Deze tekst van Klaas Coulembier verscheen oorspronkelijk als programmatekst bij de voorstelling van Moira in Concertgebouw Brugge.
De eindigheid van het leven vormt een centraal thema in religie en mythologie. Hoe geven we betekenis aan ons aardse bestaan, dat per definitie eindig is? Een terugkerend motief is het overstijgen van die eindigheid. Denk aan het hiernamaals, het idee van reïncarnatie, en alle mogelijke rituelen die gepaard gaan met de transitie tussen verschillende levensfases. Het begin (geboorte) en het einde (dood) zijn hierbij de belangrijkste en meest onvermijdelijke sleutelmomenten.
Klotho, Lachesis en Atropos
In de Griekse mythologie vinden we het idee van begin, midden en einde terug in het godsbeeld van Moira, die voorkomt in drie gedaantes: de schikgodinnen Klotho, Lachesis en Atropos. Moira betekent in het oud-Grieks zoveel als lotsbestemming. Klotho wordt doorgaans afgebeeld als een spinster. Zij spint de levensdraad en staat aan het begin van elk levend wezen, zowel menselijk als goddelijk. Lachesis is de verdeelster. Zij bepaalt de lengte van elke levensdraad en meet de loop van het leven af. Uiteindelijk is het Atropos, de onafwendbare, die de levensdraad op het voorziene einde van het leven onherroepelijk doorknipt.
Deze drie schikgodinnen worden altijd samen voorgesteld onder de verzamelnaam Moira, wat ook het idee versterkt dat begin, midden en einde onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. In elk begin zit ook al het einde vervat. Volgens de theorie van het (nood)lot ligt alles op voorhand al vast en ondergaan we slechts het pad dat voor ons al is uitgestippeld. Bij elke technologische vernieuwing – van vroege mechanische weefgetouwen tot artificiële intelligentie – komt onvermijdelijk ook het beeld van een noodlottige afloop.
Deze mythologische achtergrond vormt de basis voor de voorstelling Moira van HERMESensemble met Kurt D’Haeseleer en Catalina Vicens. De metafoor van de gesponnen levensdraad brengen zij in verbinding met het weefambacht, meer bepaald het veertiende-eeuwse Tapisserie de l’apocalypse uit het kasteel van Angers. Dit wandtapijt dat het einde der tijden volgens de Apocalyps van Johannes uitbeeldt, is het langste wandtapijt ter wereld. Opmerkelijk is dat de iconografie van dit tapijt ook al een verbinding maakte met de toenmalige politieke situatie. Beelden van dit wandtapijt worden geïntegreerd in de dramaturgie van de voorstelling. Hierbij gaat de connectie dieper dan de analogie tussen de levensdraad en de geweven draad van het tapijt. De weefindustrie was in de renaissance en vroege moderniteit een belangrijke motor van vooruitgang en welvaart, van toenemende luxe.
De weefindustrie speelde een sleutelrol voor de industriële revolutie van de 19de eeuw. Het veranderende wereldbeeld en de eerste inzichten over luchtvervuiling vormden dan weer de bron voor ideeën over het einde der tijden en de vernietiging van de planeet door menselijke activiteit. Dat laatste brengt ons naadloos bij de hedendaagse aandacht voor een versnellende klimaatverandering. Centraal in deze verhalen staat de mens, wat filosoof Peter Sloterdijk inspireerde voor een essay over het antropoceen. Ook dat essay resoneert mee in deze voorstelling.
Zo verbindt Moira verschillende tijdperken en gedachtestromen met elkaar. Dat wordt muzikaal doorgetrokken in de keuze voor 21ste-eeuwse muziek van Daan Janssens in combinatie met een eigentijdse benadering van de muziek van Orlandus Lassus.
Daan Janssens’ (Incipits)
Daan Janssens componeerde in 2013 de reeks (Incipits) voor zeven instrumenten, die hij herwerkte in 2020. De aanleiding voor de compositie was een concert waarbij de nieuwe composities afgewisseld werden met vocale renaissancemuziek. Het werk begint met een uitgebreide fluitsolo, een eenstemmige klankexploratie die een archaïsche sfeer oproept en geleidelijk aan overgaat in een intrigerend klanktapijt. De muziek van Daan Janssens is bijzonder kleurrijk en organisch; de verschillende stemmen worden op ingenieuze wijze met elkaar verweven. Ook verwerkt Janssens in zijn composities vaak elementen uit vroegere composities. Zo ontstaat een netwerk van verbindingen tussen zijn eigen werk en muziek uit verschillende historische tradities.
Van einde naar begin
Het andere muzikale element in deze voorstelling bestaat uit improvisaties op de Lamentaties van Jeremia (die trouwens ook met het woord ‘incipit’ beginnen). Deze lamentaties zijn een klaagzang en reflectie over de vernietiging van de tempel van Jeruzalem, een catastrofe die door sommigen als onafwendbaar werd verkondigd terwijl anderen geloofden dat God hun tempel voor eeuwig zou beschermen. Ook hier is de eindigheid en de onontkoombaarheid van het lot dus verweven in de teksten die door verschillende componisten op muziek werden gezet. In deze voorstelling improviseert Catalina Vicens op basis van de zetting van Orlandus Lassus.
Om de verbinding tussen verleden, heden en toekomst compleet te maken, gaan de makers ook aan de slag met de technologie van morgen. Een door AI gegenereerde video vormt het uitgangspunt voor een improvisatie op organetto, een instrument uit dezelfde periode als het hierboven beschreven wandtapijt. Dit duet tussen verleden en toekomst vormt het eerste grote luik van de voorstelling, verbonden met de figuur van Atropos. De improvisaties op Lassus, in de vorm van een ritmisch duet voor basklarinet en organetto met elektronica, vormen de klankwereld voor het tweede luik, Lachesis. We eindigen bij de godin van het begin: in Klotho begeleiden (Incipits) van Daan Janssens beelden van het originele wandtapijt van Angers.