TASSYNS Jelle (1979)
Jelle Tassyns (°Dendermonde) volgde piano en dwarsfluit aan de kunsthumaniora voor muziek en dans in Gent. Van 1998 tot 2004 studeerde hij compositie bij Luc Van Hove en dwarsfluit aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen, waar hij ook les kreeg van o.a. Wim Henderickx en Peter Thomas. Daarnaast nam hij masterclasses bij o.a. Wolfgang Rihm, Marco Stroppa, Mathias Pintscher, Erik-Sven Tüür en Tõnu Kõrvits. Tassyns is naast componist ook werkzaam als geluidstechnicus.
Nadat Tassyns in 2001 de provinciale prijs voor instrumentale muziek van de provincie Oost-Vlaanderen in ontvangst mocht nemen, stapelden de internationale muziekprijzen zich op. In 2002 won hij de internationale Aquarius prijs en ontving hij de cultuurprijs van de gemeente Hilvarenbeek (Nederland); in 2004 volgde de eerste prijs van de internationale compositiewedstrijd voor harmonieorkest Romualdo Marenco (Novi Ligure, Italië), in 2005 de Ladislav Kubik compositieprijs (Florida State University, Verenigde Staten), in 2008 de ALEA III prijs voor nieuwe muziek (Boston, Verenigde Staten), in 2009 de eerste prijs in de internationale muziekwedstrijd van de stad Harelbeke voor harmonieorkest en in 2010 werd zijn Divertimento bekroond tijdens de Krasno Selo compositiewedstrijd in Sofia (Bulgarije). Tassyns werkte reeds samen met diverse, gerenommeerde nationale ensembles en orkesten als Vlaams Radio Orkest (nu Brussels Philharmonic), deFilharmonie, Collegium Instrumentale Brugense (nu Het Kamerorkest), Koninklijk Harmonieorkest Vooruit Harelbeke, HERMESensemble, Spectra ensemble en Capella di Voce. Ook schreef hij werk voor internationale formaties als SWR Radio-Sinfonieorchester Stuttgart, Banda della Polizia di Statto, Rundfunk Blasorchester Leipzig (nu Sächsische Bläserphilharmonie) en Sofia Solists Chamber Orchestra. Verder was hij in 2011 te gast op het Young composers forum tijdens Heidelberger Fruhling Festival.
Werkbespreking
Jelle Tassyns schrijft instrumentale en vocale muziek voor diverse bezettingen, gaande van orkestmuziek over ensemble- en kamermuziek tot koorwerk en hafabra. In zijn werk streeft hij naar een voortdurende interactie tussen de expressieve of retorische mogelijkheden van muziek enerzijds en een coherente structurele en compositietechnische taal anderzijds. Hiermee kampt hij zich tegen een al te formalistische en emotieloze benadering. Zonder die structuralistische pool te verloochenen, laat Tassyns in zijn werk opnieuw ruimte voor een narratief, evocatief en op de directe emotionele ervaring geënt discours, waarbij hij beroep doet op breedvoerige dynamische spanningsbogen, dramatische orkestrale effecten, transparante thematische arbeid en contrasterende afwisselingen tussen consonante en dissonante passages. Net als zijn leraar Luc Van Hove laat hij zich hiervoor vrijuit inspireren op de Westerse muziekgeschiedenis. Zo ziet Tassyns het werk van Brahms als het typevoorbeeld van een geslaagde symbiose tussen expressiviteit en ingenieus uitgedachte structuren. Een blik op zijn werklijst geeft blijk van een diepgeworteldheid in de traditie. Die telt namelijk niet alleen verscheidene klassiek-romantische genres en bezettingen, zoals Viool Concerto (2005), Clarinet Quintet (2003) en The Hollow Men Cantate (2008), maar ook expliciete verwijzingen naar grote componisten als Liszt (Dante Symphony, 2010) en Mahler (Concertino for windband, 2007).
