BRADT Sebastian (1979)
Sebastian Bradt (°Gent) studeerde fagot en piano aan de Kunsthumaniora in Gent. Van 1998 tot 2003 volgde hij compositie en orkestratie bij Luc Brewaeys en Lucien Posman aan het Conservatorium van Gent, waar hij tevens les kreeg van Filip Rathé (analyse), Peter Vermeersch (improvisatie) en Stefan Hertmans (kunstagogiek). In 2000 maakte hij de overstap naar de experimentele muziekklas van Godfried-Willem Raes en kwam hij in contact met Stichting Logos, centrum voor experimentele muziek in Gent. Verder ging hij als vrije student in de leer bij Frank Nuyts, Claude Coppens en Dirk Brossé, en woonde hij masterclasses bij van Louis Andriessen in Amsterdam. Bradt bleef een tijdlang assistent aan het Gentse conservatorium in een onderzoeksproject naar microtonaliteit.
In 2006 werd Bradt polyvalent medewerker bij Logos: hij zou er onder meer als componist, performer, arrangeur en technicus aan de slag gaan. Een groot deel van zijn oeuvre bestaat dan ook uit composities of arrangementen voor het M&M Robot Orchestra. Zo selecteerde en orkestreerde hij al de muziek voor zes cd’s van Logos Public Domain, waaronder werk van Monteverdi en Purcell op Ancient Music (LPD 018, 2009) of tango’s van Carlos Gardel en Erik Satie op roboTango (LPD 020, 2012). Bradt bracht ook twee cd’s uit in eigen beheer, namelijkBradtpack 2006, met elektronische muziek, en .Ko.MmiX, een antologie van de belangrijkste stukken uit de periode 2007-2009.
In 2002 werd hij laureaat van de Aquarius Compositiewedstrijd met zijn tweede symfonie MORPH, in première gebracht door deFilharmonie onder leiding van Lucas Vis. Bradt realiseerde composities voor de meest diverse opdrachtgevers, van gerenommeerde Vlaamse ensembles als Nadar Ensemble en I Solisti del Vento tot minder vanzelfsprekende formaties als een juniorenorkest, slagwerktrio of een ocarina-ensemble. Samen met negen andere Gentse componisten kreeg Bradt in 2008 de opdracht om de muziek te verzorgen voor het vuurwerk van de Gentse Feesten, onder de gemeenschappelijke titel Neuf Musiques à Bruler. Bradt schreef ook verschillende soundtracks voor kortfilms en werkt sinds 2006 aan een multimediaal filmproject, getiteld .Ko.(Tantrum).
Work
Het oeuvre van Sebastian Bradt is zodanig divers, onsystematisch en kosmopolitisch dat zijn muziek in geen enkele categorie te vatten is. Bradt doorloopt alle mogelijke genres, stijlen en technieken om uiteindelijk steeds weer bij een eigen idioom te belanden. Zijn muziek is postmodern in die zin dat hij zonder esthetische beperkingen inspiratie put uit de meest uiteenlopende muzikale, visuele, litteraire en cinematografische impulsen, van welke maatschappelijke of artistieke aard ook. Een blik op zijn werklijst spreekt in dat opzicht boekdelen: deze bevat onder meer vier symfonieën, een zwartgallige smartlap voor robotorkest (Schlager) en een madrigaal op tekst van de godin Artemis, gedecodeerd door de Amerikaanse paragnost Grant Wallace (From Gold-And-Mauve). Bradt imiteert, deconstrueert, combineert, parodieert en herinterpreteert oud en nieuw, ernstig en banaal, complex en simpel, Oost en West. Tot zijn muzikale iconen rekent hij niet alleen De Machaut, Weill, Andriessen of Brewaeys, maar ook Coltrane, Zappa en Aphex Twin. Bradt componeert veel en erg uitvoerings- en projectgericht: hij is als een kameleon die zich volledig aanpast aan de specifieke aard van de compositieopdracht, de uitvoerders en de praktische omstandigheden.
