BIESEMANS Janpieter (1939-2016)

Janpieter Biesemans werd geboren op 16 november 1939 te Vilvoorde. Hij studeerde aan het Lemmensinstituut en het Koninklijk Vlaams Conservatorium te Antwerpen bij onder andere Marinus De Jong, Jef Schampaert, August Verbesselt, Marcel Slootmaeckers, Lode Dieltiens, Jos Van Looy, Jacqueline Fonteyn, Jan Decadt en Flor Peeters. In 1964 stichtte hij het ensemble Consortium Antiquum en sindsdien wijdde hij zich gedurende 23 jaar aan de interpretatie van oude muziek. Sinds 1980 zette hij zich aan het schrijven van muziek. Op dit moment heeft hij reeds een negentigtal opusnummers op zijn naam staan. Veel van zijn werken, waaronder zijn Deutsche Johannes-Passion die in 1987 gecreëerd werd door het Vokaal Ensemble van De Munt, werden uitgevoerd in onder andere de Sint-Martinuskerk te Meise en in de Singel te Antwerpen. Ook op verschillende wedstrijden, waaronder de Internationale Orpheuswedstijd, werden zijn werken gespeeld. Van onder andere Sonate Concertante, Discorso a cinque per trombono solo, Vijf Slovaakse stukken voor blokfluit en Why not, Hans, zijn CD-opnames voorhanden. Naast componist is Biesemans ook leraar notenleer aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium te Antwerpen en directeur van de Akademie voor Muzische Kunsten te Meise. Hij gaf tevens de impuls tot het oprichten van de Werkgroep Kunstonderwijs, een werkgroep die ijvert voor de rechten van de leerlingen van het Vlaams deeltijds kunstonderwijs. Na zijn pensionering, gaf Biesemans op vraag van de studenten nog af en toe les aan het Antwerpse Conservatorium. Hij overleed op 24 mei 2016.

 

Werkbespreking

Janpieter Biesemans zag zichzelf niet als een componist, maar als muziekschrijver. Waar volgens Biesemans een componist onmiddellijk to the point komt wat het concipiëren van zijn compositie betreft, opteerde Biesemans voor een alternatief compositieproces. Hij liet zich telkens gidsen door een muze: het muziekstuk ontwikkelde zich tijdens het schrijven en kwam pas tot de essentie bij de laatste noot. Biesemans’ compositie Mijn muze in foetushouding (opus 44, 1988) illustreert zijn compositietechniek treffend. Het werk voor blokfluit, Engelse hoorn en geprepareerde piano is een muzikale reflectie over de ontwikkeling van een ongeboren mensenleven, maar kan ook als metafoor voor de ontwikkeling van een muziekwerk opgevat worden.

