CEULEERS Willem (1962)

Willem Ceuleers werd geboren te Watermaal-Bosvoorde op 21 juni 1962. Hij studeerde aan de conservatoria van Antwerpen en Brussel geschreven harmonie (E. Geeurickx), praktische harmonie (K. Van Ingelgem), contrapunt (N. Bultereys), blokfluit (B. Deerenberg), orgel (H. Verschraegen), clavecimbel (J. Van Immerseel) en zang (L. Jespers). Verder nam hij tientallen CD’s op en concerteerde hij als zanger, organist en clavecinist in heel Europa, Japan en de Verenigde Staten voor groepen als Currende (B), het Huelgas-ensemble (B), de Rheinische Kantorei (D), La Petite Bande (B), Il Fondamento (B), het Collegium Vocale Gent (B), de Capilla Flamenca (B), de Josquin Capella (D), La Caccia (B), de Capella Pratensis (NL) en de Grande Chapelle (E). Sinds 1992 is hij titularis-organist van het Vereecken-orgel uit 1876 in de St.-Catharinakerk te Sinaai. Hij gaf hier tot 2003 een reeks orgelconcerten. In 2004 is hij ook organist geworden van de St-Lambertuskerk te Laken (Van Bever-orgel, 1916), alwaar hij zijn orgelreeks verderzet. In 2006 werd hij dekanaal organist van Laken (titularis in Sint-Lambertus, organist in Sint-Clara en assistent in Onze-Lieve-Vrouw). Sedert 2000 is hij eveneens muzikaal leider van het Antwerps Collegium Musicum, een groep die religieuze muziek wil brengen in een semi-liturgische/semi-concertante setting. Tussen 2002 en 2004 was hij met Kurt Bikkembergs kapelmeester van de Sint-Michiels- en Sint Goedelekathedraal te Brussel. Van 2004 tot 2006 was hij als adviseur dan weer betrokken bij de bouw van het nieuwe Nagelsorgel in de protestantse Christuskerk te Antwerpen. Hij kreeg reeds talloze compositieopdrachten van onder andere het Nederlands Kamerkoor, het Huelgas-ensemble, VRT Klara, de stad Sint-Niklaas, het Egidiuskwartet, de protestantse Christusgemeente te Antwerpen, het Vokaal Ensemble Polyfoon, de Amerikaanse bas Joel Frederiksen, het ensemble Cinquecento, naast vele privé-opdrachten.

 

Werkbespreking

De werklijst van Willem Ceuleers telt tot 2007 682 opusnummers, wat toch wel veel is voor een hedendaagse componist van amper 44 jaar. Zijn eerste opusnummer dateert dan ook al van 1978. Veel van zijn werken lijken wel verdwaald in de huidige tijd, in die zin dat ze zo fel afsteken tegen het contemporaine klankbeeld van de hedendaagse componisten en zo een sterke analogie vertonen met de muziek uit de renaissance en barok. Die analogie is er niet alleen in het gebruik van dezelfde traditionele vormen, maar evenzeer in het klankbeeld zelf. Ceuleers kan dan ook niet voorbij zijn voorbeelden zoals Josquin des Prez, Heinrich Schütz en Johann Sebastian Bach. Door zijn resoluut kiezen voor de modaliteit en tonaliteit ten nadele van de atonaliteit, is hij een vreemde eend in de bijt. De meeste van zijn werken zijn vocaal en hebben ook een liturgische tint.

Ceuleers’ cantate op tekst van psalmen 83/84 namelijk Wie lieblich schön, Herr Zebaoth, geeft een goede indicatie van hoe nauwgezet Ceuleers het barokke klankbeeld volgt. Ook de opbouw van de cantate en de opeenvolging van de delen kunnen evengoed uit een Bachcantate komen, net zoals de orkestratie: 2 traverso’s, 2 hobo’s, 2 violen, 4 stemmen en continuo. Wat nog meer dit barokke klankidioom tot zijn recht doet komen, is de zuiver gearticuleerde tonaliteit sol groot en ook de wijze waarop de thema’s doorheen alle instrumentenstemmen gaan alvorens de zangers beginnen met zingen.

De Missa Rebecca in re klein uit 2000, een koorwerk voor sopraan, mezzosopraan, alt, 2 tenors en 2 bassen, schetst goed hoe Ceuleers zijn missen opbouwt, namelijk door de traditionele delen van het misordinarium over te nemen. Van de naam Rebecca zal hij sommige letters gebruiken; in concreto de R, de B, de C en de A. Zo verkrijgt hij een motief met achtereenvolgens de noten re, si mol, do en la. Interessant is ook de manier waarop hij de hele mis tot een coherente eenheid maakt. Dit doet hij niet alleen door alle delen van de mis dezelfde toonaard te geven. Hij zal namelijk het motiefje dat hij gehaald heeft uit de naam Rebecca tot een cantus firmus maken die hij doorheen alle delen gebruikt.

