VAN ESSER Benjamin (1979)
Benjamin Van Esser (°Maaseik) studeerde piano bij Jan Michiels aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel en volgde er tevens compositie, muziektechnologie en kamermuziek. In 2004 verdiepte hij zich bij Håkon Austbø aan het Conservatorium van Amsterdam in het pianowerk van Olivier Messiaen. Na zijn studies werkte Van Esser als freelance pianist bij diverse Belgische ensembles en orkesten, o.a. Brussels Philharmonic, Prometheus Ensemble, Champ d’Action, B’Rock en Orkest van de Munt. In 2003 en 2008 maakte hij cd-opnames met solo pianomuziek van Frank Nuyts.
Van Esser schrijft niet alleen onder zijn eigen naam, maar hanteert een aantal pseudoniemen afhankelijk van de stijl waarin hij werkt (bv. EsR, Molcos). Ook schrijft hij muziek voor verschillende muziekgroepen, zoals NorthFaceCollective, TiLtEd en Seismographic Fabrics, waarin hij zelf piano en electronics bespeelt. Van Esser realiseerde compositieopdrachten voor o.a. Nadar Ensemble, Goeyvaerts Strijktrio, Emanon Ensemble en MiramirO (Gentse Feesten). Zijn werken The Grid en Echoic, in samenwerking met het piano-drum duo Nele en Thomas, werden bekroond met de eerste prijs door het Prinses Christina Concours (2008) en Music Live (2009). In 2009 won Van Esser ook de Cantabile compositiewedstrijd in de categorie hogere graad met South of Solaris, voor piano solo. Daarnaast schreef hij twee bundels met didactische pianomuziek, zowel voor beginners als voor gevorderden. Deze werken zijn uitgegeven bij HRDSCR Editions en worden regelmatig gebruikt in het DKO. Hij componeerde ook muziek voor kortfilm en dans.
Van Esser is begeleider, onderzoeker en docent Ableton Live en Max/MSP aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel en doceert begeleidingspraktijk en muziektechnologie aan de Gemeentelijke Academie van Zaventem. Verder geeft hij pedagogische workshops in samenwerking met MATRIX, waarbij de deelnemers leren omgaan met nieuwe speelwijzen, hedendaagse notatietechnieken en improvisatie.
Werkbespreking
Benjamin Van Esser schrijft instrumentale, vocale, elektro-akoestische en elektronische muziek voor een veelal kleine bezetting. In zijn oeuvre streeft hij naar een radicale versmelting van hedendaagse gecomponeerde muziek en experimentele populaire muziek. Meer bepaald wil Van Esser de brug slaan tussen enerzijds minimalistische muziek, vrije atonaliteit en structuralistische precompositie en anderzijds elementen die verwijzen naar ‘populaire’ stijlen als nu-jazz, postrock, intelligent dance music en zelfs heavy metal. Zo combineert hij klassieke instrumenten met instrumenten zoals elektrische gitaar, keyboard of drumkit en vergezelt hij deze klanken regelmatig van niet-klassieke softwaregeluiden als breakbeats of pads. Tot zijn muzikale voorbeelden rekent hij niet alleen György Ligeti en Conlon Nancarrow, maar ook electronicaproducers als Alva Noto en metalbands als Meshuggah. Dat de muziek van Van Esser sterk gericht is op ritme/metriek en klankkleur, twee cruciale parameters van popmuziek, hoeft bijgevolg niet te verbazen. Daarvan zoekt hij vooral de contrasten op: op het gebied van tijdsduur balanceert hij voortdurend tussen een stuwende, stabiele puls en metrische ambiguïteit, tussen een organische ritmiek en nauwkeurig uitgedachte procedés; op het gebied van klankkleur pendelt hij dan weer tussen zeemzoete consonantie en snijdende dissonantie, tussen elektronische en akoestische klankkleuren.