Zowel muzikale als buitenmuzikale elementen zijn potentiële muzen voor Biesemans. Voor de Vijf Slovaakse stukken voor blokfluitspeler (opus 36-40, 1986) liet Biesemans zich inspireren door de klank van de fujara, een folkloristisch Slovaaks houten blaasinstrument. De cyclus vertelt het verhaal van een Slovaakse herdersjongen die seizoensgebonden met zijn kudde de weiden van het Tatragebergte intrekt. Om de eenzaamheid en het heimwee te verzachten, mediteert en musiceert hij op zijn fujara. De klank van het Slovaakse volksinstrument wordt door Biesemans geïmiteerd met tal van vernieuwende blokfluittechnieken, zoals de “fujara-techniek” (cascade van natuurlijke boventonen), de “suone con voce-techniek” (tegelijkertijd spelen en zingen), het “sputare-effect” (spuwen) en de fladderende huigtriller. Ook teksten vormden een belangrijke inspiratiebron. In Die Deutsche Johannes-Passion voor sopraan, tenor, bas, spreker en 8 tot 16-stemmig vocaal ensemble (opus 14, 1982) is de originele evangelietekst van Johannes (in Duitse vertaling) het uitgangspunt. In Mystère de mon âme (opus 55-57, 1993) zijn dat de gedichten van Félix Arvers, Victor Segalen en Emile Verhaeren. Biesemans’ nieuwsgierigheid naar het innerlijke van de mens en zijn interesse voor het leven zelf, vormden misschien wel zijn grootste bezieling. Zijn Transcendenties over Dé Vrouw voor piano (1985) gaan telkens over de vrouw wiens naam de titel draagt: Eva (1ste transcendentie, opus 20), Regine (2de transcendentie, opus 21), Dominique (3de transcendentie, opus 22), Diana (4de transcendentie, opus 23), Danielle (5de transcendentie, opus 24), Cathérine (6de transcendentie, opus 25), Lidwina (7de transcendentie, opus 26), Monica (8ste transcendentie, opus 102), Riet (9de transcendentie, opus 108) en Karina (10de transcendentie, opus 128). De werken zijn sterk uiteenlopend qua temperament, mee bepaald door het interval, van priem tot septiem, dat per transcendentie het compositorisch uitgangspunt is. Ook de letters van de vrouwennaam bepalen mee de muzikale inhoud en worden omgezet naar een melodisch thema op basis van de diatonische, chromatische of octotonische toonladder. De cyclus Las Ninas con las Sombras (opus 28-31, 1986) brengt vier universele karakterstudies, opgedragen aan de gitariste Raphaëlla Smits en BOUDE-MUZE-WIJN (opus 169, 2014) is opgedragen aan de 70 jarige collega componist Boudewijn Buckinx. Maatschappijkritische inhouden vinden we in de werken Discorso a cinque per trombono solo in pentafonia (opus 13, 1982), een vierdelige suite als memorial aan de volkeren die uitgemoord worden om hetzij religieuze motieven, hetzij linkse of rechtse imperialistische machtshonger, en Il nascimento di Zarathustra I (opus 7, 1981), een aanklacht tegen het fascisme en antisemitisme. Zarathustra wordt hier afgebeeld als de zuivere mens die streeft naar vrede in zeven dagen, die trapsgewijs evolueren op de toontrappen van de locrische modus. Hij schreef ook verschillende “gedenkklanken”, zoals Gedenkklank aan “Our Soldiers in Flanders Fields” (opus 147, 2010) en “DIE GEDANKEN SIND FREI, WER KANN SIE ERRATEN!” Gedenkklank aan de slachtoffers van de SHOAH – HOLOCAUST (opus 167, 2014).

De grote diversiteit aan inspiratiebronnen impliceert in het oeuvre van Biesemans een even grote veelzijdigheid wat betreft zijn muzikale taal. Biesemans past muzikale stijlen en speeltechnieken toe in functie van wat hij in zijn muziek wil uitdrukken. In de L’Yberia-suite voor piano (opus 32-34, 1986) hanteert Biesemans een laat-romantische verwijde tonaliteit omwille van de romatische persoonlijkheid van zijn vriend Eddy Lybeer, aan wie het werk is opgedragen. In Die Deutsche Johannes-Passion klinkt een veel dissonantere taal om het lijden van Christus tot uiting te brengen.

 

