DE MEESTER Louis (1904-1987)
Op 28 oktober 1904 werd Louis August Edmond Hendrik De Meester geboren in een Franstalig liberaal gezind gezin in Roeselare. Van jongsaf aan leerde hij viool en piano spelen en noten lezen, hoewel hij nooit een traditionele opleiding heeft gehad. Vanaf 1923 ging de componist de kost verdienen door in cafés te spelen. Ook speelde hij muziek bij de stomme film en zorgde hij voor de opluistering van bals en feestjes wat zijn latere voorkeur voor functionele muziek, film- toneel- en balletmuziek zou kunnen verklaren.
In 1927 ging hij om diezelfde redenen naar Frankrijk en twee jaar later naar Marokko. Daar zou hij een contract aangeboden krijgen in het “Café de la paix” waar hij jazzmuziek speelde. Hij deed ook administratief werk in een muziekschooltje in Meknès, waar hem een baan werd aangeboden als muziekleerkracht. De Meester had nooit een muziekopleiding gekregen maar leerde zichzelf in zes weken notenleer. Na twee weken les te hebben gegeven werd hij er ook directeur. In deze positie ontmoette hij onder meer de componisten Sergei Prokofiev, Maurice Ravel en Francis Poulenc. In dezelfde periode schreef hij zich in bij SABAM dat toen nog Navea (Nationale Vereniging voor Auteursrecht) heette.
In 1937 kwam hij naar België terug om zich te vervolmaken als componist. Hij volgde les in contrapunt bij Jean Absil, de enige vorm van muzikale opleiding die hij ooit genoot.
Via een toegangsexamen kwam De Meester op het einde van de Tweede Wereldoorlog werken bij de NIR als muziekregisseur. Hij heeft er de Groupe des Six – Darius Milhaud, Francis Poulenc, Georges Auric, Louis Durey, Germaine Tailleferre en Arthur Honnegger – en Igor Stravinsky ontmoet. Toch hadden deze componisten geen echte invloed op hem. In het NIR, dat zijn naam in 1960 in BRT veranderde, experimenteerde Louis De Meester, die ondertussen zijn pseudoniem Louis Master van zich had afgezet, met David Van de Woestijne in de BRT-studio’s met elektro-akoestische middelen.
Zijn eerste grote prijs, de Italiaprijs voor documentaire, won De Meester in 1954 met Le soleil se lève sur un monde. Drie jaar later sleepte hij de Italiaprijs weer in de wacht in de categorie radio met zijn radio-opera De Grote Verzoeking van Sint-Antonius, waarbij elektro-akoestische middelen worden gebruikt. In 1961 werd De Meester aangezocht om de artistieke leiding van het I.P.E.M. op zich te nemen. Een jaar later had dan de officiële opening plaats van dit Instituut voor Psycho-akoestische Muziek. In 1963 richtte hij mee de componistengroep SPECTRA op. Met de opera Twee is te weinig, drie is te veel won De Meester de Siciliëprijs in het kader van de Italiaprijs.
Vanaf 1969 ging De Meester officieel met pensioen, maar bleef hij actief op het I.P.E.M. In 1970 en 1973 viel hem tweemaal de Visser-Neerlandiaprijs te beurt, respectievelijk met Marine en Concertino.
Zes jaar later schreef hij zijn laatste werk, met de symbolische titel Point Final, dat opgedragen is aan Herman Sabbe. In datzelfde jaar 1979 won hij de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Compositie en in het jaar daarna werd hij doctor honoris causa aan de RUG. De laatste activiteiten van De Meester beslaan de periode 1984-1987, waarin hij bewerkingen maakte voor de Nieuwe Muziekgroep, een ensemble onder leiding van Mark De Smet, een oudleerling van de componist. Louis De Meester overleed op 12 december 1987.