Niet alleen op stilistisch vlak beoogt Van Esser een verregaande kruisbestuiving tussen klassiek en pop, ook op sociologisch en pragmatisch niveau beantwoordt hij niet helemaal aan het profiel van een ‘klassieke’ componist, die uitsluitend in naam van zichzelf schrijft. Net als een pop- of jazzmuzikant verspreidt hij namelijk zijn compositorische output over verschillende, vaak tijdelijke projecten en alter ego’s. De diverse pseudoniemen maken duidelijk welke ‘componist’ er aan het woord is: het pseudoniem EsR omvat bijvoorbeeld alles wat zich in de cross-over sfeer bevindt, onder de noemer Molcos schrijft hij dan weer uitsluitend metalmuziek en zijn eigen naam behoudt hij voor de meer klassiek georiënteerde composities. Bovendien streeft Van Esser naar een constructieve dialoog tussen componist en uitvoerder door zelf mee te spelen en te improviseren met de muzikanten en op die manier deel uit te maken van een hechte, musicerende groep. Zo vloeit het muzikale materiaal van de vierkoppige samenwerking Seismographic Fabrics volledig voort uit improvisatorische jamsessies en elektro-akoestische experimenten. Ook in NorthFaceCollective, een project dat het midden houdt tussen jazz en elektronische muziek, treden de zacht glooiende elektronische landschappen van Van Esser in interactie met de stem van de Finse zangeres Anu Junnonen. Een collectief van groter formaat is TiLtEd, dat met haar onorthodoxe bezetting (saxofoon, gitaar, harp, percussie, altviool en piano) het ‘klassieke ensemble’ in vraag stelt en door het gebruik van visuals, improvisatie en electronics toelaat om nieuwe wegen in te slaan.
Van Esser schreef zijn eerste composities tijdens de laatste jaren van zijn piano-opleiding aan de conservatoria van Brussel en Amsterdam. Uit deze periode (2004-2005) dateren dan ook voornamelijk kleinschalige werken voor piano solo, piano vierhandig of twee piano’s. Niettemin bevatten deze stukken reeds enkele belangrijke kenmerken van zijn meer klassiek georiënteerde stijl. Zo is Apples for Eve (2004), voor twee piano’s, opgebouwd rond een afwisseling van serene, consonante passages en bruuske, dissonante uitbarstingen en staat het werk bol van desoriënterende metrische conflicten. Dergelijke ‘trompe l’oreille’ effecten rond muzikale tijd zijn ook terug te vinden in Three Movements for Marimba Solo(2005), een repetitief werk met een stuwende ritmiek en abrupte metrische variaties. In 2005 begon Van Esser te schrijven aan twee didactische bundels voor piano: Degrees of Ability(2005-’08) bestaat uit drie boeken met stijgende moeilijkheidsgraad en Morceaux Métalliques (2005-‘11) omvat vier studies voor de gevorderde pianist.
Een eerste stap in de kamermuziek was Rest in Pieces (2004), een korte compositie voor strijktrio die Van Esser nadien herwerkte voor piano vierhandig. In 2006 en 2007 realiseerde hij met respectievelijk The Grid en Echoic twee eigenaardige stukken voor piano en drumkit waarin duidelijke invloeden te horen zijn van populaire stijlen, in het bijzonder metalmuziek en jazz. Zo worden in The Grid gladde, minimalistische patronen afgewisseld met grillige, toonladderfiguren en lome passages die doen denken aan zware gitaar-riffs. Het werk klinkt als een flitsende rapsodie met een overkill aan motivisch materiaal, contrasterende technieken en texturen, versnellingen en vertragingen, zachte en luide passages. Misleidende metrische accenten en harmonische tegenstellingen zijn wederom schering en inslag. Meer expliciete invloeden uit elektronische en experimentele popmuziek zijn te horen op Scapism (2005) en Piano Rev (2006), twee cd-opnames die Van Esser maakte met zijn eerste cross-over project Mythriatrix. In het vierdelige Scapism realiseerde hij in samenwerking met Jeff Nuyttens een boeiend elektro-akoestisch spel van piano, keyboard en electronics. Op Piano Rev gaat Van Esser nog een stap verder dankzij de samples van Maarten Seghers en de vocals van Lotte Vaes en Anna Vercammen. Het werk dient zich aan als een 50-minuten durend popalbum van zeven nummers. Een schoolvoorbeeld van Van Essers eclectische stijl is Le chant derrière la fenêtre, een triphop-achtig stuk waarin een verdwaalde sopraanstem zich een weg baant door een hypnotiserend doolhof van atonale arpeggio’s en asymmetrische breakbeats.
In de daaropvolgende jaren volgden een aantal composities voor grotere bezetting en omvang, waaronder ensemblewerken als Mecanix (2006), A Different Machine (2009) en Columns I + II (2010) en het pianoconcerto Hic (2010). In deze werken streeft Van Esser naar een grotere structurele coherentie en een spaarzame omgang met het gekozen muzikale materiaal. Daar waar hij zich vroeger vaak liet verleiden tot een overaanbod aan ideeën probeert hij zich in zijn meer recente werken te beperken tot de essentie. In A Different Machine, bijvoorbeeld, keert een ritmische cel met een open, kwartenharmonie als een idee fixe terug doorheen het stuk. In deze periode realiseerde Van Esser ook opdrachten voor diverse ensembles en festivals, zoals Kalès Guitar Quartet (Envelope 24, 2008), BL!NDMAN [strings] (Verses to Ithka, 2008) en TRANSIT festival (Grand Perspective, 2010).