Werklijst

Solowerken: Nocturne voor piano op. 1 (1981); Aubade op. 2 voor piano (1980); De moordenaars op. 9 voor piano (1981); Serenade op. 4 voor piano (1981); Discorso a cinque per trombono-solo in pentafonia in combinatie met tape (1982); Hermione op. 11 voor hobo (1982); Oktober op. 16 voor Engelse hoorn (1982); Per l’amicizia perpetua op. 12 voor klarinet (1982); Kiebordmusieke voor Marianne voor klavecimbel (1983); Ongaku op. 17 voor orgel (1983); Catherine: zesde transcendentie over de vrouw op. 25 (1985); Danielle: vijfde transcendentie over de vrouw op. 24 (1985); Diana: vierde transcendentie over de vrouw op. 23 (1985); Dominique: derde transcendentie over de vrouw op. 22 (1985); Eva: Eerste transcendentie over de vrouw op. 20 voor piano (1985); Lidwina: zevende transcendentie over de vrouw op. 26 (1985); Regine op. 21 voor piano (1985); Zeven transcendenties voor piano (1985); Las ninas con las sombras voor gitaar (1986); L’Yberia voor piano (1986); Phoinix voor orgel (1986-87); Herni Bok…Plaagstok! op. 58 voor basklarinet (1993); Vijf Slovaakse stukken voor blokfluitspeler (1986); In de schaduw van ninel op. 62 voor harp (1996); Vijf Jan Huib Nas stukken voor gitaar op. 69 (1998-1999); Vier bagamêlen voor piano (2000); Drie Russische liederen voor strijkkwartet en tenor (2002); Lettre spirituelle op. 93 voor harp (2002); Alto diego op. 105 voor altviool (2004); Miâ’ î min khamsa mazâ mîr op. 104 voor blokfluit (2004); Monica: achtste transcendentie over de vrouw op. 102 voor piano (2004); Achter het melkglazenvenster op. 113 voor cello (2005); Drie Norge Noveletten op. 110 voor piano (2005); Norge trolle hardangerfele fantasia op. 112 voor viool (2005); Riet: negende transcendentie over de vrouw op. 108 voor piano (2005); Ann-alogia op. 119 voor piano (2006); Ashjera voor cello (2006); Eskapaden voor piano (2007); Karina: tiende transcendentie over de vrouw op. 128 voor piano (2007); Obstinate denkbeelden op. 127 voor orgel (2007); Per un clavicembalo burlesco op. 130 voor klavecimbel (2007); Esoterische symbolen op. 133 voor piano (2008), Jet’jes Saga op. 131 voor piano (2008); Griekse mythen voor fluit (2009); Astrologische Temperamenten (s.d.).

Solowerken in combinatie met dans: Sonata concertante tetrachorde voor cello (1981); Rhapsodia stravaganta voor viool (1981); Il Nascimento di Zarathustra in Sette Giorni voor dwarsfluit (1981); Elegie pour un chat humain op. 27 (1986).