Werkbespreking
Voor Louis De Meester is de relatie met het publiek altijd van groot belang geweest. Deze “brugfunctie” tussen componist en publiek is de reden waarom hij nooit heeft gekozen voor de volledige overname van een techniek of stijl. Zo schreef De Meester wel degelijk atonale twaalftoonsmuziek, maar de weg van de dodecafonie of het serialisme is hij nooit helemaal ingeslagen. Naast stukken in een vrije atonale stijl met tonale invloeden componeerde hij in een stijl met twaalftoonsorganisatie zoals in Nocturne I uit 1946. Toch worden niet alle mogelijkheden van de reeksbehandeling benut. De Meester maakt geen gebruik van transposities en de reeks verschijnt alleen in origineel of inversie. Wél worden in de Variations voor twee piano’s uit 1947 binnen de reeks de hexachorden cyclisch geroteerd. In de zin dat De Meester nooit dodecafonie stricto sensu heeft geschreven, was hij nooit conform aan de internationale avant-gardemuziek, wat hem er natuurlijk ook van isoleerde.
Een ander nadeel van het functioneel compromis tussen entertainment en artistieke muziek is het vooropstellen van het evenement in onder andere toneel- en balletmuziek, waardoor de muziek soms op de tweede plaats komt te staan. Het overigens grote aandeel van De Meesters functionele werken heeft hem echter wél succes gebracht (onder meer Betje Trompet in de knoop (1950) en Betje Trompet en de Reus (1965)). Deze muzikale sprookjes werden gecomponeerd in opdracht van de Dienst voor de Jeugd van de BRT op een libretto van René Metzemaekers en werden met het toenmalig Omroeporkest van de BRT gecreëerd. In deze werken worden verschillende vormen en stijlen door elkaar gebruikt zoals canon, fuga, motivische arbeid, dodecafonische aanzetten, jazzinvloeden en dergelijke. Dit recombineren op een persoonlijke manier zonder door één meester of stijl beïnvloed te worden is karakteristiek voor De Meesters muziek. Ook in zijn elektronische muziek is dit terug te vinden, onder andere in zijn combinatie van sfeeroproepende klankeffecten, van kabbelende beekjes tot motoren en uit de pas geraakte fanfares.
De esthetiek van deze componist is naast het functionele aspect vooral vanuit het entertainment ontstaan. Het lijkt misschien vreemd dat een componist vanuit die sector één van de pioniers wordt van nieuwe muziek. Juist omdat hij niet klassiek geschoold was kon hij de traditie van op een grotere afstand overzien. Het spelen van jazzmuziek —vooral in Marokko— heeft hem er anderzijds toe aangezet om te experimenteren en te improviseren. In dat opzicht heeft hij baanbrekend werk verricht voor de opbouw van Belgische elektronische muziek. De Meesters baan bij het NIR was immers niet alleen belangrijk voor zijn dodecafonische oriëntatie; ook raakte hij er vertrouwd met magnetofoons die hij gebruikte voor meer dan alleen maar klankregistratie. Onder invloed van de Musique Concrète begon De Meester als één van de eersten in België vanaf 1952 bandjes te manipuleren. Zo kwam hij tot een aantal nieuwe klankeffecten. Ook ontwikkelde hij nieuwe klankkleuren die dan naast de bestaande timbres konden worden geplaatst.
De Grote Verzoeking van Sint-Antonius uit 1957 is een werk waarin naast vocale en instrumentale ook gemanipuleerde klanken aan bod komen. Deze radio-opera handelt over Sint-Antonius die in de duinen door zingende zeemeerminnen en duivels wordt belaagd. Voor de weergave van de werkelijkheid in zijn composities gebruikt De Meester de timbres van akoestische instrumenten. Om een droomwereld op te roepen, al dan niet met exotisch accent (cf. later ook Incantations (1962) en Nocturne Malgache (1965)), worden electro-akoestische middelen aangewend. Deze verwijzing naar het exotische heeft zijn wortels in De Meesters verblijf in Meknès. Een vroeg voorbeeld hiervan is Magreb (1946), een studie van de Marokkaanse folkloremuziek, hoewel niets wordt geciteerd en Westerse instrumenten worden gebruikt.
