VANDENHEEDE Jan (1957)
Jan Vandenheede werd op 23 september 1957 geboren te Zwevezele. Hij begon met muziek toen hij ongeveer 7 jaar oud was. Aan de muziekacademie te Roeselare studeerde hij notenleer, trombone en muziekgeschiedenis en ook wat piano en harmonie. Hierna behaalde hij aan de Rijksuniversiteit van Gent naast zijn licentiaatsdiploma musicologie in 1982 ook nog een diploma in informatica. Zijn scriptie van de laatst genoemde studierichting handelde overigens over het gebruik van een microcomputer bij het analyseren van muziek. Zijn muziekstudies zette hij voort in het buitenland. Zo behaalde hij een Diplôme Supérieur de Fugue aan de Ecole Normale de Musique de Paris en een Master of Arts in Music aan Stanford University. In december 2004 promoveerde hij tot docteur en Arts et Sciences de l’Art aan de Université Paris I Panthéon-Sorbonne, waar hij ook eerder in 1983, met als promotor Iannis Xenakis, een Diplôme d’études approfondies en musique et scénographie behaalde.
Zoals blijkt is Jan Vandenheede niet enkel als componist maar eveneens als onderzoeker werkzaam. Hierbij richt hij zich vooral op het domein van de elektronische muziek. Vandenheede was jarenlang (1985-1994) als assistent musical verbonden aan het I.R.C.A.M., het Institut de Recherche et de Coordination Acoustique/Musique, dat onder impuls van Pierre Boulez in 1977 werd opgericht. In opdracht van dit interdisciplinaire onderzoekscentrum van het Centre Pompidou in Parijs componeerde hij Struktur I.
Vandenheede werd meermaals geselecteerd voor diverse internationale congressen in Angers, Rotterdam en Finland, en gaf lezingen aan de Sorbonne in Parijs, het Conservatoire National Supérieure de Musique et de Danse in Lyon, de Rijksuniversiteit Gent en de KULeuven. Ook is hij een tijdje werkzaam geweest als teaching assistent aan Stanford University, als docent muziekgeschiedenis en filmmuziek aan het Hoger Rijksinstituut voor toneel – en cultuurspreiding te Brussel en als leraar expressiemiddelen in de muziek in de Koninklijke academie voor schone kunsten te Gent.
Werkbespreking
Het oeuvre van Jan Vandenheede laat zich duidelijk inschrijven in de traditie van het modernisme. Hij rekent zichzelf tot opvolger van de generatie modernisten die geboren werden in de jaren ’20 en vanaf het einde van WOII actief waren, zoals Ligeti, Stockhausen, Berio en Xenakis. Van deze generatie neemt hij technieken over, combineert, verbetert of vernieuwt ze en voegt hij nieuwe technieken toe. Het grote verschil tussen zichzelf en de na-oorlogse generatie ziet hij in het feit dat het zintuiglijke klankresultaat altijd primeert. De compositie moet met andere woorden altijd muzikaal overtuigend zijn. Dit zowel in werken waar hij ingewikkelde doordachte structuren hanteert als in werken die intuïtief (fenomenologisch) gecomponeerd zijn. Bij de eerst genoemde groep werken moeten de technieken geïntegreerd worden in de compositie. De muzikale technieken moeten dus tot een kwalitatief klinkend resultaat leiden. Hierin onderscheidt hij zichzelf van experimentele componisten. Voor hem moet het experiment plaats vinden in de werkkamer en niet op het podium. Ook in zijn composities die op een fenomenologische wijze ontstaan, moet zoals reeds gezegd het klankresultaat primeren. Vandenheede merkt bovendien op dat ook in deze werken een onderliggende maar ongekende structuur aanwezig is. Deze linkt hij aan de theorie van de neuronale netwerken van M. Minsky. De structuur van deze werken is met andere woorden het resultaat van ongekende hersenstructuren. Op die manier kan zijn werk ingedeeld worden in fenomenologische werken en strikt doordachte structurele werken, die tegelijkertijd dichter bij elkaar aansluiten dan men zou vermoeden. Omwille van zijn groot perfectionisme op vlak van klankresultaat is hij geen veelschrijver.
Bij de compositie van zijn stukken gaat Vandenheede vaak uit van muzikale en compositorische problemen. Dit zien we bijvoorbeeld in het stuk 4 Bagatellen uit 2004. Hier gaat hij verschillende muzikale componeertechnieken zoals het serialisme en de stochastiek combineren. Ook in StruKtur I ligt een muzikaal probleem aan de basis van de compositie. Dit werk met live-electronics is gecomponeerd in opdracht van het I.R.C.A.M. De première ging door in 1991 in het Musée d’Art Moderne de la ville de Paris. In dit werk behandelt hij een ritmisch probleem door een alternatief noteersysteem te bedenken. Hij gebruikt namelijk ritmes volgens de chromatische tijdsladder, die K. Stockhausen en H. Cowell onder andere ook hanteerden. Aangezien er problemen ontstaan bij de notatie en uitvoering van dergelijke ritmische figuren, ontwierp Vandenheede een alternatief systeem waarin hij aan de hand van absolute tijdswaarden de ritmische figuren bepaalt. Dit zorgt voor een preciezere en tevens makkelijkere uitvoering. 4 für 4, Miniaturen für Streichquartett zum Andenken an Anton von Webern mag tot de strekking van de sterk structurele werken worden gerekend. Het werd gecomponeerd in een dodecafonische stijl en dient als hommage aan A. Webern, die in 1983 100 jaar zou geworden zijn.