Niettemin zijn er in zijn oeuvre een aantal oppervlakkige rode draden te ontwaren. Ten eerste vertrekken zijn composities steeds vanuit een soort speelse, ongebonden vorm van creativiteit, waarbij humor en ironie niet uit den boze zijn. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de opvallende, vaak absurde of meertalige titels die hij toekent aan zijn werken, zoals Johnny vió el Nirvii Kalpi Samadis al final de la injeccion (een mix van Spaans en Tibetaans), .RUN.FOOL.+, 11_1000_#t_11_13_vvvv of het in authentiek Gents gespelde ‘t Ièn Vroagtieken ès ‘t Ander Nie. Een tweede algemene kenmerk is zijn interesse voor orkestratie en klankkleur, die zonder twijfel gevoed is door zijn conservatoriumstudie bij Brewaeys. Daarvan getuigen onder meer het gebruik van spectrale technieken, de idiomatische behandeling van instrumenten en zijn orkestrale omgang met het automatenorkest. Ten derde haalt Bradt veel inspiratie bij andere kunsten. Niet alleen is hij zelf een tekenaar en experimenteert hij veelvuldig met film en fotografie (bv. in het filmproject .Ko.(Tantrum)), ook laat hij zich vaak inspireren op literatuur, gaande van T.S. Eliot en William S. Burroughs tot Jan H. Mysjkin en Clive Barker. Verder werkt hij regelmatig samen met kunstenaars uit andere disciplines, zoals 3D-animatie (bv. Lieve Vanderschaeve in Rouge-Blanc-Dorée, et un p’tit peu Noir) en grafisch ontwerp (bv. Peter Van Lancker in Phantom Noise). Bradt ontwierp ook een eigen logo (‘.KO.-kruis’) waarmee hij niet alleen zijn composities, maar tevens zijn hele creatieve output signeert. Het omvangrijke oeuvre van Bradt kan grofweg onderverdeeld worden in drie groepen: 1) composities en arrangementen voor het traditionele, akoestische instrumentarium en/of stem, 2) composities en arrangementen voor het M&M Robot Orchestra en 3) elektronische composities en multimedia.
Bradt schreef al muziek voordat hij zijn intrede deed aan het Conservatorium van Gent. Tot de belangrijkste inspiratiebronnen op zijn vroegste werk, Neon (1997-1998), voor sopraan, tenor en ensemble, rekent hij John Zorn, Astor Piazzolla en Miles Davis. Tijdens de eerste jaren van zijn conservatoriumstudie haalde Bradt evenwel vooral inspiratie bij de esthetica en compositietechnieken van het naoorlogse modernisme, met name de Darmstadt-school en de Amerikaanse experimentele muziek. Vooral het ensemblestuk Nooit Joeg De Wind Groene Bladeren Op (2000) leest als een catalogus van hoogmodernistische technieken uit de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw, zoals serialisme, aleatoriek, ‘extended techniques’ en proportionele notatie. In Marquis De Sade – Syndrome maakt Bradt dan weer gebruik van een spatiale opstelling (met vier gescheiden groepen van uitvoerders) en live electronics. Andere vroege composities in het modernistische idioom zijn Johnny vió el Nirvii Kalpi Samadis al final de la injeccion (2000) en … y Lloro lagrimas calientes de tanta belleza …(2000), waarin ook Feldman en het spectralisme om de hoek komen kijken. Samen met Salmi Del Squartatore (2002), vormen zij een trilogie voor fluit, klarinet en piano. Salmi Del Squartatore was aanvankelijk bedoeld als een eendelige stijloefening naar de Italiaanse modernisten (Sciarrino, Perezzani en Scelsi), maar mondde uit in een achtdelige compositie die evenzeer schatplichtig is aan Stravinsky, Andriessen en Radiohead.
