VAN GEERT Octaaf (1949)

Octaaf Van Geert werd geboren te Aalst op 4 februari 1949. Hij studeerde aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent en Brussel, waar hij de eerste prijzen voor notenleer, harmonie, contrapunt, fuga en compositie behaalde. Zijn voornaamste leraars waren O. Van Puyvelde, J. Mestdagh, V. Legley en R. Coryn. Zijn composities werden meermaals bekroond: in 1977 werd hem de provinciale prijs voor vocale muziek (Oost-Vlaanderen) toegekend, in 1984 ontving hij de prijs Belgische artistieke promotie in de nationale compositiewedstrijd Peter Benoit (Harelbeke) en kreeg hij de prijs Jef Denijn op de internationale compositiewedstrijd voor beiaard te Mechelen, en in 1986 ontving hij de nationale prijs Muzikon Koninklijk Muziekconservatorium Gent en de Muizelhuisprijs op de nationale compositiewedstrijd voor kamermuziek.  Octaaf Van Geert was en is vooral in het onderwijs actief: hij gaf notenleer aan de muziekacademie van Aalst en muzikale opvoeding aan de Hogeschool Gent K. Ledeganck van 1971 tot 1980. Sinds 1979 geeft hij harmonie aan het conservatorium van Brugge, en harmonie, contrapunt en fuga aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent, waar hij sinds 1992 ook orkestratie, organologie en compositie doceert.  

Samen met Lucien Posman en Daniel Gistelinck vormt hij de zogenaamde “nieuwe Gentse school”: deze componisten zijn leerlingen van Roland Coryn.  Zijn werken werden gecreëerd door onder meer het Hans Memling Trio, het Nieuw Vlaams Symfonieorkest onder leiding van P. Peire, het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen onder leiding van M. Tang, het Ensor strijkkwartet, het pianoduo Kolacny en het VRT-orkest onder leiding van H. Rotman. Recente opdrachten en projecten (sinds 2001) omvatten onder meer het strijkkwartet nr. 2, de deelname aan het componistenfestival Van in de Rode Pomp te Gent en de cd-opname van zijn pianotrio door het Rachmaninovtrio. 

In 2003 werd Octaaf Van Geert laureaat van de compositiewedstrijd van ISME-België, met het werk Clips voor piano solo. Vier jaar later leverde hij het opgelegde werk voor de wedstrijd Axion Classics (2007): Collage voor trompet in C (of een van de andere koperblazers) en piano. In opdracht van het Spectra Ensemble schreef hij … en nu ga je luisteren, godver… voor klarinet in Bes, marimba, piano, viool, altviool en cello. Van Geert schrijft sinds enkele jaren hoofdzakelijk werken voor het Deeltijds Kunstonderwijs, wat naar eigen zeggen de positieve, vitale toon verklaart die erin overheerst. De componist wil contact leggen met een jonge muzikale generatie, en jongeren iets aanbieden dat ze kunnen vatten. Van Geert maakt gewag van een soort ‘boodschap’: “Op de markt vind je nu meestal soft-moderne klassieke muziekjes en daar doe ik niet aan mee. Ik wil mezelf blijven, uit de bol gaan, met clusters gooien, mensen wakker schudden uit hun gedrogeerde slaap, ik heb iets te zeggen, niet met woorden maar met gebalde klanken.” 

 

Werkbespreking 

Octaaf Van Geerts werk is divers qua bezetting, concept en werkwijze. De grondslag van zijn werken is evenwel vaak te vinden in een fascinatie voor de natuur, en in het bijzonder voor het materiaal steen. Als metafoor voor zijn werk haalt Van Geert aan dat hij van zijn vader, die beeldhouwer was, leerde hoe uit harde materie grillige, contrapuntische lijnen kunnen gekneed worden, die met elkaar kunnen en moeten botsen. Concreet vertrekt hij vaak van een fysieke realiteit zoals bijvoorbeeld het proces van meditatie in Meditari (1985), de oerknal in Processus geologici (1988), chemische processen in Sedimentaria (1994), de tabel van Mendeljew in zijn Strijkkwartet nr. 2 (2002), die dan vertaald wordt in de muziek via getallenstructuren, instrumentatie in lagen, clusterfiguren, of andere compositiemethodes die de basisidee van de wetenschappelijke realiteit tastbaar pogen te maken. Een duidelijk voorbeeld hiervan is H_O: musica per uno vivente voor beiaard uit 1984, dat bestaat uit 3 delen: hydrogenium (met turbulente klanken in de hoge tessituren, die de hoge lagen van de dampkring weergeven, waarin deze stof in vrije toestand aanwezig is), oxygenium (met lydische bewegingen die een rustgevende sfeer creëren) en tenslotte H_O, waarin de atomen zich aan elkaar binden tot moleculen. Hoewel de bezetting van zijn werken vaak vrij klassiek blijft (cf. pianotrio, strijkkwartet, lied) is de invulling vaak zeer expressionistisch. Kenmerkend is de voorkeur voor uitgesproken lange werken, die vaak een pregnante conflictsituatie weerspiegelen. Musicoloog S. Beelaert schreef bijgevolg over zijn werk: “Het is alsof Van Geert de transparante structuren van Webern wil verenigen met de spankracht van Alban Berg.” Van Geerts expressionisme sluit in elk geval aan bij de experimentele vooroorlogse atonaliteit van Schönberg en Berg. Desalniettemin dient het gezegd dat een groot aantal van zijn werken serieel is geconcipieerd, of althans elementen uit het serialisme in meer of mindere mate overnemen. 

