BUYL Maarten (1982)

Componist en sound designer Maarten Buyl werd geboren op 16 april 1982 in Sint-Niklaas. Van 1998-2000 studeerde Buyl aan de kunsthumaniora voor muziek en dans in Gent. Hij vervolgde zijn opleiding aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de richting Muziekschriftuur (2000-2004), waar hij onder meer les kreeg van Jan Van Landeghem  voor compositie en van Peter Swinnen voor muziektechnologie. Verder studeerde Buyl Elektronische muziek bij Joris De Laet (2001-2002) en compositie bij Wim Henderickx aan de Hogeschool Antwerpen, departement dramatische kunst, muziek, dans. Gedurende zijn opleiding volgde hij meerdere compositiestages en Masterclasses bij componisten als Wim Henderickx (2000, 2001, 2002), Daan Manneke (2001), Peter Swinnen (2003, 2004), Claude Ledoux (2003), Fréderic Devreese (2003) en Jonathan Harvey (2004). Tussen 2006 en 2010 werkte hij als onderzoeksassistent mee aan de ontwikkeling van een meta-model voor muzikale analyse in een samenwerking tussen het conservatorium van Brussel en de VUB.

Maarten Buyl componeerde instrumentale en elektronische muziek voor diverse ensembles waaronder het Goeyvaerts trio, het Vlaams Radio Orkest, ChampdAction en Quatuor Danel. Naast zijn activiteiten als componist verzorgde hij onder meer de live electronics van het SPECTRA Ensemble en ChampdAction. Bij dit laatste collectief zal hij tevens tussen 2018 en 2021 als huisartiest nieuw werk maken. Verder realiseert hij klankontwerpen en opnames van dans-, muziek-, theater- en operaproducties in samenwerking met onder meer LOD, Fabre/Troubleyn, het Toneelhuis en Virion. Sinds 2011 is hij actief als sound engineer bij Opera Ballet Vlaanderen.

 

Werkbespreking

Maarten Buyl vertrekt bij het componeren steeds vanuit klank op zich of de fysische structuur ervan. Zijn muziek is in oorsprong spectraal en tast de subtiele fluctuaties in de perceptie van het geluid af. Elke compositie wordt voorafgegaan door een intensief akoestisch en instrumentaal onderzoek, waarbij hij wisselend focust op akoestische parameters en het hoorbare klankdomein. Uiteindelijk ontwerpt hij een uiterst precies klankbeeld, dat in zijn partituren vorm krijgt door uiteenlopende analytische, spectrale, elektronische en psycho-akoestische elementen en gecombineerde mechanismen uit verschillende audio-disciplines. Om de klank te ontsluiten worden hedendaagse speeltechnieken, (live-)electronics en versterking toegepast.

Het strijktrio ARC (2003) is micro-tonaal en vertrekt vanuit een onderliggende en overkoepelende fractale structuur. Elke tijdslaag is verdeeld in wederkerende verhoudingen die kunnen verbreden of versmallen naargelang hun plaats in de compositie. Het geheel wordt overkoepeld door een boogstructuur, een subtiele verwijzing naar de titel van de compositie. De seriële en modale benadering van de natuurlijke boventoonreeksen van de grondtonen A en C maken het mogelijk om met de kleine bezetting van viool, altviool en cello grote klankmassa’s te produceren. Door afwisselend actief en statisch te componeren ontstaat een melodisch, verdicht en massief klankbeeld dat speelt met stuwing en stilstand. Buyl componeerde ARC in 2003 voor het Goeyvaerts trio in het kader van het Bach-Cage project tussen het Koninklijk Conservatorium Brussel en het Conservatorium van Amsterdam. De keuze voor de grondtonen A en C komt voort uit de gemeenschappelijke letters tussen beide componisten Bach en Cage. 

Een diepere spectrale analyse bepaalt de harmonische inhoud van Caro-kann (2004) voor strijkorkest. Buyl exploreerde voor deze compositie de klankmogelijkheden van de contrabas, van de metalen steunpin tot de stemsleutels, maar het resoneren van de snaren werd vermeden. Negen zachte klopgeluiden op de klankkast en een ‘fluitende’ klank uit het lak van het zijblad resulteren als bouwstenen voor deze compositie. De organisatie van deze kleurnuances in klankwolken wordt stochastisch uitgewerkt volgens de zetten uit het laatste spel van schaker Kasparov tegen schaakcomputer Deep Blue. Deze vormen een matrix die ingezet wordt als extra-muzikale organisatiestructuur voor de geabstraheerde resonantievelden van de contrabas. De titel verwijst naar de zwartopening van dit specifieke schaakspel. Ritmische structuren worden afgeleid uit de frequentieverhoudingen binnen de contrabasruis. Het orkest wordt opgesplitst in twee groepen. De kerngroep van 32 strijkers bouwt de grote lijnen van de compositie uit en genereert het klankmateriaal. Rondom spelen strijkkwartetten volgens een heel eigen speeltechniek een haast onhoorbare ruisklank, waarmee het volume van de klankwolk die de kerngroep voortbrengt afgebakend wordt. Er ontstaat een spanningsveld tussen beide groepen, waarin de zoektocht naar de grens van de stilte centraal staat.