De versmelting van klassieke muziek en experimentele popcultuur bereikte een nieuw niveau met de oprichting van de cross-overprojecten TiLtEd en Seismographic Fabrics. Die laatste kende zijn neerslag in de LP From one table to the next, from one table to the other(2009). Op dit album klinken schuifelende en knisperende ruisklanken tegen een subtiele achtergrond van harmonische klankvelden. Met 0. (2012) bracht Van Esser zijn eerste album uit onder het cross-over pseudoniem EsR. Het is een compilatie van elektro-akoestische experimenten met de monome, een controller die het toelaat om allerlei ad hoc software te schrijven en in real-time klanken te vervormen. Door de melancholische, cineastische soundscapes, spookachtige reverb en langzame dynamische opbouw leunt de stijl van het album aan bij die van postrock. Een andere EsR-compilatie in een soortgelijke bedwelmende en sferische stijl is Mastra (2010). In het op Debussy geïnspireerde [DECONSTRUCT] Images (2012) worden de zes originele Images van hun originele structuur ontdaan en verweven tot een nieuw geheel, nu eens aan de hand van nerveuze glitch-klanken, dan weer aan de hand van open soundscapes. Een voorbeeld van een recente ‘klassieke’ compositie is Coil (2012). Hoewel dit werk voor harpkwartet nog steeds een aantal typische kenmerken vertoont, zoals desoriënterende metrische effecten en een voortdurend spel tussen consonantie en dissonantie, geeft het evenwel blijk van een ongeziene harmonische complexiteit en ritmische organiciteit.
Van Esser componeerde ook muziek voor kortfilm en dans. Daarnaast ontwierp hij een aantal real-time softwareprogramma’s, voornamelijk aan de hand van Max/MSP. Een voorbeeld daarvan is [body] [world] (2012), een patch die reageert op beweging en op die manier onmiddellijk muziek voorziet voor dansimprovisaties.
Werklijst
Piano: Apples for Eve (2004), voor 2 piano’s; Rest in Pieces (red.) (2004), voor piano 4-handig; Plain Fields (2005), voor 2 piano’s; Degrees of Ability I, II & III (2005-‘08), voor piano solo; Morceaux Métalliques (2005-‘11), voor piano solo; South of Solaris (2009), voor piano solo; Aegis (2011), voor 3 piano’s
Solo: Realtime Deity (2003), voor disklavier; Three Movements for Marimba Solo (2005)
Kamermuziek: The Grid (2006), voor piano en drumkit; Echoic (2007), voor piano en drumkit; Rest in Pieces (2004), voor strijktrio; Envelope 24 (2008), voor gitaarkwartet; Coil (2012), voor harpkwartet
Ensemble: Mecanix (2006); A Different Machine (2009); Grand Perspective (2010); Columns I + II (2010); Tilted (2010); 4RP (2011)
Cross-over: New Ton X (2005); Scapism (2005); Piano Rev (2006); Verses to Ithka (2008); From one table to the next, from one table to the other (2009); Mastra (2010); 0. (2012); In Between (2011); [DECONSTRUCT] Images (2012); [body] [world] (2012)
Orkest: Hic (2010), concerto voor piano en orkest
Muziek voor choreografie: Kage (2009); Danz (2010); Staging Reality (2010); Rrënjë (2011)
Muziek voor film: Cocoon (2007), naar Jeroen Bogaert; Een Kleine Duw (2009), naar Philippe Verkinderen; The NY Conversations (2011), naar Jochem Vanden Ecker
Bibliografie
– ‘De versmelting van tegenstellingen: Een interview met Benjamin Van Esser over Coalesce’, door Sara Smalbrugge (2013). Het volledige artikel leest u hier.
Discografie
– Dominique Pauwels, Onegin (CD), LOD, HML 9208, 2007.
– Frank Nuyts, Thoughts about stacking, stomping and starting out – 3 Sonatas for Piano (CD), ET’CETERA, KTC 1377, 2009.
– Frank Nuyts, Sonatas and Prelude (CD), ET’CETERA, KTC 1293, 2004.
Uitgevers
HRDSCR Editions
Metropolis Music Publishers
Links
© MATRIX
Teksten van Gilles Helsen
Laatste aanpassingen: 2012