Kamermuziekwerken: Fünf Kinderquartettchen voor wisselende bezetting (strijkers, hobo, speelgoedslagwerk) (1981); Tequila para tres op. 3 voor klarinet en piano (1981); Zwergtänzchen op. 8 nr. 1 voor viool en cello (1981); Meisje op. 10 voor sopraan, viool, altviool, cello (1982); Tzvetanka, lubovta na rozata op. 15 voor piano, bariton en cello (1982); Das Fürnkranz-Streichquartett (1983); Martonyi-pianosextet (1984); Mooi op. 41 voor hobo en slagwerk (1987); Mijn muze in foetushouding voor blokfluiten, Engelse hoorn, geprepareerde piano (1988); La vera vita sull’ isola utopia op. 45 voor blokfluit, vioool, altviool en cello (1989); Tony Simons-pianokwintet (1990-91); Cuarteto del sombrero misterioso op. 54 voor strijkkwartet (1992); De schone en het beest op. 60 voor altsaxofoon en tenorsaxofoon (1993); Mystère de mon âme voor contratenor en geprepareerde piano (1993); Psyche & Amor op. 59 voor blokfluitkwartet (1993); Brieven aan een Koerdische vriend voor koperblaaskwintet (1994); Chichen Itzá op. 63 voor blokfluit en marimba (1996); Oktopus voor 8 trompetten (1997); Akebono op. 72 voor dwarsfluit en marimba (1999); Drie karamellen op.71, 77 en 78 voor blokfluit, hobo en trompet (1999-2000); Zes Maya-liederen op gedichten van Humberto Ak’abab voor mezzosopraan, altsax, marimba, piano (2001); Vijf nippon waka’s op 94-98 voor mezzosopraan, altblokfluit, luit, citer en harp (2002); Metamorfosen op. 99 voor renaissance-ensemble (2003); Viola mia cara, tabernacolo della mia anima op. 100 voor zeven altviolen (2003); Schaduwbeelden uit mijn leven op. 103 voor sopraan en piano, op tekst van Erik van den Troost (2004); Het Passendale pianokwintet op. 106 (2004-2005); Dialogi Sororum op. 109 voor altviool en cello (2005), La steaua op. 114 voor piano (2005); Quo vadis homo ludens, homo sapiens!? op. 111 voor sopraanblokfluit en slagwerk (2005); Strijkkwartet nr. 3 op. 107 (2005); Tres indices vitae op. 114 voor lyrische tenor en piano, op tekst van Minai Eminescu (2005); De meesterlijke violaklas van Leo De Neve op. 118 voor veertien altviolen (2006); Dialeg Del Desig Ardent voor viool en blokfluit (2006); Kapriolen op. 117 voor piano (2006); Das keramik Streichquartett (2007); Le cycliste et sa mémoire d’échappée op. 123 voor blokfluit en bariton (2007); Slapeloze dagen voor contratenor en piano op. 124 (2007); Vier nimfeletten op. 122 voor blokfluittrio (2007); Anekdote over Blupje de goudvis, Moritz de kat en vriendinnetje Elisabeth op. 135 voor fluit, cello en piano (2008); De kuise Susanna op 132 voor sopraan, contratenor, tenor, blokfluiten orgel en slagwerk (2008), De vis op. 136 voor piano en stem (2008); Musamente Furioso Stravaganza (2008); Coplas de Don Jorge Marnique: por la muerte de su padre Don Rodrigo op. 142 voor mezoosapraan, tenor, blokfluiten, harp en luit (2009); Estampida Flamenca voor sopraanblokfluit, altblokfluit, luit en handtrom (2009); Norsk Drommebilde op. 137 voor viool, altviool en cello (2009); Oscárewout: Evolutie der Vriendschap op. 140 voor fagot en piano (2009); Twee liederen voor sopraan, tenorblokfluit en harp (2009); Dove Sei voor sopraan en piano (2010); Amusamente (2011); Ode aan de zon –Bron van het leven op. 150 voor viool, altviool, cello (2011); Discorso a due fra madre e figlio (2012); Onze soldaten in Vlaanderens velden voor sopraan, tenor, contratenor, viool, basklarinet, altviool, cello en piano (2012).

Koorwerken: Die Deutsche Johannes-Passion (eventueel met recitant) (1982); Die Weissagung des Leidens und Sterbens Jesu Christi (1987-88); Quatro canciones de amor [Federico Garcia Lorca] (1991), Mijn jonges leven op. 126 voor kinderkoor (2007); Drij blommen uit “Vondelingskens” (2011).

Theatermuziek: Bezoek aan het Rubensmuseum voor zang en piano (1989) – Orkestwerken: Vita, vital, vitaal, vitalis [Kristien van Eeckhout] (1990); Ieperietsinfonie “In Flanders Fields” (1995-96); Marimbarpirapsodie (2001); Concerto voor blokfluit en strijkorkest op. 101 (2003-04); Charleroi, bron van het zwarte goud op. 116 voor symfonisch orkest (2006).

 

Discografie

– Sonata Concertante Tetrachorde op. 5, NEW CELLO MUSIC FROM FLANDERS (Mark Dobrinsky), CNR 940821
– Drie Slovaakse Dansen, NEW CHAMBER MUSIC FROM FLANDERS INTERNATIONAL (Tosiya Suzuki), CNR 590821
– Vijf Slovaakse stukken, FLEMISH CONTEMPORARY RECORDER MUSIC (Geert Van Gele), CD 92031

Van verscheidene andere werken kunnen opnamen bekomen worden bij de kinderen van de componist.

 

Uitgever

Lantro Music

 

Coördinaten

De nalatenschap van Janpieter Biesemans wordt beheerd door zijn kinderen:
Valentijn Biesemans: valentijn.biesemans@telenet.be
Elisabeth Biesemans: ebiesemans@gmail.com

 

© MATRIX
Teksten van Leen Goossens
Laatste aanpassingen: 2002, werklijst 2014, biografie 2016