Een compositie vergt voor Vandenheede een lang rijpingsproces en eerder gecomponeerde stukken worden vaak herwerkt en uitgebreid. 4 für 4 is hier een mooi voorbeeld van. De gepubliceerde uitgave dateert van 2002, waar elke miniatuur een aantal varianten heeft gekregen zodat het werk van een gesloten vorm (4 miniaturen) naar een open vorm geëvolueerd is. Deze varianten kunnen al dan niet gespeeld worden, naar gelang de keuze van de uitvoerders. De titel 4 für 4 staat symbool voor de 4 miniaturen uitgevoerd door de leden van het strijkkwartet. De 4 delen van het stuk komen evenwel overeen met het klassieke vormpatroon van het strijkkwartet. Vooral de twee middendelen komen klassiek over. Het tweede langzame deel heeft een lyrisch karakter gepaard met een zachte dynamiek, terwijl het derde deel eerder een scherzo-karakter vertoont door veel syncopen, accenten op zwakke tellen, etc. De hoekdelen zijn allebei langzaam, wat tegen het karakteristieke vormpatroon van het strijkkwartet gaat. Deze zouden een ingetogen karakter hebben, wegens het hommage-gehalte van de compositie. De dodecafonische reeks die Jan Vandenheede hier gebruikt wordt ook vrij eenvoudig behandeld, door meestal enkel de basisvormen te gebruiken. De reeks zelf is opgebouwd uit 6 tritonussen, en opgedeeld in 3 tetrachorden, een procédé dat ook Webern vaak toepaste. Ook directe aaneenschakelingen van reeksen komen bij Webern reeds voor.
Een andere verwante compositie van 4 für 4 is Sonatine voor klaviertrio uit 2006. Daar dit werk slechts zijdelings op 4 für 4 is gebaseerd, kunnen we niet echt van een bewerking spreken.
Ook Phantasy, uit 2006 voor vierhandig klavier, is vrij traditioneel opgebouwd. Het opgewekte karakter is te wijten aan het feit dat het werk een hulde brengt aan W.A. Mozart (wiens 250ste verjaardag in 2006 gevierd werd) en J.S. Bach. De link met de fantasia en met de barok-klassieke stijl is dan ook overduidelijk. Het hele stuk gebruikt technieken die karakteristiek zijn voor het imitatief contrapunt. Het hoofdthema eindigt op B-A-C-H, en wordt verwerkt in een fuga. In het midden van het stuk stopt de contrapuntische verwerking en weerklinken er een aantal statische akkoorden. Deze symboliseren biografische tegenslagen in het leven van Bach en Mozart, waarna het fugatische spel weer wordt verdergezet. Een tegenhanger van deze voorgaande, zeer gestructureerde werken is Wendung, een compositie die tot de fenomenologische groep van werken kan gerekend worden. Hiervoor is geen expliciet systeem aangewend. Er is wel een macroniveau, dat bestaat uit een aantal belangrijke kerntonen die Vandenheede dan verder intuïtief heeft ingevuld. Alle noten vormen een soort oneindige melodische gestalte, zonder enig motief. Het hele werk leidt naar een soort conflict-passage waar gebruikt wordt gemaakt van zeer hoge noten in de hobo en de fluit. Het einde daarentegen klinkt bijna subliem, en moet het tumult van de voorgaande passage in vraag stellen. In dit werk wordt daarenboven gebruik gemaakt van microtonale noten, wat voor zwevende, trillende effecten zorgt.
Werklijst
Pianowerken: 4 Bagatellen (2004); Phantasy voor piano vierhandig (2006)
Kamermuziek: Wendung voor fluit, hobo en klarinet in Bes (1993; 2004); 4 für 4 voor strijkkwartet (1983-2002); ); Sonatine voor klaviertrio (2006)
Elektronische werken: Psaltérion voor tape (1983-84) ; Cendrier 1 voor tape (1983) ; Cendrier 2 voor tape (1983-84) ; A tribute to Africa voor tape (1986-1987) ; Struktur I voor live-electronics (1983-1990); Petit Livre magique pour harpe bleue et électronique (2006)
© MATRIX
Teksten van Liesbeth Van Meulder
Laatste aanpassingen: 2007