Dit interview verscheen oorspronkelijk in Reflections, het magazine van I SOLISTI.
Met ‘Threnody’ componeerde je een nieuw werk voor I SOLISTI en SPECTRA. Je vorige compositie voor I SOLISTI was nog één van je vroege werken.
In 2005 componeerde ik ‘Meditation’ voor I SOLISTI, dat toen nog I SOLISTI del Vento heette. Eigenlijk was dat werk mijn eerste poging om spectrale muziek te componeren. Ik vertrok vanuit een specifieke klokklank. Ik herinner me nog dat ik ergens op het internet het geluid van een ‘Russian Bell Sound’ vond en dat ik daar de hele tijd mee speelde. Sindsdien is het werken met het spectrum van dat soort klanken een constante geworden in mijn muziek.
Dat klinkt als een belangrijk werk in de ontwikkeling van je componeerstijl.
Bij oudere werken zijn er sommige die je misschien liever onder de mat zou vegen, maar Meditation is inderdaad één van de bakens als ik op die periode terugkijk. Het staat qua gevoel nog altijd heel dicht bij mij. Toen was ik ook erg gericht op het spectrale ‘pur sang’. Ondertussen ben ik al wat afgedwaald en integreer ik ook andere technieken. Zo vind ik ‘set theory’, een methode die op een systematische manier vertrekt van muzikale intervallen, heel interessant en werk ik ook meer met distorties van klanken. Zo kan ik nog altijd vertrekken van een bepaald klankspectrum, maar ga ik dat eerder vervormen door allerlei berekeningen. Die doe ik trouwens nog altijd graag met de hand op papier.
De voorbije jaren maakte je veel muziektheater, heeft dat ook een impact op je benadering van instrumentale muziek?
Bij het schrijven voor de stem zoek je sowieso vooral naar een lyrische lijn. Omdat ook bij blazers de ademhaling zo belangrijk is, sluipt die lyriek ook wel in de manier waarop je voor blazers componeert. Luc Brewaeys zei altijd dat hij vond dat ik een soort Italiaanse schriftuur heb, omdat melodie zo belangrijk
is voor mij. Tegelijkertijd besteed ik natuurlijk erg veel aandacht aan de harmonische structuur.
Zelf heb ik enkel viool en harp gespeeld, maar ik heb wel veel gezongen. En eigenlijk had ik altijd wel een blaasinstrument willen bespelen. Misschien heb ik daarom wel een zwak voor alles waar de menselijke adem bij komt kijken. En misschien is het feit dat ik zo graag voor blazers componeer wel een soort compensatie.
Wat maakt componeren voor een ensemble van blazers zo bijzonder?
Met strijkers kan je eindeloze melodieën schrijven, terwijl je bij blazers altijd vertrekt van de frasering, de ademhaling. Wanneer iemand zijn adem op is, en een ander instrument neemt over, dan heb je sowieso een kleurverandering. Ik hou ervan om met al die verschillende kleuren te werken. Voor dit werk combineer ik die blazers trouwens ook met strijkers (I SOLISTI en SPECTRA), zodat er weer nieuwe combinaties van klanken mogelijk zijn.
Je werk wordt samen gepresenteerd met muziek van Kaija Saariaho. Wat betekende zij voor jou?
Ik was heel blij met de vraag om voor dit programma een nieuw werk te schrijven. Saariaho blijft een icoon in de muziek, zeker in de context van de spectrale muziek en hoe ze die combineert met modale elementen. Ze was ook de eerste vrouwelijke componiste die ik ooit bezig zag. Toen ik Gent studeerde gaf ze daar een lezing, en die is me altijd bijgebleven. Ik had echt een soort aha-erlebnis toen ik zag dat dat kon: een vrouwelijke componiste. Tegelijk zag ik ook toen al dat dat niet evident was.
Ik hoor haar muziek ontzettend graag. Ik was erbij toen ze tijdens de biënnale van Venetië de Gouden Leeuw kreeg, en ik maakte er toen een live uitvoering van ‘Amers’ mee. Ik had gehoopt haar te kunnen ontmoeten, maar ze was toen al zwaar ziek. Ik heb altijd heel actief geluisterd naar haar muziek. Wanneer ik naar een concert ga en er blijft me iets bij, dan noteer ik dat op het programmaboekje. Ik had de laatste tijd heel wat dingen genoteerd bij haar muziek en die elementen heb ik als knipoog gebruikt in het nieuwe werk.
Kan je daar concrete voorbeelden van geven?
Wat ze graag doet in haar muziek is in één instrument een liggende toon componeren in combinatie met een ander instrument dat diezelfde toon geleidelijk aan laat dalen. Hierdoor ontstaat een wrijving tussen de klanken. Dat is één van de elementen die ik heb gebruikt.
De titel ‘Threnody’ betekent klaagzang. Een verwijzing naar haar recente overlijden neem ik aan.
Ik wist tijdens het componeren al dat ze ziek was, dus die titel zat al in mijn achterhoofd. Ik moest ook denken aan ‘Nymphes des Bois’ van Josquin Desprez, de beroemde ‘déploration sur la mort d’Ockeghem’. Eén van de frases in dat werk luidt: “Vous avez perdu votre bon père”. Ook mijn werk is opgevat als een hulde van de ene componist aan de andere. Sowieso refereer ik graag aan de canon, aan het klassieke repertoire. Op deze manier maakte ik dus een hommage aan mijn grote voorbeeld. Daar kwam ook nog een persoonlijk element bij omdat mijn papa, mijn eigen ‘bon père’ tijdens het componeren gestorven is. Op die manier krijgt het werk voor mij nog een extra betekenislaag.
Klaas Coulembier