VAN PUYMBROECK Stefan (1970)

Stefan Van Puymbroeck werd geboren in Ekeren op 17 juli 1970. Hij studeerde piano bij Levente Kende en compositie bij Willem Kersters en Luc Van Hove aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium te Antwerpen, waar hij het diploma “Meester in de Muziek” en eerste prijzen Notenleer en Muziekgeschiedenis behaalde. Hij volgde meestercursussen piano bij Jean Brouwers te Brussel. Zijn compositorische arbeid wierp reeds tijdens zijn opleiding vruchten af. Zijn eerste orkestwerk November (1995) werd gecreëerd in deSingel te Antwerpen, een compositie voor fluit en piano werd uitgegeven en tal van arrangementen voor diverse opdrachtgevers verschenen van zijn hand. Onmiddellijk na zijn studies begon hij les te geven aan de muziekacademie te Morsel en aanvaardde hij de PR-functie bij het blazersensemble I Solisti del Vento. In deze periode beperkte Van Puymbroeck zich tot composities die hij in opdracht had aanvaard. In het najaar van 1999 vestigde Van Puymbroeck zich in het Duitse Aken, waarna hij ontslag nam bij I Solisti del Vento en hij zich ten volle kon wijden aan zijn artistieke werkzaamheden. De kwantiteit, alsook de kwaliteit, van zijn composities van de daaropvolgende jaren getuigen van de intensiteit van zijn compositorische arbeid. Zijn Pianosonate Nr. 1 (2002) werd bekroond door de Jef Van Hoof-prijs 2004.

Stefan van Puymbroeck kwam tijdens het seizoen 2002-2003 in de belangstelling met zijn eerste pianoconcerto, dat succesvol werd gecreëerd door de Beethoven Academie onder leiding van Jan Caeyers en met zijn eigen pianodocent, Levente Kende, als solist. Van bij de aanvang van zijn studies in 1987 werd Van Puymbroeck geïntrigeerd door de figuur en het werk van de Russische componist Sergei Prokofiev. In 1996 schreef hij een muziekwetenschappelijke studie over diens opera De Vuurengel als scriptie voor het behalen van het pedagogische diploma. Door de jaren heen heeft Van Puymbroeck zich als het ware ontpopt tot een specialist van het leven en het oeuvre van Prokofiev. In het verleden gaf hij hierover meermaals lezingen en langzaam maar zeker werkt hij aan een uitgebreid bibliografisch overzicht van alle over de componist gepubliceerde werken tussen 1908 en 2008.

 

Werkbespreking

De aanwezigheid van een innerlijke onrust kenmerkt de artistieke stijl van Van Puymbroeck: de snelle en soms brutale afwisseling van gevoelsmatige tegenstellingen in de muziek geven deze onrust, deze hybriditeit, weer: agressieve ritmische formules gaan naadloos over in korte lyrische episodes om even later weerom uit te monden in het andere uiterste. In zijn composities gaat hij ongedwongen om met muzikale stijl, de verschillende parameters, vorm en esthetiek, gedreven door een zoektocht naar een symbiose van een romantische denkwijze met een hedendaagse schrijfwijze. In zijn kunst is het vernieuwen van de band met het muzikale verleden, de traditie waarmee de modernisten in de 20ste eeuw radicaal hebben gebroken, prioritair. Van Puymbroeck ziet catastrofale gevolgen in de breuk met het verleden, die hij beschouwt als het ontkennen en miskennen van de geschiedenis. Daarom wendt hij alle ter beschikking liggende systemen uit het muzikale verleden aan, uiteraard niet in hun traditionele betekenis, doch aangepast aan een persoonlijke hedendaagse context. In dit opzicht kunnen we spreken van een “rehumanisering van de muziek” om het in de bewoordingen van Wolfgang von Schweinitz te formuleren.

Het feit dat Stefan Van Puymbroeck zelf pianist is, laat zich overtuigend voelen in zijn oeuvre voor piano, dat intussen 1 pianoconcerto, 3 etudes, 3 sonates en 1 klaviertrio bevat. In zijn klavierwerken streeft hij naar een synthese van een eerder conservatieve pianistieke schriftuur, een structureel traditionele vorm, met een meer hedendaagse esthetiek. Stefan Van Puymbroeck componeerde zijn Pianoconcerto Nr. 1 (1996) als student in de compositieklas van Luc Van Hove aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium te Antwerpen. De orkestratie werd echter pas voltooid in 1999. Het concerto is als het ware gehuld in het vroeg-20ste eeuwse expressionistische klankidioom, een keuze waarmee Van Puymbroeck zich vandaag de dag nog steeds kan verzoenen, hoewel hij intussen stilistisch erg is geëvolueerd. Structureel bevat het concerto een korte, maar wel zelfstandige introductie als eerste deel (Allegro leggiero), gevolgd door een langzaam tweede deel (Molto adagio – agitato – molto adagio). De derde beweging (Allegro brusco – largamente) is een intermezzo met repetitieve elementen. De snelle, laatste beweging (Finale: Tumultuoso – allegro molto) mondt uit in een relatief uitgebreide cadenza voor de solist, waarna een vrij klassiek slot – althans qua schriftuur – het werk afsluit. De pianopartij is erg virtuoos en pianistiek, hetgeen verwijst naar het improvisatorische karakter van de compositie. Sinds het einde van de jaren tachtig probeerde Van Puymbroeck een pianosonate te componeren, doch na periodes van steeds opnieuw beginnen en nog tijdens het compositieproces alweer ophouden, slaagde hij er pas in 2002 in een volgens hem aanvaardbaar resultaat op papier te zetten. Zijn Pianosonate Nr. 1 (2002) is opgebouwd uit twee bewegingen, refererend aan Sonata op. 111 van Ludwig van Beethoven. De eerste beweging is verwant met de driedelige structuur van de klassieke sonatevorm, doch met die nuance dat de volgorde van de onderdelen wordt gewijzigd in de reprise en in spiegelstructuur wordt geplaatst. De agressieve opening van de eerste beweging (Precipitato) staat in schril contrast met de lyrische wereld van het tweede thematische gegeven. Beide thematische gegevens worden van elkaar gescheiden door een brug in lange notenwaarden onder de vorm van eerder tonale drie- en vierklanken. In de brug wordt reeds geanticipeerd op de doorwerking. De reprise is sterk ingekort en sluit af met een traditionele coda. Het thematische materiaal van de tweede beweging (Tranquillo), een traag rondo waar repetitieve dromerigheid de toon bepaalt, vormt het uitgangspunt voor de melodische verwerking in de volgende sonates.