In deze eerste werken wordt de klankorganisatie voornamelijk gestuurd door complexe dieptestructuren. In de volgende werken ligt de nadruk meer op ruimtelijkheid.

In Reflections (v.1 2005; v.2 2007) vormt de prominente dialoog met de akoestische context de basis. Betekenisdragende stemgeluiden worden in deze installaties afgespeeld en teruggekoppeld tot er een perceptueel vervreemdende relatie ontstaat tussen de originele en de ruimtelijke klank. De klankvervorming gebeurt aan de hand van de frequenties eigen aan de ruimte. Door zich dichter of verder van de microfoon te plaatsen bepaalt het publiek mee de kleur.

DA-studie#1 (2006), een elektronische soundscape ontwikkeld uit een cumulatieve binaire code, draait het principe om: de resonantie van de ruimte staat in relatie tot de lengte van de geluidsgolf. De klank lijkt zich te verplaatsen terwijl de bron statisch blijft. Tegelijk speelt het werk met de spectrale ruimte tussen de verschillen de tonen. Van zodra het verschil tussen frequenties minimaal wordt, werken de klanken op elkaar in en hoor je een interval of beats. Zo komt er een proces tussen koppeling en opheffing tot stand.

DOA (DA-studie#2) (2009) verwijst naar het verwante DA-studie#1 maar in plaats van toonhoogteverschillen staat nu ritmering centraal. Dit doet hij door middel van minieme variaties tot versnellingen, vertragingen en processen van ontdubbeling.

In Discours sur un cadre (2007) wordt het ideaal van de componist als primaire luisteraar losgelaten: het werk is een onderzoek naar de afstand tussen maker en werk. De compositie is opgebouwd vanuit een eigen logica, namelijk vanuit model- en structuurprincipes. Zo worden keuzes afgeleid vanuit een generatief proces – abstracte verhoudingen binnen een vierkant – en wikkelen de muzikale stappen zichzelf af. In dit radarwerk botsen mens en muziek tot de grenzen va de uitvoerbaarheid worden bereikt.  

In het strijkkwartet Tilted Pyramids (2012) sleutelt Buyl net als in Caro-Kann aan de klankmogelijkheden van het strijkinstrument. Ook in deze compositie spelen de strijkers zonder hars aan de strijkstokken. De klankkwaliteit balanceert bijgevolg tussen ruis en toon. Dit effect wordt versterkt door het gebruik van contactmicrofoons. Op die manier wil de componist de luisteraar confronteren met een dimensie van de klank die steeds aanwezig is, maar niet hoorbaar is. Buyl plaatst deze dimensie in Tilted Pyramids aan de oppervlakte.

Trialogue / Impetus Rev (2014) werd in samenwerking met ChampdAction en Centre Henri Pousseur ontwikkeld ter voorbereiding van een compositie voor stem en live electronics. Geluidsanalyses van vocale timbres en gedetailleerde voice mapping technieken in combinatie met contextuele klankwaarneming vormen de blauwdruk voor het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe compositietechnieken in het huidige work-in-progress en voor toekomstig nieuw werk.

 

Werklijst

Kamermuziek: ARC (2003) voor strijktrio; Discours sur un Cadre (2007) voor altfluit en strijktrio; Tilted Pyramids (2012)voor strijkkwartet 

Strijkorkest: Caro-kann (2004) voor strijkorkest 

Soundsculptures: Reflections v.1 (2005); Reflections v.2 (2006)

Filmmuziek: Christian, voor midi-instrumenten, voor de kortfilm “Christiaen” van Koen Braeckman (2005)

Elektronisch: DA-studie #1 (2006) Electronic score for a dance performance by choreographer Klaas Devos; Dead on arrival – DA-studie #2 (2009)

Stem en live elektronica: Trialogue (2014)

Work in progress: Chronomatopia (2009-) electronics, performances, recordings; Impetus Rev.(2014- ) onderzoek naar vocale timbres en identiteiten

 

©MATRIX
Teksten van Marijke Bobbaers
Laatste aanpassingen: 2019