2011), Grosse Sonate (2012).
Werken voor en met gitaar: Symphony no. 2 (2006), Taman Suara (2007), Taman Suara 2. ‘Pontianak’ (2007), Bird Songs (2009), Qapla’ (2009), chiaroscuro (2010), El Jardín de la Vida y La Muerte , (2010), City Scape (2012), Krus ng Aking Ina (2012), Khi (2013), Semisopochnoi (2014).
Werken voor gamelaninstrumenten: Berlayar Ke Mata Hari IV (1997), Berlayar Ke Mata Hari versi ke dua ‘Jogya’ (1997), Bee Kayem: age 6 (1998), Bee Kayem: age 7 (1998), Berlayar Ke Mata Hari XIV ‘The Mask’ (1999).
Werken met gamelaninstrumenten: LASALLE Spatial Fanfare For A New College (1995), Berlayar Ke Mata Hari versi ke tiga ‘Sentosa’ (1997), Berlayar Ke Mata Hari V ‘New Voices’ (1998), Bee Kayem: age 9 (1999), Bee Kayem: age 13 (1999), Berlayar Ke Mata Hari XV ‘Carré blanc’ (1999), Invitation to the Voyage (1999), Soliloquy XVII or Scymboals (1999), Hui Rao (2001), Qie Yu (2001), Elegy to the men you don’t meet ev’ryday (2002), L’(autre) fille aux cheveux de Bali (2002), Sonata Profana (2002), Whisper in the night (2003).
Werken met Indische, Japanse of Koreaanse instrumenten: Invitation to the Voyage (1999), Centennial Symphony (2005), A line runs away (2006), Mirror of Sound (2009), …dotted line… (2010), Holler across the Holler (2010).
Werken met Chinese instrumenten: Bee Kayem: age 9 (1999), Hui Rao (2001), Qie Yu (2001), Elegy to the men you don’t meet ev’ryday (2002), L’(autre) fille aux cheveux de Bali (2002), Sonata Profana (2002), Centennial Symphony (2005), A line runs away (2006), Symphony no. 2 (2006), Symphony no. 3 (2006), Mirror of sound (2009), El Jardin de la Vida y la Muerte (2010), Holler across the Holler (2010).
Werken met spreekstem: Regina Caeli (1983), Berlayar Ke Mata Hari versi ke dua ‘Jogya’ (1997), Berlayar Ke Mata Hari versi ke satu ‘Chijmes’ (1997), Berlayar Ke Mata Hari XV ‘Carré blanc’ (1999), Qie Yu (2001), shadow catcher (2003), Whisper in the night (2003), L’Accent grave (2005), Taman Suara (2007), Bird Songs (2009), De Kaartridder (2010), Shame, shame (2011), Symphony no. 5 ‘Venus’ (2012).
Werken met zangstem: Il pleure dans mon coeur (1981), Lied (1981), Portrait (1982), Terwijl ik volop zomer ben 1 (1982), Vocalise (1982), Quadrangolo (1983), Regina Caeli (1983), Terwijl ik volop zomer ben 2 (1983), Warum ist das Licht? (1996), Berlayar Ke Mata Hari XV ‘Carré blanc’ (1999), Invitation to the voyage (1999), Shadow catcher (2003), Symphony no.2 (2006), Two Hymns (2006), Song of the open road (2008), Bird Songs (2009), Qapla’ (2009), El jardin de la Vida y la Muerte (2010), Féline Colère (2010), Song of the Open Road (2010), De kaartridder (2011), Greed&Fear (2011), Shame, shame (2011), By the Temple (2012), In Praise of Sake (2012), Krus ng Aking Ina (2012), Music from the Heart (2012), Se Ora (2012), Winter Love (2012).
Werken voor of met orgel: Quadrangolo (1983), Warum ist das licht? (1996), , Centennial Symphony (2005), Symphony no.2 (2006), Two Hymns (2006), Flower Drum Song and Dayung Sampan (2007), Holler across the Holler (2010), Abba (2011), De kaartridder (2011), De Vuurtoren opus 96.
Werken voor strijkers: Trois pieces brèves pour violon (1981), Arachne (1982), Terwijl ik volop zomer ben (1982), Quadrangolo (1983), Regina Caeli (1983), Vagatio Super Fuga Vocibus Tribus et Tubis Quinque (1983), Scylla (1984), Convocation Fanfare 2 (1995), Potteke Vet Ludus Tonalis (1996), LASALLE Spatial Fanfare For A New College (1995), Warum ist das Licht? (1996), Berlayar Ke Mata Hari versi ke satu ‘Chijmes’(1997), Hui Rao (2001), NUS Ceremonial fanfare (2005), Sound Journey (2006), Two Hymns (2006), Stomp (2007), Taman Suara (2007), Qapla’ (2009), Fireflies and crickets (2010), Holler across the Holler (2010), The Orator (2011), Collage for 6 violoncelli (2013), Six-strings Characters in Search of a Conductor (2013).