Niettemin zet Tassyns zich nadrukkelijk af tegen etiketten als ‘neo-stijl’ of ‘eclecticisme’. Het gaat immers niet zozeer om een nostalgisch teruggrijpen of associatief combineren van oude stijlen of technieken, maar eerder om een verbreding van datgene wat als potentieel muzikaal materiaal wordt beschouwd voor in essentie eigentijdse muziek. Bovendien vertoont vooral zijn meer recente werk evenzeer invloeden van naoorlogse stromingen en technieken, zoals mixed media en elektro-akoestische muziek (bv. Q, 2004, voor versterkte alt/tenor saxofoon, 8-sporentape en dansers; Mulch, 2012, voor elektronische gitaarkwartet en live electronics) of extended instrumental techniques en spectrale muziek (bv. Weapons of Brass Destruction, 2010, voor tuba en prepared piano; Hydrodaktulo Psych Armonico, 2011, voor cello, glazen en tam-tam). Verder is ook de populaire muziekcultuur, die hem van jongsaf geïntrigeerd heeft, nooit veraf. Daarvan getuigen de bewondering voor Frank Zappa (met name diens ‘alles is bruikaar-principe’) en de invloed van soul, gospel en funk. Ook maakte hij vele arrangementen van pop- en filmmuziek voor symfonisch orkest, zoals Batman (2007), Basic Instinct (2007) en Queen (2008), en meer ambitieuze bewerkingen van nummers van The Beatles (A Liverpool Symphony, 2008) en Pink Floyd (bv. A Saucerful of Secrets, 2003). Algemeen beschouwd blinkt de muziek van Tassyns uit in een idiomatische en technisch goed onderbouwde schrijfwijze, kleurrijke instrumentaties, een gediversifieerd harmonisch palet en een grote flexibiliteit naar de opdrachtgever toe. Iedere opdracht en iedere compositie vereist volgens hem een andere aanpak, die in eerste instantie intuïtief, in tweede instantie structuralistisch dient worden uitgewerkt. Ritme en klankkleur vormen de belangrijkste parameters in zijn werk.
De kunst om grootschalige dramatische bogen uit te werken in een hecht motivisch-thematisch kader beheerste Tassyns al vroeg. In het Mahleriaanse Vocalise (1998), voor sopraan en strijkorkest (of sopraan en klarinetorkest), balanceert hij voortdurend tussen een verwijde tonale toonspraak en zwevende harmonische passages. Tijdens de eerste jaren van zijn conservatoriumopleiding namen modale of bitonale harmonieën dan weer de bovenhand, zoals blijkt uit Contrafacta I en II (1999), voor symfonisch orkest (of kamerensemble), en De Profundis (1999), voor pianoduo. Niet alleen hierom, maar ook omwille van de ostinatomotieven, assymetrische metrische accenten en grillige melodische omspelingsfiguren herinneren beide werken enigszins aan de Russische werken van Stravinsky, aan Prokofiev en Shostakovich. Diezelfde impulsen zijn ook duidelijk waarneembaar in de bitse, marsachtige openingsmaten van Ouverture to the Three Angels (1999), voor harmonieorkest, en in de prozaïsche solopartijen van Stax (2000), voor harmonieorkest (of kamerensemble). Hoewel Tassyns bij hij schrijven voor hafabra doorgaans genoodzaakt is om zowel de moeilijkheids- als de toegankelijkheidsgraad aan te passen aan de aard van het orkest en het publiek, kreeg hij voor Stax betrekkelijk veel compositorische vrijheid. Hij beschouwt het dan ook als één van zijn beste hafabra-composities. Het een goed voorbeeld van de manier waarop Tassyns op het eerste zicht contrasterende invloeden verenigt: net als in soul of funk doet hij beroep op terugkerende grooves, maar hij geeft ze weliswaar een polyritmische en seriële organisatie. Uit deze werkwijze blijkt dat Tassyns hoe langer hoe meer aandacht schenkt aan een coherente en logische ordenning van zijn muzikale materiaal.
In de daaropvolgende jaren ging die stucturele intensivering gepaard met een tendens naar kleinere bezettingen. Daarnaast kende Tassyns een groter belang aan klankkleur toe. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zich in deze periode hoofdzakelijk verdiept heeft in (klassiekromantische) kamerbezettingen waarin een belangrijke rol weggelegd is voor de houtblazers, zoals het klarinetkwintet (2003), houtblaaskwintet (2004) en klarinetkwartet (2006). Dat Tassyns er niet voor terugdeinst om oudere thema’s her op te pikken, blijkt uit Viool Concerto (2005), voor viool en ensemble, waarvan de breedvoerige openingsmelodie verwijst naar die van zijn klarinetkwintet. Kenmerkend voor deze composities zijn de ingehouden, contemplatieve sfeer en de chromatische meerstemmigheid.
Vanaf 2007 stortte Tassyns zich weer volledig op het componeren voor formaties van grotere omvang. Naast muziek voor orkest en hafabra, realiseerde hij ook een aantal vocale composities. Het verleden is prominent aanwezig in ambitieuze werken als Dante Symphony Part I (2010), voor symfonisch orkest, The Hollow Men Cantate (2008), voor sopraan, koor en ensemble, en Dans le Noir (2009), voor tenor/contratenor en barokensemble. The Hollow Men Cantate toont Tassyns van zijn meest expressieve kant. Het is een bevreemdende, lamento-achtige cantate in een hoofdzakelijk zachte dynamiek, zwevend metrum en fantasierijke orkestratie, die slechts sporadisch tot een uitbarsting komt. Het orkest speelt breedvoerige melodieën met grote intervallen en de harmonie balanceert tussen vrije atonaliteit, tonaliteit en modaliteit. De koorstijl is homofoon en gereserveerd, soms doet hij beroep op spreekstem. Een andere compositie uit deze periode is Divertimento (2009), voor strijkorkest, waarin de componist streeft naar een symbiose tussen vernieuwing en traditie.
