BULTERYS Nini (1929-1989)

Biografie

Nini Bulterys werd geboren op 20 november 1929 in Temse. Als kind kreeg ze muziekles van koster-organist Jozef D’Hooghe in Temse en pianoles in het internaat in Brussel waar ze schoolliep. Als tiener ging ze pianolessen volgen bij Godelieve Gorlé in Sint-Niklaas. In 1944 vatte ze haar pianostudies aan bij Yvonne Van den Berghe aan het Belgisch Muziekcollege in Antwerpen, waar ze acht jaar later op 23-jarige leeftijd de vervolmakingsgraad afrondde. Aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen behaalde ze vervolgens eerste prijzen notenleer (1954, bij Marcel Slootmaeckers) en harmonie (1955, Rosa Granjé). Daarna volgden eerste prijzen contrapunt (1957, Jean Louël) en fuga (1959, Jean Absil) aan het Conservatoire Royal de Bruxelles. Onder impuls van Jean Louël zette ze tevens haar eerste stappen in compositie en in 1962 zwaaide ze componiste bij diezelfde Jean Louël af aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth met de cantate Triomf van het bloed (tekst: Karel Jonckheere). Publieke waardering voor haar werk liet niet lang op zich wachten. Met de cantate Arion (tekst: Bert Decorte) behaalde ze een Eerste Tweede Prijs van Rome in 1963. Twee jaar later werd ze met haar Symfonie tweede laureaat van de Internationale Muziekwedstrijd Koningin Elisabeth, hetgeen haar tevens de Pro Civitate Prijs (Koninklijke Vlaamse Academie van België). Haar Trio voor piano, viool en cello (1961) werd bekroond met de Emile Doehaerdprijs in 1969.

Ze begon haar professionele loopbaan als leerkracht notenleer en harmonie, eerst aan de muziekacademie van Hamme, later ook in Vilvoorde, Mechelen en Mol. Al in 1962 werd ze aan het Antwerpse Conservatorium aangesteld als docente notenleer. In 1969 kwam daar het vak harmonie bij en vanaf 1970 tot aan haar vervroegde pensionering (1987) doceerde ze contrapunt en fuga. Tal van jonge componisten passeerden in haar klas, zij het niet altijd voor lang: ze had de reputatie veeleisend en bijzonder streng te zijn en weinig ruimte te laten voor fantasie. Die houding lijkt ingegeven geweest te zijn door het rigide jury-systeem dat destijds achter de Eerste Prijzen school en werd mogelijks versterkt door de weinig vrouwvriendelijke tijdsgeest waartegen ze als docente van een belangrijk en prestigieus vakgebied moest opboksen. Met name Lucien Posman noemt haar een belangrijke schakel in zijn ontwikkeling als componist. Hij werkte ook enkele jaren als haar assistent voor het vak contrapunt en fuga.

Nini Bulterys overleed op 12 december 1989, enkele weken na haar zestigste verjaardag.

 

Werkbespreking

Een belangrijk deel van het oeuvre van Nini Bulterys kwam tot stand in de jaren 1960, tijdens of kort na haar studietijd. Dat is bijvoorbeeld het geval voor haar bekroonde Trio voor piano, viool en cello (1961). In de hoestekst voor de latere plaatopname van het werk merkt Hugo Heughebaert op dat ‘een zekere beïnvloeding van haar leraar in deze partituur nog duidelijk te herkennen (is)’, met name in de virtuoze, expressionistische stijl, overwegend atonale schriftuur en de dichte contrapuntische schrijfwijze. Het Trio voor piano, viool en cello is vormelijk klassiek opgebouwd. Het eerste deel (Allegro risoluto) heeft in grote lijnen een sonatevorm, met een klassiek contrast tussen een ritmisch geprofileerd eerste thema en een uitgesproken lyrisch tweede thema. De tweede beweging valt uiteen in een Adagio, waarin een zangerig thema wordt neergezet, een Allegro scherzando dat daar scherp mee contrasteert, en ten slotte een derde deel waarin elementen uit de twee voorgaande delen worden gecombineerd. In het laatste deel van het Trio, Allegro giocoso e molto ritmico, overheersen snelheid, virtuositeit en cassante ritmiek, wat dit deel een typisch finale-karakter geeft. Bulterys’ muzikale texturen zijn erg helder en herkenbaar opgebouwd en duidelijk afgelijnd. Doorheen het hele werk valt bijvoorbeeld de afwisseling op (voor de viool en de cello) tussen enerzijds canonische of fugatische passages en anderzijds passages waarin de twee strijkers (quasi) homofoon spelen.