Bradt schreef vier symfonieën, waarvan enkel de tweede, MORPH (2002), uitgevoerd is geweest (tijdens de Aquarius Compositiewedstrijd in Brugge). De andere drie beschouwt hij eerder als orkestratie- en/of stijlstudies. Zo verwijst no. 3 Over De Schreef (2004-’05), met koor op tekst van Amália Rodrigues, naar de repetitieve muziek van Reich en Andriessen. In de periode 2005-2007 realiseerde Bradt enkele compositieopdrachten voor gevestigde Vlaamse formaties: S(ch)ènes (2005) voor Spectra Ensemble, l’État de la Dame (2005) voor I Solisti del Vento, Koest! (2006) voor Nadar Ensemble en Pleurnichard (2007) voor Artis Dulcedo. Een belangrijke inspiratiebron op het werk van Bradt is literatuur. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Excerpt (2004-’06), dat aanvankelijk bedoeld was als een lied op tekst van T.S. Eliot, maar in twee jaar evolueerde naar een stuk voor piano solo in vroeg twintigste-eeuwse salonstijl. L’ Irréparable – SATAN (2007), voor sopraan en ensemble, verklankt dan weer de symbolistische poëzie van Charles Baudelaire. Minder vanzelfsprekende literaire inspiratiebronnen zijn de godin Artemis en Grant Wallace in het zesstemmige madrigaal From Gold–And–Mauve(2008), en a. rawlings in X OUR ROTTEN BEAUTIES (2008), voor 8-stemmig koor.
De opdrachtgevers van Bradts instrumentale werken lijken uit alle hoeken te komen en ook in zijn meest recente composities geeft hij blijk van een doorgedreven muzikaal opportunisme. In 2007 schreef hij bijvoorbeeld de teder-nostalgische soundtrack voor de kortfilm Haar Haar, het afstudeerproject van Bart Van De Plas aan het RITS; voor Dominiek Reynaert en diens juniorenorkest Ars Musica schreef hij de Michael Nyman-achtige mars Talking To The Hand,‘Cos The Face Didn’t Want To Hear It Any More (2007); op de Gentse feesten van 2009 weerklonk het pastiserende Vonkhoofd, voor orgel, piano, slagwerk en strijkorkest. Phantom Noise (2010), een lied voor sopraan en piano, werd dan weer geschreven voor het Gentse festival En Avant Mars/Voorwaarts Maart, met ‘noise’ als opgelegd thema. Misschien wel zijn meest bizarre opdrachtgever tot nog toe is Gruppo Ocarinistica Budriese, een Italiaans septet van ocarina-fluiten, waar Bradt sinds 2011 nauw mee samenwerkt. Voor deze groep, die gevestigd is in de streek van Bologna, componeerde hij ‘t Ièn Vroagtieken ès ‘t Ander Nie (2011) en GOB – Gentsch Okarinisten Boekske (2012). Dit laatstgenoemde werk is een vijfdelige suite waarin verschillende contrasterende stijlen ongegeneerd met elkaar flirten, met name jazz, Satie, Ligeti, Stravinsky en popmuziek. Het Gentsch Ocarinisten Boeksken werd rijkelijk geïllustreerd door Helen White, als ware het een echt middeleeuws manuscript.