Het meest recente werk van Tassyns wordt opnieuw gekenmerkt door een evolutie naar kleinere, intieme bezettingen. In tegenstelling tot zijn vroegere kamermuziek, die hoofdzakelijk gestoeld was op klassiekromantische genres, gaat zijn voorkeur meer en meer uit naar minder conventionele bezettingen en nieuwe klankmogelijkheden. Dit leidde ten eerste tot een verregaande exploratie van van het klassieke instrumentarium en een interesse in onconventionele instrumenten en nieuwe klankbronnen, zoals de prepared piano in Weapons of Brass Destruction (2010) of aangestreken glazen en tam-tam in Hydrodaktulo Psych Armonico (2011). In deze twee stukken beroept Tassyns zich voor het eerst op klankfysische fenomenen voor de organisatie van zijn harmonische materiaal, in het bijzonder op boventonen en sommatietonen. Ook neemt hij met Kegelstadler Solo en Nucleus in 2008 zijn eerste stappen in de wereld van het solo instrument, de facto de klarinet. Een tweede gevolg van Tassyns toenemende interesse in nieuwe klankwerelden is het gebruik van elektronica, waarbij zijn werk als geluidstechnicus hem ten goede komt. Een goed voorbeeld daarvan is Mulch (2012), voor elektronische gitaarkwartet en live electronics.
Werklijst
Orkest: Stax (2000), voor kamerorkest; Contrafacta II (2000), voor symfonisch orkest; City that doesn’t sleep (2002), voor koor en symfonisch orkest; The Silent City (2002), voor koor en symfonisch orkest; Prigogenia (2007), voor symfonisch orkest; Lasciate ogne speranza, voi ch’intrate – Dante Symphony Part I (2010), voor symfonisch orkest
Ensemble: Viool Concerto (2005), voor viool en ensemble; Licu (2010), voor cello en ensemble; Divertimento (2009), voor strijkorkest of strijknonet
Kamer: Metamorfosen (1999), voor klarinet, hoorn, cello en vibrafoon; Clarinet Quintet (2003); Houtblaaskwintet (2004); Clarinet Quartet (2006); Elegia (2006), voor cello en piano; Harp Trio (2009), voor fluit, cello en harp; Weapons of Brass Destruction (2010), voor tuba en prepared piano; Hydrodaktulo Psych Armonico (2011), voor cello, glazen en tam-tam; Gnosis (2011), voor pianotrio
Solo: Kegelstadler Solo (2008), voor klarinet solo; Nucleus (2008), voor klarinet solo
Vocaal: Vocalise (1998), voor sopraan en strijkorkest (rev. 2006, voor sopraan en klarinetkoor); A Saucerful of Secrets (2003), voor koor en ensemble; The Hollow Men (2008), voor sopraan, koor, altviool en viool; The Hollow Men Cantate (2008), voor sopraan, koor en ensemble; Dans le Noir (2009), voor tenor/contratenor en barokensemble (rev. 2010, voor sopraan, viool, cello en harp)
Elektro-akoestisch: Q (2004), voor versterkte alt/tenor saxofoon, 8-sporentape en dansers; Mulch (2012), voor elektronische gitaarkwartet en live electronics
Hafabra: Ouverture to the Three Angels (1999), voor harmonieorkest; Stax (2000), voor harmonieorkest; Concertino for windband (2007); Guernica I (2008), voor brassband; Guernica II (2009), voor harmonieorkest
Arrangementen: Hatari (2007), voor symfonisch orkest; Thunderball (2007), voor symfonisch orkest; Perfume (2007), voor symfonisch orkest; Moon River (2007), voor symfonisch orkest; Love Story (2007), voor symfonisch orkest; El Cid (2007), voor symfonisch orkest; Batman (2007), voor symfonisch orkest; Basic Instinct (2007), voor symfonisch orkest; Alien (2007), voor symfonisch orkest; Queen (2008); West Side Story (2008), voor ensemble; A Liverpool Symphony (2008), voor symfonisch orkest; Les Miserables (2012), voor harmonieorkest, solisten en koor
Discografie
– ‘Vocalise voor klarinetorkest en sopraan’, Brussels Clarinet Choir – Hedwig Swimberghe (CD), Beriato Music, WWM 500 106, s.d.
– ‘Overture to the three Angels’, Devil’s Island (CD), Rundfunk Blasorchester Leipzig o.l.v. Jan Cober, Beriato Music, WSR 023, 2004.
– ‘Stax’, op Symphonic Wind Band (DVD), Harmonie Orkest Vooruit Harelbeke, Mirasound, WWM 500 160, 2009.
Uitgevers
Beriato Music
Lantro Music Publishing
Schott Music Mainz
©MATRIX
Teksten van Gilles Helsen
Laatste aanpassingen: 2012