Bulterys begon vrij laat met componeren en koos opmerkelijk snel voor grote vormen. Na haar afstuderen aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth (met de cantate Triomf van het bloed, 1962) volgden snel een tweede cantate, Arion (1963), een pianoconcerto (1964), een concerto voor twee violen en orkest (1964) en haar eerste en enige symfonie (1965). De Symfonie, die bekroond werd met een tweede prijs in de Koningin Elisabethwedstrijd voor Compositie van hetzelfde jaar, geldt als exemplarisch voor het werk van Bulterys (Hugo Heughebaert, platenhoestekst, s.d.). Het is een gebalde compositie – nog geen 25 minuten voor vier delen – met een expressionistisch karakter. Net als in het Trio vallen ritmisch sterk geprofileerde motieven op, vaak met obstinate herhalingen, en een doorgedreven contrapunt. Terwijl ze regelmatig een beroep doet op de principes van de dodecafonie bij de vormgeving van thema’s, trekt ze de techniek niet systematisch door en verloopt de verwerking van het thematisch materiaal volgens de klassieke procedés van motivische arbeid (Heughebaert, id.). In vormelijk opzicht is de Symfonie traditioneel klassiek opgevat, zowel wat de grote vorm betreft als de vormgeving van de afzonderlijke delen. De muziek geeft echter nergens de indruk in een mal geduwd te zijn, eerder in tegendeel: Bulterys lijkt slim en doortastend precies die vorm te kiezen die bij haar expressieve noden en schrijfstijl past, daarbij leunend op de geruststellend pijlers van de klassieke structuren. Het slotdeel (Allegro giocoso), bijvoorbeeld, is een gesloten rondo. Het A-deel barst van vitalistische energie en bepaalt zo de hoofdtoon van het deel. Verderop biedt de vorm echter ook ampele ruimte voor contrasterende sferen en texturen. De rondovorm weerspiegelt zodoende haar kenmerkende combinatie van dramatiek en structurele helderheid. Even opvallend onopvallend is het slot (de laatste presentatie van A) in fugatische stijl: opnieuw betreft het een an sich weinig verrassende keuze, maar ze sluit wel perfect aan bij Bulterys’ voorliefde voor een doorgedreven gebruik van contrapunt.

Net als het Trio laat de Symfonie een componiste zien die op zoek is naar grote expressiviteit. Die hang naar persoonlijke uitdrukking blijkt ook uit het gebruik van eigen teksten, bijvoorbeeld in het lied voor stem en ensemble Er zullen altijd wolken zijn (s.d.). Nini Bulterys gaat met vakkennis en kunde te werk, maar streeft geen muzikale vernieuwing na. Haar esthetiek sluit in dat opzicht nauw aan bij de geest van de omgeving waarin ze werd opgeleid en later haar beroepsleven ontplooide; een context waarin wel gezocht werd naar originaliteit en een persoonlijke stijl, maar waar (radicale) vernieuwing niet werd aangemoedigd.

Naarmate Nini Bulterys ouder werd, ruimden de grootschalige werken plaats voor meer bescheiden en religieus geïnspireerde muziek, zoals a capella liederen en composities voor harmonium. Afgaand op de gedateerde composities, ligt tussen die eerste, erg productieve periode (grosso modo van 1960 tot 1972) en haar latere werk een tijd waarin ze weinig of geen muziek schreef. Dat verschillende werken niet gedateerd zijn, maakt het echter onmogelijk om de contouren van die cesuur met zekerheid af te bakenen. Haar compositorische output lijkt niettemin uiteen te vallen in twee delen, die weinig met elkaar te maken hebben, en waartussen zich een belangrijke perspectiefwissel moet hebben afgespeeld.