Al even divers is het werk voor het M&M Robot Orchestra. In functie van zijn aanstelling bij Stichting Logos componeert en arrangeert Bradt sinds 2001 muziek voor het automatenorkest van Raes. Gaandeweg raakte hij vertrouwd met de sonore en mechanische mogelijkheden van de muziekrobots door het schrijven van solostudies, zoals Char.Leyne(2001) voor Player Piano, T_Birth (2003) voor Tubi, Ko_Birds (2004) voor Puff, en BUXUS (2004) voor Trump. Later interesseerde Bradt zich vooral in de orkestrale mogelijkheden van het M&M Robot Orchestra, dat hij dan ook behandelt als één grote programmeerbare en complementaire klankmachine. Dat deed hij aanvankelijk in de theatrale suite Le Sommeil Des Flammes (2005), waarvoor hij samenwerkte met danseres Nicoletta Branchini. Daarna zou hij inspiratie halen bij de meest uiteenlopende muzikale invloedsferen, zoals blijkt uit titels als Schlager (2006) en Bauharoque Variation #1 (2006), dat gebaseerd is op het tweestemming Alma Mater Redemptoris van Perotinus. Het is echter vooral de tangomuziek (een gemeenschappelijke passie binnen de Logos-muren) die Bradt het sterkst fascineerde. Onder meer in Séance, Le Tangeau (2007), Opus Reptilicum (2008), Beatifika (2009) en Blaffer.Kop.Tango (2012) verweeft hij de sensuele harmonieën en ritmische drive van tango met asymmetrische maatsoorten als 19/16 en 29/32. De stijl van Bradt voor het robotorkest van M&M is veelal transparant, direct en gaat vaak uit van eenvoudige basisideeën, herkenbare ontwikkelingspatronen en een rijk harmonische kleurenpalet. In meer recente werken, zoals Taxidermie (2007), voor Qt solo, en Snow On Cupid’s Wings (2009) doet hij ook beroep op spectrale technieken.
De werklijst van Bradt telt ook een beperkt aantal elektro-akoestische composities. Zijn eerste stappen in de klankwereld van de elektronische muziek ondernam hij in 2006, met de soundscapes Mondo X en RBDN (Rouge–Blanc–Dorée, … et un p’tit peu Noir). Hij raakte echter snel gefrustreerd door het overaanbod aan audioclips en -samples op het internet. Geïnspireerd door het Dogme 96 manifest van de Deense cineasten Lars Von Trier en Thomas Vinterberg, besloot hij om uitsluitend nog te werken met eigenhandig opgenomen of door hemzelf gegenereerd klankmateriaal. De eerste resultaten hiervan zijn te horen op Bradtpack 2006, zijn eerste cd in eigen beheer. Ook in meer recente werken streeft Bradt naar authentieke elektronische muziek. Zo is .RUN.FOOL.+ (2008-‘09) volledig vervaardigd uit huis-, tuin- en keukengeluiden. Sinds 2000 werkt Bradt aan het filmproject .Ko.(Tantrum), dat de twee grootste passies verenigt: muziek en film. Het scenario combineert een nauwkeurig uitgedacht plot met absurde elementen en citaten die Bradt rechtstreeks uit zijn dromen overnam.
List of works
Werken voor M&M Robot Orchestra: Char.Leyne (2001), voor Player Piano solo; T_Birth (2003), voor Tubi solo; Ko_Birds (2004), voor Puff solo; Tan/Go (2004), voor M&M Robot Orchestra; BUXUS (2004) voor Trump solo; Clique Et Ty Clack (2005), voor Casta en Piperola; Dr. Ko (2005), voor Player Piano solo; Le Sommeil Des Flammes (2005), voor M&M Robot Orchestra; Schlager (2006), voor M&M Robot Orchestra; Bauharoque Variation #1 (2006), voor M&M Robot Orchestra; Séance, Le Tangeau (2007), voor M&M Robot Orchestra; Haar Haar (2007), voor M&M Robot Orchestra; Taxidermie (2007), voor Qt solo; Prijsbeest (2007), voor M&M Robot Orchestra; Opus Reptilicum (2008), voor M&M Robot Orchestra; Barbiefication (2008), voor Xy en Korn; Caro_Kann (2009), M&M Robot Orchestra; Little Harry Hughes (2009), voor M&M Robot Orchestra; Intron Wenn (2009), voor M&M Robot Orchestra; Beatifika (2009), voor M&M Robot Orchestra; Snow On Cupid’s Wings (2009), voor M&M Robot Orchestra; The Blind System (2010), voor M&M Robot Orchestra; FrontBackFunken (2010), voor M&M Robot Orchestra; The Last Night of the Primes (2011), voor M&M Robot Orchestra; ; Sunex Amures (2011), voor M&M Robot Orchestra; Blaffer.Kop.Tango (2012), voor M&M Robot Orchestra