Het dynamische Processus geologici uit 1988 voor 2 piano’s is een typisch voorbeeld van zijn werk. De piano wordt “geologisch” behandeld, door deze in 4 lagen (tessituren) te verdelen.  Het werk opent met een “big bang” of oerknal, die in een cluster weerklinkt. Daarop volgt een voorstelling van 4 speelwijzen (tremolando, snelle grillige lijnen, akkoordprogressies met accentdynamiek, melodisch legato), die elk in 1 laag worden aangewend; tot daar “processus nul”. Processus 1 toont de speelwijzen in andere tessituren, processus 2 een combinatie van verschillende lagen voor 1 speelwijze. Processus 3 is een rondo waarin het melodisch legato vrij spel krijgt, processus 4 reduceert de piano tot 1 laag, waar alle speelwijzen worden gecombineerd. De cirkel is rond wanneer op het eind processus nul terugkeert, als een ultieme vernietiging van het opgebouwde materiaal.  

De fascinatie voor het verwerken van natuurlijk materiaal in de plastische kunsten blijkt ook uit Compositie in Brons voor orkest (1987). Het klassieke orkest wordt vooral uitgebreid in de slagwerksectie: niet minder dan 4 slagwerkers zijn nodig om het arsenaal aan slagwerk (4 pauken, 5 tom-toms, 2 xylofoons) te bespelen. Dat dit werk voor jeugdorkest geconcipieerd is, heeft alvast niets afgedaan aan de complexiteit van de partituur: zoals brons grillig is en onregelmatige dieptes en hoogtes bevat, is dit werk ook een wervelend geheel van muzikale effecten die vooral inzake klankkleur bijzonder divers zijn. Vaak wisselen de relatief transparante partijen van de blazers af met snelle bewegingen van het slagwerk. Zowel met betrekking tot de dynamiek, de instrumentatie als ritmiek blijkt duidelijk dat Van Geerts werk hier zeer grillig en uiterst veranderlijk is: geen enkel punt krijgt de kans een lijn te worden, zodat deze compositie een onvatbare verzameling wordt van uiterst snelle en korte wendingen, waarbij klankkleur de overheersende parameter wordt. De conflictsituaties die hierdoor op micromuzikaal vlak ontstaan (bv. ff en pp extreem kort na elkaar in de koperpartijen) beletten Van Geert niet om het werk te laten eindigen in een ritmisch gezien uitdeinende fortissimo die, na een conflictueuze opeenvolging van harde slagen en zachte bijschavingen, het afgewerkte brons lijkt te vatten.

Verder is ook Sedimentaria voor groot orkest uit 1994 een typerend werk: centraal staat opnieuw Van Geerts fascinatie voor de kneedbaarheid en vormverandering van materie. In dit werk wordt de aarde als het ware opnieuw geboren in drie aaneengesloten fasen (snel – langzaam – snel). Aanvankelijk glijden de aardlagen via strijkersglissandi en minutieus uitgewerkte clusters over elkaar, in een continue strijd om aan de oppervlakte te raken. Daarna, via uitdunning van de clusters tot 1 enkele toon mi (de centrale toon van het werk) verzeilen ze in een statische positie, die echter door het derde deel met krachtig slagwerk en opgedreven lagencombinaties doorbroken wordt. Dat culmineert onvermijdelijk in een aantrekking door de hoge pool “e”, die op het eind nog door de strijkers en de piccolo geaffirmeerd wordt, en uiteindelijk “objectief” bij de vibrafoon weerklinkt als een duidelijk eindpunt.  

