Zes redenen om van Ligeti te houden

1. Voor filmfans

Filmliefhebbers weten het al langer: György Ligeti (1923-2006) schreef buitengewone, intrigerende muziek. Ze heeft iets ongrijpbaar, een mysterieus aura waar de Amerikaanse regisseur Stanley Kubrick (1928-1999) als een blok voor viel. Zijn klassieke sciencefictionfilm ‘2001: A Space Odyssey’ uit 1968 is onlosmakelijk verbonden met het dichte, zwermende klankbeeld van Ligeti’s werken. Ook in de soundtrack van zijn latere films ‘The Shining’ (1980) en ‘Eyes Wide Shut’ (1999) gebruikte Kubrick Ligeti’s muziek.

 

2. Voor dromers

De Hongaars-Oostenrijkse componist bezat een oeverloze verbeeldingskracht. Als kind verzon hij het utopische rijk ‘Kylwiria’, waarvoor hij landkaarten tekende en een eigen taal ontwierp. Later, als componist, zou zijn eindeloze fantasie hem voortdurend naar onontgonnen terreinen brengen. Ligeti groeide op als Hongaars-joodse jongen in het grensgebied Transsylvanië, dat enkele jaren voordien door Roemenië bezet werd. Na de Tweede Wereldoorlog ging hij studeren aan de Franz Liszt Academie in Boedapest, tevergeefs hopend op een ontmoeting met zijn idool Béla Bartók, die in 1945 in New York overleed. Hongarije kreunde onder het stalinistische bewind en al wat tot de moderne muziek behoorde, werd er geweerd. Dus luisterde Ligeti stiekem naar de concerten van de Westdeutscher Rundfunk, waaronder de première van Stockhausens elektronische compositie ‘Gesang der Jünglinge’ (1955-1956). Pas later ontdekte hij dat het gekraak in de uitzending geen deel van de muziek uitmaakte, maar dat de zender door de autoriteiten verstoord werd. Toen de situatie na de Hongaarse Opstand van 1956 te nijpend werd, stak Ligeti de grens over naar het Westen. Hij trok naar Keulen, waar hij in de elektronische studio aan de slag ging.

3. Voor avonturiers

Ligeti werd gedreven door een onstilbare vernieuwingsdrang: “Eenmaal je de grens bereikt hebt, ligt daarachter de woestijn. Daar vind je alleen maar meer van hetzelfde: zand.” Hij vond zichzelf steeds opnieuw uit, wat zijn oeuvre bijzonder veelzijdig maakt. Van het elektronische hoorspel ‘Artikulation’ (1958) tot de hechte orkestrale weefsels in ‘Atmosphères’ (1961). Van repetitieve, mechanische werken zoals ‘Poème symphonique’ voor 100 metronomen (1962) tot de absurdistische ‘anti-anti-opera’ ‘Le Grand Macabre’ (1974-1977) naar de inferno-taferelen van Pieter Brueghel en Jheronimus Bosch. Van het klassiek-romantisch aandoende ‘Hoorntrio’ (1982) naar de zogenaamd onspeelbare polyritmische ‘Études pour piano’ (1985-2001).

4. Voor taalminnaars

Ligeti omschreef zijn muziek met rijke zintuiglijke metaforen. Hij had het over klankwolken, klanktapijten, bijenzwermen, ijsbergen, kristallen, labyrinten, mechanische raderwerken en haperende machines. Muziek bestond voor hem uit sonore vlakken en massa’s die in elkaar grijpen, verstrikt raken of uit elkaar vallen en die vloeibaar, stroperig, vezelig, droog of korrelig konden zijn.

5. Voor open geesten

Ligeti speelde mind games met het publiek: what you hear is not what you get. “We zien alleen het topje van de ijsberg, maar hoe hij eruitziet, hoe hij beweegt en op de oceaan reageert, is mee bepaald door wat verborgen in het water zit, namelijk het grootste deel van de ijsberg.” De ijsberg illustreert Ligeti’s micropolyfone schrijfwijze. Je kan als luisteraar de enorme complexiteit in de partituur niet als dusdanig waarnemen. Wat je hoort, is slechts het topje van de ijsberg.
De beste ideeën schoten Ligeti te binnen tijdens het wandelen. Zo had hij al in 1950, toen hij nog in Boedapest leefde, een ingeving voor een nieuw soort muziek. Ze heeft melodie noch harmonie, begin noch einde, en is een zogenaamd statische compositie die van binnenuit door timbre- en textuurveranderingen transformeert, te vergelijken met de wind die door het bos ruist. Hij werkte dat idee van bewegende klankwolken uit in de composities ‘Apparitions’ (1958-1959) en ‘Atmosphères’, waarmee hij de westerse avant-garde met verstomming sloeg. Later zou ook ritme een belangrijke parameter in Ligeti’s werk worden en ging hij nog een stap verder met het misleiden van het publiek. In zijn ‘Études pour piano’ stapelt hij meerdere ritmes op elkaar en speelt hij met imaginaire patronen die niet in de partituur staan of door de pianist gespeeld worden, maar die zich wel in het hoofd van de luisteraar vormen.

6. Voor snelheidsfreaks én rustzoekers

Ligeti flirtte ook met de perceptie van tijd. Hoe kan iets zo ritmisch en zo snel in beweging zijn en tegelijkertijd statisch zijn? Het extatische ‘Continuum’ (1968) voor klavecimbel raast voorbij, maar uit de ritmische illusies en (verstoorde) mechaniek stijgt een gevoel van eeuwigheid op.

 

Melissa Portaels voor Muziekcentrum De Bijloke Gent.

De originele bijdrage vind je hier.