Elektronische werken, soundtrack en multimedia: .Ko.(Tantrum) (2000-…), filmproject; Mondo X (2006); RBDN (Rouge–Blanc–Dorée, … et un p’tit peu Noir) (2006); BurdenBirds (2006); Era Zero (a Glitchophony) (2007); Strength King (2007); Les Jeux Sont Faits (2008); ZTRKRTZR (2008); .RUN.FOOL.+ (2008-‘09)
Klassiek instrumentarium: NEON (1997-‘98), voor sopraan, tenor en ensemble; Marquis De Sade–Syndrome (1998-‘99), voor zangers, ensemble, slagwerkgroep en live electronics; Music for S.M. (1999), voor ensemble; Lynchgarden (1999), voor koor, instrumentaal kwartet, slagwerkgroep en big band; Johnny vió el Nirvii Kalpi Samadis al final de la injeccion (2000), voor fluit, klarinet en piano; Nooit Joeg De Wind Groene Bladeren Op (2000), voor ensemble; Frühstück No Future (2000), voor blazers en slagwerk ; … Y Lloro Lagrimas Calientes de Tanta Belleza … (2000), voor fluit, altsaxofoon en piano; .Ko. Tantrum I (Symphony Nr. I) (2001-’02), voor orkest; MORPH (Symphony Nr. II) (2002), voor orkest; Salmi Del Squartatore (2002), voor fluit, klarinet en piano; O.FF (2003), voor fluit, klarinet, altsaxofoon en piano; We Want Poems Like Fists (WWPLF) (2000-’04), voor sopraan, koor, slagwerk, instrumentaal sextet en live electronics; Over De Schreef (Symphony Nr. III) (2004-‘05), voor koor en orkest; S(ch)ènes (2005), voor ensemble; l’État de la Dame (2005), voor ensemble; Excerpt (2006), voor piano solo; Schlager (2006) voor fanfare; <@lgol> (Symphony Nr. IV) (2006), voor orkest en 4 ringmodulatoren; Pleurnichard (2007), voor trompet en orkest; Ovoin – Half A Minute of N.E.W.S. (2007), voor sopraan en ensemble; L’ Irréparable – SATAN (2007), voor sopraan en ensemble; Talking To The Hand,‘Cos The Face Didn’t Want To Hear It Any More (2007), voor 2 sopranen en ensemble; Ouàttosz/Ouòckosz@Lilith (2007), voor klarinet, saxofoon en piano; L’Union Fait La Fo/arce (2007), voor slagwerk; Koest (2006), voor ensemble; Talking to the Hand, ‘cos the Face didn’t want to Hear it Any More (2007), voor orkest; Koest (2007), voor ensemble; From Gold-And-Mauve (2008), voor vocaal sextet; X Our Rotten Beauties (2008), voor koor; Vonkhoofd (2009), voor orgel, piano, slagwerk en strijkorkest; .Ko.TantrifiKatzion In Es (2010), voor zeta-viool, marimba en soundscapes; Phantom Noise (2010), voor sopraan en piano; The Rosarios (2011), voor fluit, piano en viola da gamba (basso); ‘t Ièn Vroagtieken ès ‘t Ander Nie (2011), voor 2 ocarina’s, piano en strijktrio; GOB – Gentsch Okarinisten Boekske (2012), voor 7 ocarina’s en piano
Discography
– Bradtback 2006, eigen beheer, 2006.
– .Ko.Mmix (Introitus Interruptus), eigen beheer, 2008.
– More Automats, Logos Public Domain, LPD 012, 2004.
– Machine Orchestra, Logos Public Domain, LPD 013, 2005.
– StudAxe, Logos Public Domain, LPD 017, 2008.
– Ancient Music, Logos Public Domain, LPD 018, 2009.
– Lonely Robots, Logos Public Domain, LPD 019, 2010.
– roboTango, Logos Public Domain, LPD 020, 2012.
Links
© MATRIX
Texts by Gilles Helsen
Last update: 2015