Werken voor koperblazers: Seven Venus Transit Concert Studies (2012).
Werken met elektro-akoestische elementen: Berlayar Ke Mata Hari IV (1997), Bee Kayem: Age 8/ Imaginary Bee Kayem (1998), Berlayar Ke Mata Hari V ‘New Voices’ (1998), Bee Kayem: age 9 (1999), Bee Kayem: age 13 (1999), Bee Kayem: age 19 (1999), Berlayar Ke Mata Hari CV (Carré blanc) (1999), Cnvctn (1999), A day in the Life of a Garden (2003), Spirit of Wood (2003), Spirit of Wood (2003), Taman Suara (2007), Bird Songs (2009), De kaartridder (2011), Greed&Fear (2011), Simple-X (2011), City Scape (2012), Music From the Heart (2012), Symphony no.5 (2012).
Werken voor beiaard: ’s Winters (2013), Torenhoog (2013), Tussen hemel en aarde (2013).
Werken zonder voorgeschreven bezetting: No M (2010).
Kamermuziek: Trees (1982), Trio pour violon, flûte alto et clavecin (1983), Convocation Fanfare 2 (1995), Trio for violin, cello and piano (2007), Nachtlied (2010), Se Ora (2012), Kyawulsarang (2013), Riddart, waarhenen gaat de tocht? (2013).
Werken voor orkest: Centennial Symphony (2005), Symphony no. 2 (2006), Symphony no. 3 (2006), Symphony no. 4 (2006), Song of the Open Road (2010), Symphony no. 5 (2012).
Bibliografie
CASTEELS, R., Food, Plants and Music, s.l., 2007.
Discografie
– Berlayar Ke Mata Hari V, Cnvctn, Invitation to the Voyage, The Irremediable en Bee Kayem: age 9, op SET SAIL. Contemporary Asian Arts Centre. 2001.
– Cnvctn, Berlayar Ke Mata Hari V, The Irremediable en Bee Kayem: age 9, op BERLAYAR. NUS The Centre for the Arts. 2004.
– L’(autre) fille aux cheveux de Bali, Spirit of Wood opus 45, A Day in the Life of a Garden, Three Flemish Songs, Kreisleriana, Hui Rao en Spirit of Wood, op KREISLERIANA. NUS The Centre for the Arts. 2004.
– Sonata Profana, Sui Yuan, Whisper in the night, Elegy to the men you don’t meet ev’ryday en shadow catcher, op SONATA PROFANA. NUS The Centre for the Arts. 2004.
– CENTENNIAL SYMPHONY (National University of Singapore). 2005.
– SYMPHONY NO. 2. (Robert Casteels, Shane Thio, Margaret Chen, The Philharmonic Winds Anglo-Chinese Junior College Choir). video-opname. 2006.
– L’(autre) fille aux cheveux de Bali, op SINGAPORE MIDEM 2007. Composers&Authors Society of Singapore, National Arts Council en Media Development Authority. 2007.
– Taman Suara, Sound Journey en Symphony no. 2, op ROBERT CASTEELS. Casteels, R. 2008.
– Triphony, Mirror of Sound en Tintinabulum, op RESONANCES OF ASIA (VOL. 1). CIC. 2009.
– Spirit of Wood, chiaroscuro en Bird Songs, op RESONANCES OF ASIA (VOL. 2). CIC. 2010.
– Nachtlied, op La Noche. 2011.
– shadow catcher, Nachtlied, Sui Yuan, Shame, The Irremediable, Tintinabulum, chiaroscuro en Greed&Fear, op RESONANCES OF ASIA (VOL. 3). CIC. 2012.
– Greed&Fear, op RESONANCES OF ASIA (VOL. 4). CIC. 2012.
– DE KAARTRIDDER (Robert Casteels). Elyon. Landen. 2012.
– City Scape en El Jardín de la Vida y La Muerte, op SINGAPOREAN ORIGINAL COMPOSITIONS FOR NIIBORI GUITAR ORCHESTRA. NUS The Centre for The Arts. 2013.
Uitgevers
Contemporary Asioan Art Center
Ridge Books (Singapore)
©MATRIX
Teksten van Marie Moonen, Jolie Giouw en Bart Vanhecke.
Laatste aanpassingen: 2017.