In het voorjaar van 2004 componeerde hij zijn Streichquartett Nr. 2 (2004) in 2 weerom inhoudelijk en stilistisch sterk contrasterende bewegingen, waarin de trage tweede beweging (Lebhaft) werd opgenomen in het eerste deel (Rasch – Sehr langsam). Ook hier is zijn typerende artistieke stijl van emotionele uitersten waarneembaar. Uit de werklijst van Stefan Van Puymbroeck blijkt dat hij er niet voor terug deinst om buiten het carcan van zijn eigen vertrouwde instrument te treden en zo zijn horizonten te verruimen. In september 2004 werd zijn kamercantate in een bezetting voor mezzosopraan, 2 hobo’s, 2 hoorns en strijkkwartet gecreëerd in de Rode Pomp te Gent. Van Puymbroeck had reeds langer de intentie een kamercantate te componeren en vond in het werk van de Engelse dichter, graficus en visionair William Blake (1757-1827) een tekst, ‘The marriage of heaven and hell’ genaamd – waaraan de kamercantate ook haar naam ontleent – die zich leent tot het creëren van een door Van Puymbroeck nagestreefde atmosfeer. Het uitgangspunt van deze satirische tekst ligt in de dynamische creatieve energie die door de botsing tussen de verzoening van tegenstellingen de mens op een hoger spiritueel niveau zou brengen.

Deze tegenstellingen vormen de protagonisten van Blake’s persoonlijke wereldbeeld, waarin de overtuiging dat zonder tegenstellingen geen ruimte kan zijn voor verbeelding – en daarom ook niet voor vooruitgang – centraal staat. Dit werk, vol van bizarre beelden, tijdloze fantasieën, visioenen over de zelfvernietiging van de mens en hoop op verlossing is vormelijk al evenzeer een vat vol tegenstellingen. Ondanks de onorthodoxe structuur vertoont het werk een sterke samenhang door de zorgvuldige samenstelling van het melodische en ritmische arsenaal en het uitzetten van leidmotieven op strategische plaatsen. In de derde beweging, The voice of the Devil, maakt hij gebruik van de citaattechniek en verwijst hij naar parallellen tussen het werk van Blake en het libretto van Sergei Prokofiev’s Vuurengel, naar de gelijknamige roman van de Russische symbolist Valeri Bryusov.

 

Werklijst

Piano solo: Inventio (1993); 3 Etudes (1995); Sonate Nr. 1 (2002); Sonate Nr. 2 (2003), Sonate Nr. 3 (2004)

Kamermuziek: Wals voor fluit en piano (1993); Strijkkwartet (1994); Trio voor klarinet, viool en piano (1995); Sonata für Kontraba_ und Klavier (2000); Houtblaaskwintet (2000); Streichquartett Nr. 1 (1995/2002); Klaviertrio Nr. 1 voor viool, cello en piano (2003); Streichquartett Nr. 2 (2004)

Orkestwerk en concerti: November (1995); Konzert für Klavier und Orchester Nr. 1 voor pno-solo, 2 fl. (2 picc.), 2 ob., 2 cl., 2 fg., 2 cor., 2 tr-be., 2 tr-ni., perc., archi (1996/1999)

Kameropera: Kain (2000-2002)

Solocantate: The marriage of Heaven and Hell voor 2 ob., 2 cor., mezzo-sopr., vla., vc. (2002)

Liederen en cycli: 2 Andreus-liederen (1992-1993) (op tekst van Hans Andreus); Bij hoog en bij laag voor bas en piano (1994) (liedcyclus op teksten van Remco Campert)

Koor: Weer zit mijn hert te peinzen voor vierstemmig gemengd koor en piano (1996) (op tekst van Alice Nahon); Dat komt gewoon doordat zijn vader eens voor achtstemmig gemengd koor a-capella (1997) (op teksten van Harry Mulish, Rainer Maria Rilke en enkele liturgische teksten)

 

Bibliografie

– D. BOUCHERIE, The marriage of Heaven and Hell, in Nieuwe Vlaamse Muziekrevue, tijdschrift van De Rode Pomp, november 2004, p. 14-15
– P.-P. DE TEMMERMAN, Vlaams, niet Belgisch, in De Tijd, 29-01-2004
– K. VAN DEN BUYS, K., De leertijd voorbij, in Muziek &Wetenschap, januari 2003, p. 14

 

 

©MATRIX
Teksten van Gudrun Dewilde
Laatste aanpassingen: 2005