De 6de triosonate voor blokfluit en clavecimbel in fa klein uit 2005 is dan weer direct gemodelleerd op een barokke sonata da chiesa (kerksonate). Ceuleers behoudt heel stringent de traditionele vierdeligheid en de corresponderende tempo’s: langzaam – snel – langzaam – snel. Qua harmonie gebeuren er geen verregaande modulaties vanuit de basistoonaard fa klein. Ook komen dissonante intervallen zoals de kleine secunde of septiem nauwelijks voor. Spreken van hoofdthema en neventhema zou in zo’n triosonate anachronistisch overkomen. Daarom gebruikt Ceuleers louter kleinere motiefblokken die niet het afgesloten karakter van een thema hebben.

Zijn contrapuntisch kunnen spreidt Ceuleers dan weer tentoon in het polyfone koorwerk Nomen mortis infame uit 2004 dat hij componeerde ter gelegenheid van het 35 jarig bestaan van het Huelgas-ensemble, waar hij als zanger ook lid van was. Als vertrekpunt neemt hij een getallensymboliek die met de opdracht heeft te maken. Zo vertaalt het 35 jarige jubileum zich in een koorwerk voor 35 stemmen, dewelke Ceuleers onderverdeelt in zeven groepen van 5, die hij elk 1 van de letters van het ensemble HUELGAS geeft. Net als in de Missa Rebecca, trekt hij het motief weer uit de naam, in dit geval dus Huelgas en hanteert dit motief als cantus firmus doorheen dit groot canonische weefsel van stemmen. De tekst van het stuk komt van Petrarca en verwijst naar het feit dat men geen schrik moet hebben voor zijn einde. Alzo wilt de componist het Huelgas ensemble erop wijzen, dat ondanks zijn 35-jarig bestaan, men niet moet vrezen voor zijn einde. Deze transcendente, religieuze gedachte is maar één van de vele die zo typerend zijn voor Ceuleers’ oeuvre.

Tenslotte blijkt Ceuleers’ ervaring als organist ook uit zijn kwalitatief hoogstaande orgelstukken die zeer vaak van religieuze aard zijn, bijvoorbeeld de orgelversetten Crudelis Herodes, Deum uit 1997 of Ad regias Agni dapes uit 2000.

Belangrijk in het oeuvre van Ceuleers is dat je, in tegenstelling met bijvoorbeeld Igor Stravinsky, nooit dat gevoel van vervreemding hebt. Zijn werken blijven gespeend van hedendaagse stijlkenmerken of technieken die niet zouden passen in het oudere, barokke klankidioom. Alle composities getuigen van een zeer goede kennis van de vroegere muziekperioden die zeer mooi worden gecombineerd met uiterst rijke melodieuze vindingen.

 

Werklijst

Koraalvoorspel: Al wat er nodig is (1994); Gij Dienaars aan de Heer gewijd (1994); Gij, volken, looft Uw God en Heer (1994)

Motet: Dixit Dominus (1999); Laetentur Coeli (1999); Salve Regina (2000)

Koraalfantasie: Op, wacht op (1999); Hoe helder staat de morgenster (2001); Virgo prudentissima (2002)

Orgelverset: Crudelis Herodes, Deum (1997); Ad regias Agni dapes (2000); Iam sol recedit igneus (2001)

Magnificat: Magnificat primi toni (2003); Magnificat secundi toni (2003); Magnificat tertii toni (2003)

Cantate: Ad regias Agni dapes (2000); Wie lieblich schön, Herr Zebaoth (2002); Kommet her zu mir (2004)

Polyfone liederen: O che tranquillo mar (2001); Provo tra duri scoglie (2001); Nomen mortis infame (2004)

 

Discografie

– Allemande (Kris Matthijnssens (altviool) en Pieter Stas (cello)), MINIATUREN VOOR ARCHIPEL, CCSN.01, 2000
– Dies irae, pavane, ouverture en variaties (symfonisch orkest van de Muziekacademie van Sint-Niklaas), STAD IN DE TIJD, Stad Sint-Niklaas, 2000
– Christus der ist mein Leben (dirigent Willem Ceuleers), ET EMITTE SPIRITUM, uitgave Kathedraal Brussel, 2004
– Vier improvisaties (2001), Gaudeamus, Propter veritatem, Virgo prudentissima I en Virgo prudentissima II (organist Willem Ceuleers), HET PELS-ORGEL VAN DE SINT-NICOLAASKERK TE SINT-NIKLAAS, uitgave van VZW Sint-Nicolaasconcerten, 2006
– Nomen mortis infame (Huelgas-ensemble, Paul Van Nevel), LES SOMMETS DE LA POLYPHONIE, HMC 801954, 2006

 

Links

www.a-c-m.be

 

©MATRIX
Teksten van Alexander Neu
Laatste aanpassingen: 2007