Ook in zijn electro-akoestische muziek verliest de componist het publiek niet uit het oog. In zijn deformatie van opgenomen klanken – naar voorbeeld van de Musique Concrète – parodieert en parafraseert hij, maar wel zodanig dat geparafraseerde bekende geluiden herkenbaar blijven. In het stuk Ringvariaties (1962) worden pianoklanken gemoduleerd, maar hoort de luisteraar nog steeds dat oorspronkelijk pianoklanken werden gebruikt. Dus ook volledige magnetofoonstukken bestaan uit opgenomen instrumentaal of vocaal werk dat wordt vervormd.
Naast vervorming maakt De Meester gebruik van recombinatietechnieken; hij verzamelt muziekfragmenten en gebruikt ze als compositiemateriaal. Ook hier is dus het spelelement aanwezig. Zelfs bij vocale werken is niet de inhoud, maar wel het spelen met klanken van belang; de sonoriteit van de taal staat centraal.
Werklijst
Orkest: Magreb (1946); Capriccio (1948); Sinfonietta buffa (1949); Betje Trompet (met recitant) (1950); Gitanerias (1951); Pianoconcerto nr. 1 (1952); Musica per archi (1955); De grote Verzoeking van Sint-Antonius (1957); Marine (1958); Betje Trompet en de Reus (met recitant) (1965)
Opera: Paradijsgrenzen (1967); Twee is te weinig, drie is te veel (1966)
Kamermuziek: Mère (1940); Cellosonate (1946); Divertimento voor blazerskwintet (1946); drie strijkkwartetten (1947, 1954, 1959)
Electronische muziek: Incantations (1958); Ringvariaties voor klavier (1963); Nocturne Malgache (1965); Spielerei voor fluit, cello en twee banden (1969)
Film- en toneelmuziek: muziek voor De Slag bij Carmac (1960); De tijd der Waanzin (1971); Home (1972); De Gedaanteverwisseling (1972); De Pacificatie van Gent (1976)
Bibliografie
– M. DE SMET, Louis De Meester en “Poèmes de Gosses” 1944-1986, in Tijdschrift van de Nieuwe Muziekgroep, 12-13, 1987, p. 18-19
– M. DESMET, Louis De Meester, Gent, 1988
– J. DIERICKX, Louis De Meester, in Die Musik in Geschichte und Gegenwart, ed. dr. L. Finscher, Stuttgart, 2004
– J. DIERICKX, De grote verzoeking van Louis De Meester, in Muziek en Woord, 369, 2005, p. 11
– R. DIEPENDAELE, Louis De Meester (1904-1987). Een schets van zijn muziekhistorische positie aan de hand van een aantal sleutelwerken, onuitg. licentiaatsverhandeling KUL, Leuven, 2006
– C. MERTENS, Louis De Meester, in The New Grove Dictionary of Opera, 3, Londen, 1992, p. 303
– R. ROSSON, Louis De Meester. La Grande Tentation de Saint-Antoine. De Grote Verzoeking van Sint-Antonius, onuitg. licentiaatsverhandeling RUG, Gent, 1991
– H. SABBE, Louis De Meester. Vijfjaarlijkse staatsprijs voor compositie, in K en C, 1979
– H. SABBE, Louis De Meester, in M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, Nieuwe Muziek in Vlaanderen, Brugge, 1998, p. 79-80
– H. WILLAERT, Louis De Meester bekroond, in Ons Erfdeel, 22/3, 1979, p. 452-3
Discografie
– De grote verzoeking van Sint-Antonius, in Nieuwe Muziek in Vlaanderen, 98007
(buiten deze Cd wacht nog een schat aan – vooral functioneel – muzikaal materiaal op band in het I.P.E.M.)
©MATRIX
Teksten van Heleen Persoons, Pieter Van Tichelen en Bart Vanhecke
Laatste aanpassingen: 2017