 

Werklijst

Opgesteld op basis van de beschrijving van het partiturenarchief

Gedateerde werken, chronologisch

De terugkeer van de krijgsgevangene (tekst: Marcel Coole), cantate voor soli, koor en 2 piano’s (1959)

Kwartet voor het Concours ‘Prix de Rome’ 1959 (1959)

Sonate pour 2 violons et piano (1960)

Symfonische Beweging, voor groot orkest (1960)

Trio voor viool, cello en piano (1961)

Drie a capellakoren voor gemengde stemmen op Oud-Nederlandse gedichten (Hendrik van Veldeke) (1961)

Concerto voor piano en orkest (1961)

Quatuor pour deux violons, alto et violoncello (1962)

De Triomf van het Bloed (tekst: Karel Jonckheere), cantate voor groot koor, soli en orkest (1962)

Arion (tekst: Bert Decorte), cantate voor soli, koor en twee piano’s (1963)

Concerto voor piano en orkest (1963)

Concerto voor twee violen en orkest (1964), ook bewerkt voor viool en orkest

Symfonie (1965)

De Yadefluit (teksten: Gaston Burssens), liederencyclus voor hoge stem en piano (ook

In transcriptie voor bas) (1965)

Vocalise (1968)

Vocalise nr. 3, voor bariton en piano (1970)

Rondo voor viool en piano (1972)

Strijkkwartet (1972)

Gebed tot Maria (1987)

Wees gegroet (1987)

Kerstlied: in gebed tot het kindje Jezus (1987)

Heer, onze Heer (1987)

Gebed: verenigd in Jezus en Maria, op het feest van de H. Lucia (1987)

Danklied: in dankbaar gebed tot de Heer (1987)

Lied tot Maria (1988)

O sanctissima, voor gemengd vocaal kwartet (1988)

Adeste fideles (1988)

Ik groet u: in gebed verenigd met Maria (1988)

Lied tot Sint-Jozef (1988)

28 stukjes voor harmonium (1988)

 

Werken sine dato, alfabetisch

Er zullen altijd wolken zijn (tekst: Nini Bulterys), lied voor stem en ensemble (blaaskwintet en strijkkwintet)

God zij geloofd (bundel)

Heer, help mij (tekst: P. Martens)

Heer, ik roep naar U (tekst: P. Martens)

Liederen

Timpe tompe tiereluit

Onze Vader

Psalm 100

Bibliografie

Flavie Roquet: Lexicon Vlaamse Componisten geboren na 1800, Roeselare: Roularta Books, 2007
Devos, Liesbeth, ‘Nini Bulterys’, Masterscriptie KVMC, 2005
‘In memoriam Nini Bulterys’, in: Vlaanderen, jg. 39, nr. 232, Tielt, 1990, p. 323
‘Nini Bulterys: prijs Emiel Doehaerd’, in: Vlaanderen, jg. 18, nr. 103, Tielt, 1969, p. 455-6

 

Discografie

Trio voor piano, viool en cello op de LP
N. Bulterys – I. Ceulemans – A. Delvaux, Alpha (DBM-V 187), 1973

Symfonie op de LP
Hedendaagse Belgische Muziek – Musique Belge Contemporaine, Jacqueline Fontyn – Nini Bulterys, Cultura (5071-5). Uitvoerders: Nationaal Orkest van België o.l.v. Daniël Sternefeld

Te consulteren op deze link.

 

Daarnaast zijn verschillende opnames beschikbaar in het archief van de VRT.

Uitgever

Het werk van Nini Bulterys is niet uitgegeven. Haar archief wordt bewaard door de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Partituren kunnen langs die weg geconsulteerd worden.

©MATRIX

Teksten van Rebecca Diependaele