In 2003 werd Octaaf Van Geert laureaat van de compositiewedstrijd van ISME-België, met het werk Clips voor piano solo. Deze muziek richt zich duidelijk tot leerlingen uit het Deeltijds Kunstonderwijs, vanaf het derde jaar van de middelbare graad. Het stond Van Geert voor ogen pianomuziek te componeren in een actuele muziektaal, bevattelijk voor jongeren. Vandaar ook de titel ‘Clips’, die niet alleen betrekking heeft op metalen klemmen, maar ook op het verschijnsel van videoclips met snel afwisselende beelden. De vijf delen van de compositie hebben Engelse titels: GO, FUN, LOVE, COOL en LOOK for BACH. Deze vijfdeligheid weerspiegelt zich in een zekere muzikale symmetrie. Zo zijn de vier buitendelen overwegend akkoordisch en motorisch opgevat; de piano neemt als het ware de gedaante van een slagwerkinstrument aan. Het centrale derde deel daarentegen, is eerder lineair en expressief. Bovendien is het beduidend langer dan de andere delen en kreeg het een langzamer tempo en een zachtere dynamiek mee (p in plaats van het palet mf – fff dat in de andere delen overheerst). De muzikale vormgeving van Clips is gebaseerd op het principe van de ‘frase’ of muzikale molecule: de kleinste structurele eenheid die een aantal keer ongewijzigd of gevarieerd terugkeert. De basisfrase neemt drie tellen van een vierkwartsmaat in beslag, en bestaat uit de opeenvolging van drie grote-tertsclusters in dalende richting. In de loop van het eerste en tweede deel is dit basismateriaal aan een aantal variatietechnieken onderhevig. Zo wordt de frase geïnverteerd, of ritmisch met een achtste verschoven, waardoor ze uit evenwicht raakt. Verder is er een geleidelijke toename van de dissonantie, en past Van Geert reductieprocessen op de basisfrase toe. In het derde deel wordt een thema opgebouwd door de accumulatie van kleine muzikale eenheden. Het vierde deel grijpt terug op de aangroeiende dissonantie en het percussieve karakter van de eerste twee delen. Tot slot voert Van Geert in het vijfde deel het B-A-C-H-motief op, en wordt de basisfrase gereduceerd met het oog op een syncopische ritmiek. 

 

Werklijst 

Kamermuziek: Balade voor piano solo (1980); Sonata voor altviool en piano (1980); Sigisfaal voor slagwerk en piano (1981); Andantino voor fluit en piano (1981); Meditari-interruptus-iratideM voor houtblaaskwintet (1985); Trit voor pianotrio (1986); Punt andere lijn voor klarinet en xylofoon (1988); Memo’s voor fluit, hobo, piano en contrabas (1988); Processus geologici voor 2 piano’s (1988); Molto, molto, molto voor piano solo (1990); Illusion voor trompet en piano (1992); Scène’s voor flauto dolce en marimba (1995); Epitaphios logos voor 4 flauti dolci (1997); Strijkkwartet nr. 1 (1997); States voor 2 violen (1998); Ggrrr-ssst voor pianokwartet (1999); Naakten voor piano en cello (2000); The table of Dmitri Ivanovich Mendelyev voor strijkkwartet (2002); Collage voor bastuba in Es en piano (2007); Collage voor hoorn in F en piano (2007); Collage voor trombone en piano (2007); Collage voor trompet in Bes, euphonium in Bes of bastuba in Bes en piano (2007); Collage voor trompet in C en piano (2007); Collage voor tuba en piano (2007); Hoempada voor fluit (of klarinet) en piano (2006); … en nu ga je luisteren, godver… voor klarinet in Bes, marimba, piano, viool, altviool en cello (2007) 

Vocaal: Melopee/Vlerken/Zelfmoord des Zeemans/Berceuse nr.2 voor SATB koor a capella (tekst P. Van Ostaijen) (1977); Krabbels voor SATB koor op eigen tekst (1990); Twee Mensen voor bariton en piano op tekst van A.R. Holst (1976); Eens (liederencyclus) op tekst van L.P. Boon voor hoge stem, klarinet en piano (1984); A mia mogli voor mezzo, bariton, basklarinet, hoorn en piano op tekst van U. Saba (1995) 

Opera: De jongen met het hocus-pocus woord voor jeugdorkest, klein en groot koor 

Werken voor grotere ensembles of orkest: Ode XXXII voor kamerorkest, koor en sopraan op tekst van Horatius (1985); Compositie in Brons voor jeugdorkest (1987); Sedimentaria voor orkest (1994); Klazz voor kamerensemble (2001) 

Andere: H_O : musica per uno Vivente voor beiaard (1984); Clips voor piano solo (2003); Fireworksmusic for a New World voor beiaard (twee spelers) (2005); Strip-Albumblätter voor piano solo (2006) 

 

Bibliografie 

– L. POSMAN, Focus: Octaaf Van Geert, in De Nieuwe Vlaamse Muziekrevue, 5, 1998
– J. BAERT, Componistencollectief bespeelt acht snaren, in De Nieuwe Vlaamse Muziekrevue, 2000
– S. BEELAERT, Musicus Octaaf Van Geert, in Vlaanderen, 36, 1987 

 

Discografie 

– Processus geologico, MUIZELHUIS CONCERTEN. PRIZE WINNERS OF THE BIENNAL COMPOSITION CONTEST FOR CHAMBER MUSIC (IN FLANDERS FIELDS), mupro WW-IG-0
– Klazz, ROUND ABOUT
– Clips. S.l., s.l., s.d. (Aanwezig in MATRIX)

[Talrijke niet commerciële opnames te verkrijgen bij de componist] 

 

Uitgever

CeBeDeM (werkzaam van 1951 tot 2015) 

 

 

© MATRIX
Teksten van Thomas Blondelle en Katherina Lindekens
Laatste aanpassingen: 2007